Einde inhoudsopgave
Besluit financiële bepalingen bodemsanering
Artikel 39
Geldend
Geldend van 01-07-2017 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
10-03-2017, Stb. 2017, 145 (uitgifte: 07-04-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-03-2017, Stb. 2017, 145 (uitgifte: 07-04-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bodem
Overheidsfinanciën / Algemeen
1.
Gedeputeerde staten kunnen financiële zekerheid laten stellen in een geval als bedoeld in artikel 39f van de wet, indien de saneringskosten van het te saneren geval, dan wel de kosten van nazorg na de sanering, voor meer dan 50% na een periode van tenminste vijf jaar zullen worden gerealiseerd.
2.
Indien gedeputeerde staten de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid opleggen, kunnen zij bepalen op welke wijze aan die verplichting uitvoering wordt gegeven. Daarbij kunnen de volgende vormen worden opgelegd:
- a.
een borgtocht of een bankgarantie
- b.
een hypotheek- of een pandrecht,
- c.
het deelnemen aan een fonds dat naar het oordeel van gedeputeerde staten voldoende waarborg biedt dat de desbetreffende kosten zijn gedekt, of
- d.
het treffen van een andere voorziening, waarbij de financiële zekerheid naar het oordeel van gedeputeerde staten gelijkwaardig is aan de financiële zekerheid, genoemd in a tot en met c.
3.
Bij het niet nakomen van de verplichting waarvoor financiële zekerheid is gesteld nemen gedeputeerde staten verhaal op de gestelde zekerheid.
4.
Gedeputeerde staten kunnen het te verhalen bedrag, bedoeld in het derde lid, invorderen bij dwangbevel.
5.
De verplichting financiële zekerheid in stand te houden vervalt:
- a.
Met betrekking tot de uitvoering van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, eerste lid: wanneer gedeputeerde staten overeenkomstig artikel 39c, tweede lid, hebben ingestemd met het daarin bedoelde verslag;
- b.
Wanneer gedeputeerde staten aan degene aan wie de verplichting was opgelegd te kennen hebben gegeven dat naar hun oordeel financiële zekerheid niet langer vereist is.
6.
Gedeputeerde staten bepalen de hoogte van het bedrag waarvoor financiële zekerheid wordt gesteld op basis van de te verwachten kosten van sanering of nazorg na een periode van 5 jaar. Het bedrag kan op verzoek van degene die de zekerheid heeft gesteld tussentijds worden bijgesteld indien een deel van de maatregelen waarvoor zekerheid is gesteld, is uitgevoerd.