Hof Den Haag, 24-02-2015, nr. 200.136.237
ECLI:NL:GHDHA:2015:462
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
24-02-2015
- Zaaknummer
200.136.237
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2015:462, Uitspraak, Hof Den Haag, 24‑02‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2182, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 24‑02‑2015
Inhoudsindicatie
leaseovereenkomst; (schijn van) vertegenwoordiging; betwisting bij gebrek aan wetenschap
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.136.237
Zaaknummer rechtbank : 1241216/13-3817
arrest van 24 februari 2015
inzake
GRENKEFINANCE N.V.,
gevestigd te Maasbree,
appellante,
hierna te noemen: Grenke,
advocaat: mr. I.F.M. Lakwijk te Eindhoven,
tegen
1. DE JONGENS V.O.F.,
gevestigd te Den Haag,
alsmede haar vennoten
2. [geïntimeerde sub 2] en
3. [geïntimeerde sub 3],
beiden wonende te Den Haag,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk te noemen: De Jongens (vrouwelijk enkelvoud),
advocaat: mr. W. Knoester te Den Haag.
Het geding
Bij exploot van 10 september 2013 is Grenke in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Den Haag, team kanton, op 27 juni 2013 tussen partijen gewezen vonnis. Bij memorie van grieven heeft Grenke twaalf grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft De Jongens de grieven bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De feiten weergegeven in de rechtsoverwegingen 1.a tot en met 1.f van het vonnis worden door Grenke bestreden met de grieven 1a tot en met 1f. Indien en voor zover genoemde feiten van belang zijn voor de beslissing in dit hoger beroep zal het hof op deze grieven ingaan.
2. De tussen partijen niet in geschil zijnde feiten zijn de volgende.
2.1.
Grenke is een lease/financieringsmaatschappij. De Jongens V.O.F. drijft tenminste één winkel in tabaksproducten, tijdschriften en kranten.
2.2.
Op of omstreeks 1 september 2011 heeft een vertegenwoordiger van EénGroep B.V. (“EenGroep”), een onderneming die kopieermachines en dergelijke verkoopt, een winkel van De Jongens V.O.F. bezocht. Bij die gelegenheid heeft EenGroep informatie verschaft aan De Jongens V.O.F. omtrent een multifunctionele kopieer- en printmachine van het type Develop Ineo 220+ met toebehoren (USB en Bluetooth-modules en een muntautomaat; hierna de ”copier”) (hierna: “het verkoopgesprek”). De Jongens V.O.F. heeft ter plekke een door EenGroep ingevuld leaseaanvraagformulier van Grenke ondertekend met betrekking tot deze copier. De leaseovereenkomst is tot stand gekomen tussen Grenke en De Jongens V.O.F. Grenke heeft de copier van EenGroep gekocht teneinde deze aan De Jongens V.O.F. te kunnen leasen.
2.3.
De leaseovereenkomst is voor de duur van 72 maanden aangegaan met een maandelijks leasebedrag van € 284 exclusief BTW, te incasseren per kwartaal. Artikel 18 lid 2, eerste volzin, van de algemene voorwaarden (hierna: de AV), waarnaar in de leaseovereenkomst wordt verwezen, luidt:
“Indien de lesssor gebruik maakt van zijn recht op ontbinding of indien de lessee gebruik maakt van zijn opzeggingsrecht overeenkomstig artikel 15, dan heeft de lessor recht op betaling van de voor de totale leasetijd nog uitstaande leasetermijnen.”
2.4.
De copier is 17 november 2011 afgeleverd in de winkel van De Jongens V.O.F. Deze heeft voor ontvangst van de copier getekend middels een afgiftebevestiging die zij aan Grenke heeft geretourneerd. Deze bevestiging luidt (onder meer) als volgt:
“1. Ik heb/wij hebben bovengenoemd leaseobject vandaag, op de dag van de afgifte, ontvangen.
