Hof Arnhem-Leeuwarden, 06-12-2016, nr. 21-004775-14
ECLI:NL:GHARL:2016:9802, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
06-12-2016
- Zaaknummer
21-004775-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:9802, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 06‑12‑2016; (Hoger beroep, Verwijzing na Hoge Raad)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2011:BU9047, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 06‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Vrijspraak na terugwijzing door de Hoge Raad
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004775-14
Uitspraak d.d.: 6 december 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 1 juli 2014- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 december 2011 met parketnummer 10-960045-10 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1979] ,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Procesgang
In eerste aanleg is verdachte bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 december 2011 ter zake van:
feit 1: uit de opbrengst van enig goed voordeel trekken, terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betreft en
feit 2: medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd inverzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Dit gerechtshof heeft in hoger beroep bij arrest van 4 februari 2013 - met vernietiging van bovengenoemd vonnis - verdachte ter zake van feit 1 vrijgesproken en voor feit 2 veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
Zowel het Openbaar Ministerie als de verdachte zijn tegen dit arrest in cassatie gegaan.
De Hoge Raad bevond de bewezenverklaring van het feit 2 niet naar de eis der wet met reden omkleed en heeft bij arrest van 1 juli 2014 voormeld arrest vernietigd maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder feit 2 ten laste gelegde. De Hoge Raad overweegt dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat verdachte in die mate is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldwitwassen vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld, mede in het licht van hetgeen verdachte ter terechtzitting omtrent het geld heeft verklaard. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep voor het overige verworpen en de zaak naar dit hof teruggewezen, teneinde de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. K.A. Krikke, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep is reeds vernietigd door het eerdere arrest van het hof van
4 februari 2013. Na de cassatie van dit arrest staat nog slechts het tenlastegelegde onder
feit 2 ter beoordeling.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005
tot en met 31 december 2005 te Lelystad en/of Schiphol, althans in Nederland
en/of de Verenigde Staten van Amerika
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) (van) (een) geldbedrag(en), te weten van in totaal (tenminste)
20.500,- euro (te weten de som van 8.000,- euro en/of 12.500,- euro), althans
enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing hebben/heeft verborgen en/of verhuld,
althans heeft/hebben hij/zij verdachte en/of zijn/haar mededader(s) verborgen
en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van genoemd(e) geldbedrag(en)
en/of goed(eren) en/of genoemd(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) voorhanden
heeft/hebben gehad terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en),
althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemd(e)
geldbedrag(en) en/of goed(eren) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
en/of
heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovengenoemd(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft, in acht genomen hetgeen de Hoge Raad hierover heeft overwogen, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de door hem en zijn vriendin naar Amerika meegenomen geldbedragen onmiddellijk dan wel middellijk afkomstig waren van enig misdrijf. Het hof acht daartoe in het dossier onvoldoende bewijsmateriaal aanwezig, ook niet op de wijze als door de advocaat-generaal in het door haar ter terechtzitting van 22 november 2016 gepresenteerde overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde onder feit 2 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. A. van Maanen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 6 december 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 december 2016.
Tegenwoordig:
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1979] ,
wonende te [woonplaats] ,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.