Hof Amsterdam, 03-08-2018, nr. 23-001168-16
ECLI:NL:GHAMS:2018:2724
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
03-08-2018
- Zaaknummer
23-001168-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:2724, Uitspraak, Hof Amsterdam, 03‑08‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:452
Uitspraak 03‑08‑2018
Inhoudsindicatie
Megazaak Tear. Diefstallen van auto’s. Overwegingen over de waardering van herkenning van personen. Overwegingen over structurerende elementen van een criminele organisatie en over deelneming aan een criminele organisatie. Strafmotivering, onder meer over opwaartse afwijking ten opzichte van de eis van de advocaat-generaal.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001168-16
datum uitspraak: 3 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 maart 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-997031-14 (zaak A) en 13-997069-15 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres].
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak B derde cumulatief/alternatief – voor zover het betreft de auto (BMW 535D) met het kenteken [kenteken BMW 535D] – is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9, 11, 12, 13 en 20 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Verweer omtrent de nietigheid van de dagvaarding (zaak A feit 1)
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding voor zover het betreft het in zaak A onder 1 ten laste gelegde feit nietig dient te worden verklaard, nu daarin niet de namen van de vermeende overige deelnemers aan de criminele organisatie worden genoemd. Hiermee is geen genoegzame beschrijving van het de verdachte verweten strafbare feit gegeven, waardoor niet voldaan is aan de eis van artikel 261, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, inhoudende dat de dagvaarding de vermelding van omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan, dient te bevatten.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verwijt van deelneming aan de criminele organisatie betreft voldoende duidelijk is omschreven, zodat het beroep op de niet-ontvankelijkheid van de dagvaarding dient te worden verworpen.
Oordeel van het hof
Het verweer van de raadsman is kennelijk gebaseerd op de stelling dat bij deelneming aan een criminele organisatie, de leden van de organisatie met name in de tenlastelegging dienen te worden genoemd. Deze stelling vindt geen steun in het recht. De tenlastelegging is, in het bijzonder door de precieze aanduiding van het oogmerk van de organisatie, voldoende duidelijk en – in aanmerking genomen de inhoud van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – is het de verdachte steeds duidelijk geweest tegen welke beschuldiging hij zich diende te verweren. De dagvaarding voldoet aan de eisen als gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en het verweer wordt om die reden verworpen.
Nu ook overigens niet gebleken is van enig gebrek aan de tenlastelegging of de dagvaarding zelf, is de dagvaarding geldig.
Tenlasteleggingen
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving en wijziging van de tenlastelegging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A (parketnummer 13-997031-14)
1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 16 maart 2015 te Rotterdam en/of/althans (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en/of één of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van (gekwalificeerde) diefstallen (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het plegen van opzetheling en/of schuldheling (artikel 416 en/of 417bis Wetboek van Strafrecht) en/of
- ( een gewoonte maken van) het plegen van witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht) en/of
- overtreding van art. 41 lid 1, aanhef en onder c en/of d Wegenverkeerswet 1994;
2. Primair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 tot en met 21 januari 2015 te Düsseldorf, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto, te weten een BMW (type X6, kenteken [kenteken BMW X6 1]), geheel of ten dele toebehorende aan respectievelijk [eigenaar BMW X6 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
Subsidiair: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 tot en met 22 januari 2015, te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto, te weten een BMW (type X6, kenteken [kenteken BMW X6 1]), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door diefstal, in elk geval een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. Primair:
hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto, te weten een Volkswagen (type Golf 6, kenteken [kenteken Volkswagen Golf 6]), geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar Volkswagen Golf 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
Subsidiair: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 tot en met 12 februari 2015, te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto, te weten een Volkswagen (type Golf 6, (oorspronkelijk) kenteken [kenteken Volkswagen Golf 6] en/of (vals of vervalst) kenteken [vals kenteken Volkswagen Golf 6]), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door diefstal, in elk geval een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 tot en met 12 februari 2015, te Capelle a/d IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer vals(e) of vervalst(e) geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een of meer kentekenplaten met de tekens [vals kenteken Volkswagen Golf 6], voorhanden heeft gehad, bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat die kentekenplaat/-platen onbevoegd was/waren nagemaakt, en/of dat die kentekenplaat/-platen niet was/waren voorzien van echtheidskenmerken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware(n) dit/die echt en onvervalst;
5