2. Het leaseobject bevindt zich in een correcte en functionele staat.
(…)
4. Het leaseobject stemt overeen met de beschrijvingen in de lease aanvraag/het leasecontract en voldoet aan alle, met de fabrikant of de leveringsfirma, gemaakte afspraken (bv. technische afspraken, afspraken m.b.t. kwaliteit en prestatie). Het bezit alle door de leverancier toegezegde eigenschappen.
(…)
Belangrijk: Op grond van de afgiftebevestiging betaalt de lessor de koopprijs aan de leverancier. Indien de lessee niet aan diens onderzoeksverplichting voldoet en controle of het leaseobject/de leaseobjecten volledig en in correcte staat zijn ontvangen niet uitvoert en/of dit document ondertekent alvorens hij het leaseobject of de leaseobjecten volledig en in correcte staat ontvangen heeft, dan stelt hij de lessor vrij van alle claims en vergoedt hij de daardoor eventuele ontstane schade aan de lessor.”
2.5.
Op grond van de leaseovereenkomst was De Jongens V.O.F. per 1 januari 2012 de maandelijkse leasetermijnen verschuldigd. Voor de periode van 17 november 2011 tot 1 januari 2012 was De Jongens V.O.F. een gebruiksvergoeding verschuldigd van 1/30 van de afgesproken leasetermijn per dag.
2.6.
Met ingang van december 2011 heeft De Jongens V.O.F. betaling van het verschuldigde bedrag achterwege gelaten.
2.7.
Op 27 december 2011 heeft De Jongens V.O.F. aan EenGroep een brief gestuurd die (onder meer) als volgt luidt:
“Op 17 november 2011 is bij ons de nieuwe kopieermachine afgeleverd en op 18 november in gebruik genomen. Helaas moet ik u vertellen dat wij met de machine niet tevreden zijn. Tijdens het verkoopgesprek zijn er andere zaken beloofd dan dat de machine waar kan maken.(…)
U zult begrijpen dat de kosten voor deze machine te hoog worden, en dat deze kosten niet terugverdiend kunnen worden. Zeker niet na wat er in het verkoopgesprek is voorgespiegeld.
Hierbij trek ik de machtiging voor rekeningnummer: 155995650 in, zowel voor de EenGroep als voor Grenke. (…)
Een kopie van deze brief sturen wij naar Grenke (…).”
2.8.
Op 2 januari 2012 heeft De Jongens V.O.F. Grenke telefonisch laten weten dat zij niet tevreden is met de copier en daarom niet meer aan Grenke zal betalen.
2.9.
Op 23 februari 2012 heeft De Jongens V.O.F. andermaal een brief aan EenGroep gestuurd, die (onder meer) als volgt luidt:
“Ik wil u vragen om het contract buitengerechtelijk te ontbinden. Mijn redenen hiervoor zijn
(…)
-Als de klant foto’s wil afdrukken moet er foto papier nog in de machine gedaan worden.
-Overzenden voor een af te drukken foto vanaf de telefoon gaat niet met een i-phone, de meest gebruikte telefoon op dit moment.
-De kwaliteit van de afgedrukte foto’s is erg slecht, waar geen geld voor berekend kan worden.
-Het touch-screen is te onduidelijk voor klanten in onze winkel en deze vragen daar te vaak en te veel hulp bij wat een te grote druk legt op de medewerkers.
-De gebruiksaanwijzing is niet te gebruiken, te veel om af te drukken, en voortdurend de CD lezen werkt niet in een winkel. (…)
Per fax en aangetekend verzonden naar EenGroep en Grenke”
2.10.
Grenke heeft De Jongens V.O.F. gesommeerd de achterstallige leasetermijnen te voldoen, en, na uitblijven van voldoening, de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden bij brief van 16 maart 2012. De copier is op 20 februari 2013 opgehaald en weer in het bezit gekomen van Grenke.
