NJB 2016/1291
Contant geld dat ‘uit enig misdrijf afkomstig is’, art. 420bis lid 1 Sr: dit kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. In casu kon hof oordelen dat daarvan sprake was. Daarbij relevant dat de verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag. A-G: anders
HR 14-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1197
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 juni 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
15/00589
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1197, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑06‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:488, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑04‑2016
- Wetingang
art. 420bis Sr
Essentie
Contant geld dat ‘uit enig misdrijf afkomstig is’, art. 420bis lid 1 Sr: dit kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. In casu kon hof oordelen dat daarvan sprake was. Daarbij relevant dat de verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag. A-G: anders