3. Grenke vordert, voor zover nog van belang in dit hoger beroep, dat De Jongens c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld, uitvoerbaar bij voorraad, tot
- -
betaling van € 24.349,50, welk bedrag bestaat uit de onbetaald gebleven gebruiksvergoeding/leasetermijnen tot aan de ontbinding door Grenke op 16 maart 2012 plus de door die ontbinding opeisbaar geworden toekomstige leasetermijnen (artikel 18.2 van de AV), te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke (handels)rente vanaf 11 januari 2012, en
- -
vergoeding van de proceskosten, het salaris van de gemachtigde van Grenke daaronder begrepen.
4. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van Grenke afgewezen. De rechtbank overwoog dat de copier niet aan de verwachtingen voldeed die door de toezeggingen van EenGroep tijdens het verkoopgesprek gewekt waren. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze toezeggingen aan Grenke worden toegerekend. Aangezien de copier niet de eigenschappen had die De Jongens V.O.F. mocht verwachten, was zij gebrekkig in de zin van artikel 7:204 lid BW en was De Jongens V.O.F. op grond daarvan gerechtigd de leaseovereenkomst te ontbinden per 23 februari 2012, waardoor zij van haar betalingsverplichtingen onder de leaseovereenkomst is bevrijd. De tot dat moment vervallen, maar door De Jongens V.O.F. met een beroep op opschorting nog niet betaalde leasetermijnen zijn volgens de rechtbank niet verschuldigd omdat De Jongens V.O.F. van meet af aan niet het verwachte genot heeft gehad van de gehuurde zaak en daarom recht heeft op compensatie.
5. De Jongens beroept zich bij wijze van (zelfstandig) verweer primair op haar buitengerechtelijke ontbinding van de leaseovereenkomst bij brief van 23 februari 2012 wegens gebreken aan het gehuurde (de “ontbindingsbrief”). Volgens De Jongens heeft deze ontbinding haar van (al) haar verplichtingen jegens Grenke bevrijd. Subsidiair beroept zij zich erop dat het voordeel dat Grenke geniet als gevolg van de ontbinding in mindering moet komen op het gevorderde bedrag, alsmede dat Grenke een deel van de schade als gevolg van de ontbinding aan zichzelf te wijten heeft. Voorts beroept De Jongens zich op matiging op grond van artikel 6:109 BW en stelt zij dat artikel 18.2 van de AV, dat De Jongens V.O.F. bij ontbinding verplicht tot betaling van alle resterende leasetermijnen, onredelijk bezwarend is. Ook zou het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn om De Jongens V.O.F. aan de verplichting op basis van artikel 18.2 te houden. De Jongens betwist tot slot de buitengerechtelijke incassokosten, althans beroept zich op matiging daarvan.
Primair verweer: leaseovereenkomst ontbonden door De Jongens bij brief van 23 februari 2012?
6. De Jongens stelt dat zij de overeenkomst bij brief van 23 februari 2012 heeft ontbonden omdat de copier een aantal gebreken vertoonde. Zij voert in dat kader aan dat EenGroep tijdens het verkoopgesprek heeft toegezegd dat (i) met de copier draadloos geprint zou kunnen worden vanaf een iPhone, (ii) de copier zonder hulp van winkelpersoneel door klanten zou kunnen worden bediend, en (iii) de afdrukkwaliteit van foto’s hoog (“briljant”) zou zijn. De copier bleek in de praktijk niet aan deze kenmerken te voldoen, aldus De Jongens.
voorop: (eventuele) toezeggingen aan Grenke toe te rekenen?
7. Volgens Grenke wordt zij niet gebonden door eventuele door EenGroep tijdens het verkoopgesprek gedane toezeggingen of gewekte verwachtingen. De Jongens stelt daar tegenover dat bij haar de schijn is gewekt dat EenGroep in deze als gevolmachtigde van Grenke heeft gehandeld en dat de uitlatingen van EenGroep tijdens het verkoopgesprek daarom aan Grenke kunnen worden toegerekend. Het hof stelt in dit verband voorop dat de partij bij een rechtshandeling die in naam van een ander is verricht, en die op grond van een verklaring of gedraging van die ander, waaronder moet worden begrepen een toedoen van die ander of het bestaan van feiten of omstandigheden die in de risico-sfeer van die ander liggen, het bestaan van een toereikende volmacht mocht aannemen, de onjuistheid van die veronderstelling niet kan worden tegengeworpen. Of een rechtshandeling in naam van een ander is verricht, hangt af van wat de feitelijk handelende personen jegens elkaar verklaard hebben en wat zij daaruit over en weer mochten afleiden.
8. Vast staat dat EenGroep tijdens het verkoopgesprek een door haar ingevuld (standaard)formulier voor de leaseovereenkomst van Grenke ter ondertekening aan De Jongens V.O.F. heeft overhandigd. Het feit dat EenGroep dit formulier zelf kon invullen impliceert naar het oordeel van het hof dat EenGroep deze formulieren van Grenke ter beschikking (‘op zak’) heeft bij verkoopgesprekken zoals die met De Jongens V.O.F. De wederpartij (in casu De Jongens V.O.F.) mag daar redelijkerwijs uit afleiden dat Grenke en EenGroep kennelijk overeen zijn gekomen dat EenGroep op deze wijze financieringen aanbiedt namens Grenke, althans dat Grenke weet van deze handelwijze en deze toelaat. Bovendien is alle informatie omtrent de copier door EenGroep gegeven; Grenke en De Jongens V.O.F. hebben geen contact gehad hierover. Op grond van deze omstandigheden, in onderlinge samenhang gezien, mocht De Jongens V.O.F. ervan uitgaan dat EenGroep de mededelingen over de functionaliteiten van de copier mede namens de uiteindelijke verhuurster, Grenke, deed. Dat Grenke in haar standaardformulier uitdrukkelijk verklaart niet gebonden te zijn door mededelingen van derden doet hier niet aan af. Immers, door de feitelijke situatie waarin EenGroep apparatuur zoals kopieermachines in combinatie met een financiering van Grenke aanbiedt wordt de schijn van vertegenwoordiging reeds gewekt voordat enig document (waaronder de algemene voorwaarden) is gewisseld tussen partijen. Daar komt bij dat op grond van genoemde omstandigheden De Jongens V.O.F. EenGroep terecht niet als (zomaar) een derde beschouwde, maar als behorend tot of handelend namens Grenke, althans handelend met diens goedvinden.
de gestelde tekortkomingen
9. De Jongens heeft haar – door Grenke betwiste – stelling dat de afdrukkwaliteit van de foto’s onder de maat was (zie hierboven onder 6 sub (iii)) niet nader onderbouwd, terwijl dit op haar weg had gelegen, bijvoorbeeld door foto’s over te leggen die met de copier zijn afgedrukt, en, ter vergelijking, daarbij foto’s over te leggen die volgens De Jongens van de gewenste (goede) kwaliteit zijn. Het hof zal dit gebrek als onvoldoende onderbouwd buiten beschouwing laten.
10. Ten aanzien van het door De Jongens gestelde tegenvallende gebruiksgemak van de copier (zie hierboven onder 6 sub (ii)) heeft Grenke uitsluitend aangevoerd dat het gaat om mee- en tegenvallers in de exploitatie die voor risico van de ondernemer dienen te komen. Dàt sprake was van gering gebruiksgemak, zoals in meer detail uiteengezet in de ontbindingsbrief van De Jongens V.O.F., is door Grenke echter als zodanig niet betwist, zodat dit thans vaststaat. Of een dergelijk ‘gebruiksongemak’ kan worden aangemerkt als een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW hangt af van wat De Jongens V.O.F. op dit punt redelijkerwijs mocht verwachten en dat hangt weer (mede) af van wat EenGroep omtrent het gebruiksgemak in het verkoopgesprek heeft verklaard. De Jongens heeft gesteld dat de medewerker van EenGroep destijds heeft toegezegd, althans de verwachting heeft gewekt, dat de copier geschikt was voor gebruik in de winkel van De Jongens V.O.F., meer in het bijzonder dat de clientèle van De Jongens V.O.F. de copier zonder hulp van winkelpersoneel zou kunnen bedienen. Grenke betwist dit bij gebrek aan wetenschap. Dit volstaat in dit geval echter niet. Het moge zo zijn dat Grenke niet bij het onder 2.2. bedoelde verkoopgesprek aanwezig was, maar dit is mede het gevolg van de door haar gekozen constructie waar zij op afstand blijft en geen rechtstreeks contact heeft met haar huurster. Naar het oordeel van het hof mocht van Grenke in redelijkheid worden verwacht dat zij op dit punt navraag zou doen bij EenGroep, die haar bij deze transactie immers heeft vertegenwoordigd, en dat zij in dit geding vervolgens zou aangeven of EenGroep de gestelde toezeggingen al dan niet betwist. Het hof neemt dan ook als vaststaand aan dat de toezeggingen omtrent het gebruiksgemak daadwerkelijk zijn gedaan.
11. Ten overvloede merkt het hof op dat het in de algemene stellingen van Grenke in reactie op de klachten van De Jongens VOF als vermeld in de brief van 23 februari 2012 (prod. 7 bij dagvaarding) geen stellige betwisting kan ontwaren van de stelling van De Jongens c.s. dat met de copier niet draadloos geprint kon worden vanaf een i-phone (zie de klacht hierboven onder 6 sub (i)). Afgezien van enkele algemene opmerkingen die erop neer komen dat Grenke betwist dat sprake is van technische tekortkomingen dan wel van een niet normaal functioneren van het apparaat (zie MvG 28, 29, 32, 46, 56), volstaat Grenke met een betwisting bij gebrek aan wetenschap (MvG 83), waaraan zij direct toevoegt dat De Jongens c.s. niet hebben gesteld dat hun wel was beloofd dat met het apparaat draadloos vanaf een i-phone foto’s zouden kunnen worden geprint. Grenke laat daarmee bewust in het midden of dit soort printer de bedoelde actie normaliter al dan niet zou moeten kunnen uitvoeren. Van Grenke mocht als verhuurster een meer concrete reactie op het specifieke verwijt worden verwacht. Voor zover al moet worden aangenomen dat met dit type copier nooit draadloos vanaf een i-phone geprint kan worden, is niet zonder meer begrijpelijk dat De Jongens V.O.F. dit in redelijkheid ook niet mocht verwachten, mede gegeven het (onvoldoende betwiste) feit dat de i-phone één van de meest gebruikte telefoons van dit moment is.
12. De conclusie luidt dat de copier gebrekkig was in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW en dat De Jongens V.O.F. de overeenkomst daarom bij brief van 23 februari 2012 mocht ontbinden. Hetgeen Grenke in dit verband nog heeft tegengeworpen wordt niet gevolgd. Het hof overweegt als volgt.
afgiftebevestiging dwingend bewijs van afwezigheid van gebreken?
12.1.
Grenke heeft zich beroepen op de onder 2.4. vermelde afgiftebevestiging. Volgens haar levert deze op grond van artikel 157 lid 2 Rv dwingend bewijs op van hetgeen daarin is verklaard, te weten dat de copier geen gebreken heeft en – kort gezegd – aan alle verwachtingen voldoet. Los van de vraag of de afgiftebevestiging een onderhandse partijverklaring is in de zin van artikel 157 Rv of een algemene voorwaarde, geldt dat hetgeen in de bevestiging wordt verklaard moet worden uitgelegd aan de hand van het zogeheten Haviltex-criterium. Omdat de verklaring direct na ontvangst is ondertekend moet zij logischerwijs zodanig worden uitgelegd dat ze betrekking heeft op de waarneembare toestand van de copier op het moment van aflevering. Gebreken die naar hun aard pas later aan het licht zullen kunnen komen, kunnen daar niet onder vallen. De Jongens heeft onbestreden gesteld dat het slechte gebruiksgemak een dergelijk gebrek is.
schending onderzoeksplicht?
12.2.
Evenmin kan worden aanvaard de stelling van Grenke dat De Jongens V.O.F. niet aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan nu zij de afgiftebevestiging heeft ondertekend zonder deugdelijk onderzoek te hebben verricht naar het gebruiksgemak van de copier, respectievelijk dat De Jongens V.O.F. door ondertekening bij Grenke het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat er geen gebreken waren. Indien ervan wordt uitgegaan dat de door De Jongens V.O.F. gestelde mededelingen omtrent het gebruiksgemak zijn gedaan, behoefde De Jongens V.O.F. niet te twijfelen aan de juistheid van die mededelingen en behoefde zij daaromtrent geen nader onderzoek in te stellen. Immers, er was een vertegenwoordiger van EenGroep in de winkel van De Jongens V.O.F. geweest en het moet EenGroep dus duidelijk zijn geweest welk soort winkel, met welk soort clientèle, De Jongens V.O.F. exploiteert. In dat licht mocht De Jongens V.O.F. ervan uitgaan dat EenGroep, die een professionele aanbieder is van dergelijke apparatuur, een deskundig en geïnformeerd advies gaf toen zij de copier aanprees voor de winkel van De Jongens V.O.F.
12.3.
Het feit dat in de afgiftebevestiging na het woord “Belangrijk” een waarschuwing wordt gegeven dat de afgiftebevestiging alleen mag worden ondertekend na controle van het leaseobject maakt het voorgaande niet anders. Niet is gesteld of gebleken dat De Jongens V.O.F. bij deze controle had kunnen opmerken dat de copier niet voldeed aan de gestelde mededelingen met betrekking tot gebruiksgemak. Het betoog dat zij schade heeft geleden door het feit dat De Jongens V.O.F. in de afgiftebevestiging op – volgens Grenke – misleidende wijze heeft verklaard dat de copier voldoet aan alle verwachtingen en correct functioneert, terwijl dit niet het geval bleek te zijn in de praktijk, kan geen doel treffen. Voor zover dit betoog niet reeds afketst op het oordeel dat De Jongens V.O.F. gebreken met betrekking tot het gebruiksgemak niet eerder had kunnen ontdekken, wordt dit betoog overigens gepasseerd nu Grenke daaraan geen (enkele) vordering verbindt.
tijdig geklaagd?
12.4.
Grenke heeft voorts aangevoerd dat De Jongens V.O.F. niet tijdig heeft geklaagd over de gebreken zodat zij daardoor geen beroep meer kan doen op die gebreken.
12.5.
Bij de beoordeling of in een gegeven geval voldaan is aan de in artikel 6:89 BW besloten liggende onderzoeks- en klachtplicht moet rekening worden gehouden met alle relevante omstandigheden, zoals de aard en inhoud van de rechtsverhouding, de prestatie en het gebrek. De waarneembaarheid van een gebrek en de deskundigheid van de ontvanger kan mede bepalen of tijdig is geklaagd. Voorts is van belang of, en in hoeverre, de belangen van Grenke zijn geschaad.
12.6.
Vaststaat dat de copier op 18 november 2011 in de winkel van De Jongens V.O.F. in gebruik is genomen, en dat De Jongens V.O.F. op 27 december 2011 aan (in elk geval) EenGroep heeft laten weten dat de copier niet aan de gedane toezeggingen voldeed, hetgeen is herhaald in het telefoongesprek op 2 januari 2012 met Grenke. Vervolgens is op 23 februari 2012 een (meer) gedetailleerd overzicht van klachten naar EenGroep en naar Grenke verstuurd. Het hof oordeelt dat aldus tijdig is geklaagd. Het onderkennen van gebruiksgemak kan enige tijd vergen. Hoe in de praktijk klanten van de winkel van De Jongens V.O.F. met de copier omgaan en of zij daarbij zelfstandig kunnen opereren, kan enige weken vergen. In een dergelijke periode kan de winkelier, mits voldoende klanten zich aandienen, er achter komen dat klanten bijvoorbeeld het touchscreen moeilijk kunnen bedienen, dat blijkt dat papier moet worden verwisseld bij het geven van printopdrachten voor foto’s, en dat de gebruiksaanwijzing niet gebruiksvriendelijk is. Niet gesteld of gebleken is dat De Jongens V.O.F. genoemde gebreken redelijkerwijs eerder had kunnen of moeten onderkennen. Evenmin is gesteld of gebleken dat Grenke nadeel heeft ondervonden doordat niet op een eerder moment is geklaagd. Grenke heeft alleen gesteld dat zij geen nadeel zou hebben gehad indien direct bij aflevering zou zijn geklaagd. Zoals hiervoor overwogen waren de gebreken echter van dien aard dat deze pas later aan het licht kwamen. De conclusie is dan ook dat De Jongens V.O.F. tijdig over de gebreken heeft geklaagd.
(schuldeisers)verzuim?
12.7.
Grenke betwist verder dat De Jongens V.O.F. gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden omdat Grenke niet in verzuim was op het moment van ontbinding, zoals artikel 6:265 lid 2 BW vereist, aangezien De Jongens V.O.F. in (schuldeisers)verzuim was wegens het niet tijdig betalen van de leasetermijnen. Die stelling kan niet worden gevolgd. Een gebrek in een gehuurde zaak dat het gebruik daarvan geheel of in belangrijke mate verhindert, mits ernstig genoeg, geeft de huurder de bevoegdheid de overeenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden in die zin dat de huurder (gedeeltelijk) van zijn verplichting tot betaling van huur zal zijn bevrijd. Daarvoor is verzuim niet noodzakelijk aangezien het bestaan van een dergelijk gebrek een situatie is waarin de nakoming tijdelijk onmogelijk is in de zin van artikel 6:265 lid 2 BW. Niet althans onvoldoende betwist is dat De Jongens V.O.F. de copier door het tegenvallende gebruiksgemak in feite niet kon gebruiken in haar winkel. Dit gebrek hing samen met het type copier en kon dus niet worden hersteld. Dit betekent dat De Jongens V.O.F. ook zonder verzuim van Grenke gerechtigd was de overeenkomst de ontbinden.
12.8.
Een en ander brengt ook met zich dat in het midden kan blijven of artikel 8.4. van de AV – waarin het recht op opschorting wordt uitgesloten – al dan niet onredelijk bezwarend is. Grenke heeft zich op dit artikel beroepen ter onderbouwing van haar stelling dat De Jongens V.O.F. niet kon ontbinden omdat zij in schuldeisersverzuim verkeerde, maar uit het voorgaande blijkt dat dit betoog niet opgaat.
de geadresseerde van de ontbindingsbrief
12.9.
Grenke heeft tot slot aangevoerd dat De Jongens V.O.F. met de ontbindingsbrief slechts heeft beoogd de service-overeenkomst tussen De Jongens V.O.F. en EenGroep en/of (via de artikelen 10.1 en 10.2 van de AV) de koopovereenkomst tussen Grenke en EenGroep te ontbinden, althans dat zij in elk geval niet hoefde te begrijpen dat de ontbinding (mede) zag op de leaseovereenkomst tussen haar en De Jongens V.O.F. Zij voert hiertoe aan dat de brief alleen is gericht aan EenGroep, dat in de brief mede wordt verwezen naar (vermeende) verplichtingen van De Jongens V.O.F. jegens EenGroep en dat in de latere brief van De Jongens V.O.F. van 13 april 2012 melding wordt gemaakt van een poging tot ontbinding van de “koopoverenkomst (….) met EenGroep”.
12.10.
Het hof verwerpt ook dit betoog van Grenke. Vaststaat dat de ontbindingsbrief van 23 februari 2012 tevens is verstuurd aan Grenke, zoals in de brief ook wordt aangekondigd. Voorts is van belang dat bovenaan die ontbindingsbrief (achter het woordje “betreft”) wordt verwezen naar: “Leasecontract: 064003650”. Dit kan niet anders worden opgevat dan als een ondubbelzinnige verwijzing naar de leaseovereenkomst met Grenke, die ditzelfde nummer heeft (productie 2 bij dagv.). Bovendien wordt in de ontbindingsbrief verwezen naar de eerdere brief van De Jongens V.O.F. van 27 december 2011, waarbij de incassomachtiging zowel voor EenGroep als voor Grenke is ingetrokken. Voor zover juist is de stelling van Grenke dat zij de brief van 27 december 2011 voordien nog niet had ontvangen, had zij die brief eind februari 2012 in elk geval alsnog kunnen opvragen. Het hof vermag dan ook niet in te zien waarom Grenke in redelijkheid mocht denken dat de ontbindingsbrief niet (mede ) betrekking had op de leaseovereenkomst tussen haar en De Jongens V.O.F. Hetgeen Grenke daartoe heeft aangevoerd volstaat in het licht van het voorgaande in elk geval niet.
conclusie
13. Gelet op het voorgaande was De Jongens V.O.F. op 23 februari 2012 gerechtigd de overeenkomst te ontbinden. Anders dan de rechtbank is het hof echter van oordeel dat De Jongens c.s. wel enige gebruiksvergoeding per maand moet betalen, zij het, gelet op het in dit geval aan te nemen gebrek, minder dan gevorderd (vergelijk artikel 6:272 lid 2 BW). Het hof ziet geen grond voor een gebruiksvergoeding over de gehele periode dat de copier kennelijk bij De Jongens V.O.F. heeft gestaan (te weten van 17 november 2011 tot aan 20 februari 2013). Grenke had de copier immers redelijkerwijs binnen een paar weken na de ontbindingsbrief van De Jongens V.O.F. van 23 februari 2012 kunnen ophalen. Het hof bepaalt de waardevergoeding dan ook ex aequo et bono op 4 maanden (17 november 2011 tot 17 maart 2012) x € 170,- (ca. 50% van de maandelijkse leasetermijn van € 337,96 incl. BTW) is € 680,-. In zoverre slaagt grief XII. Nu De Jongens V.O.F. bij de ontbindingsbrief van 23 februari 2012 tevens heeft aangeboden een gebruiksvergoeding (en zelfs een vergoeding van de transportkosten) te betalen, bestaat naar het oordeel van het hof redelijkerwijs geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
14. De conclusie luidt dat het appel grotendeels faalt, op grief XII na. Omwille van de leesbaarheid zal het gehele vonnis worden vernietigd en zal het hof, opnieuw rechtdoende, De Jongens c.s. veroordelen tot betaling aan Grenke van € 680,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (waarvan de verschuldigdheid niet afzonderlijk is betwist) vanaf de data van contractuele opeisbaarheid van de respectieve maandelijkse (lease)termijnen. Voor het overige zullen de vorderingen van Grenke worden afgewezen. Bij deze uitkomst past dat Grenke in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep wordt veroordeeld.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het bestreden vonnis van 27 juni 2013
en, opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt De Jongens c.s. tot betaling aan Grenke van € 680,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de data van contractuele opeisbaarheid van de respectieve (lease)termijnen over 17 november 2011 tot 17 maart 2012 (zie rechtsoverweging 13);
- veroordeelt Grenke in de proceskosten aan de zijde van De Jongens c.s., in eerste aanleg tot aan 27 juni 2013 begroot op € 800,- aan salaris advocaat en in hoger beroep tot op heden begroot op € 1.862,- aan griffierecht en € 1.158,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Dousma-Valk, P.M. Verbeek en M.E. Honée en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2015 in aanwezigheid van de griffier.