hij op of omstreeks 16 maart 2015 te Capelle a/d IJssel, althans in Nederland, een wapen van categorie I onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
6. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 tot en met 12 februari 2015, te Capelle a/d IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motorrijtuig (auto, merk VW Golf, (oorspronkelijk) kenteken [kenteken Volkswagen Golf 6]) op de weg heeft laten staan of daarmee over de weg heeft gereden, terwijl op dat motorrijtuig een of meer teken(s) was/waren aangebracht, te weten een of meer kenteken(s)/kentekenplaat/-platen, met de tekens [vals kenteken Volkswagen Golf 6], dat/die, niet zijnde een ingevolge artikel 36 Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken(s), door kon(den) gaan voor (een) zodanig(e) kenteken(s);
Zaak B (parketnummer 13-997069-15 (gevoegd))
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 april 2014 tot en met 21 april 2015 te Huizen en/of Schiphol en/of Ouddorp, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer auto's, te weten:
- op of omstreeks 21 april 2014 te Ouddorp een BMW (type 335D), kenteken [kenteken BMW 335D], VIN-nummer [vin-nummer BMW 335D], en/of
- op of omstreeks 4 juli 2014 te Huizen een Volkswagen (type Golf), kenteken [kenteken Volkswagen Golf], VIN-nummer [vin-nummer Volkswagen Golf], en/of
- op of omstreeks 8 februari 2015 te Schiphol een BMW (type 535D), kenteken [kenteken BMW 535D], VIN-nummer [vin-nummer BMW 535D],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan respectievelijk [eigenaar BMW 335D] en/of [eigenaar Volkswagen Golf] en/of [eigenaar BMW 535D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 2 primair en subsidiair en 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Diefstal en heling BMW, X6, kenteken [kenteken BMW X6 1] (zaak A feit 2 primair en subsidiair)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in zaak A onder 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld en daartoe aangevoerd, dat het bewijs mede kan worden gevonden in het telefoongesprek dat de verdachte met [verdachte 1] heeft gehad over het feit dat iets de moeite waard was in Düsseldorf, alsmede in de bemoeienis van verdachte met een en ander nadat de betreffende auto gestolen was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zake van dit feit gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Ondanks het feit dat zich in het dossier aanwijzingen bevinden dat de verdachte op enigerlei wijze bemoeienis heeft gehad met het wegnemen van de BMW op de parkeerplaats van de luchthaven van Düsseldorf, is het hof met de rechtbank van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt om tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde diefstal te komen. Voorts is niet boven redelijke twijfel verheven dat de verdachte zich, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan heling van de betreffende auto. Om die reden zal de verdachte integraal van het onder A 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Diefstal Volkswagen Golf 6, kenteken [kenteken Volkswagen Golf 6] (zaak A feit 3 primair)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het in zaak A onder 3 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal wordt vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zake gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Met de rechtbank en zoals gevorderd door de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de in zaak A onder 3 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging, nu het dossier daartoe onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Heling, valsheid in geschrift, 41 WVW: Volkswagen Golf 6, kenteken [kenteken Volkswagen Golf 6] (zaak A feiten 3, 4 en 6)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het in zaak A onder 3 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van heling wordt veroordeeld en heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat de verdachte in een telefoongesprek tegen [verdachte 1] heeft gezegd waar deze de inmiddels gestolen auto moest parkeren. Later is de gestolen auto met inmiddels valse kentekenplaten daarop nabij de woning van de verdachte aangetroffen. Uit tapgesprekken blijkt vervolgens dat als de politie de auto aldaar weghaalt, [verdachte 1] en de verdachte dat nauwgezet volgen. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de verdachte ter zake van de in zaak A onder 4 en 6 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld, gelet op de (door hem gevorderde) bewezenverklaring van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zake gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Zoals hiervoor is overwogen, is het hof met de rechtbank en zoals gevorderd door de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de in zaak A onder 3 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging, nu het dossier daartoe onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Wel acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van heling. Het hof overweegt in dit verband als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen maakt het hof het volgende op.
In de periode van 9 februari 2015 omstreeks 20:30 uur en 10 februari 2015 omstreeks 7:15 uur is in Amsterdam aan de Westlandgracht een Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken Volkswagen Golf 6] gestolen. De plaats-delict is circa 200 meter verwijderd van de woning van [verdachte 2]. In de avond van 10 februari 2015 zijn de verdachte, [verdachte 1] en [verdachte 2] in Amsterdam. De verdachte, [verdachte 1] en [verdachte 2] hebben een aantal malen telefonisch contact met elkaar. Er wordt kennelijk over auto's gesproken. Omstreeks 21:21 uur belt [verdachte 1] met [verdachte 2]. [verdachte 1] heeft geen sterschroevendraaier, en [verdachte 2] zegt dat die in de achterkant ligt. [verdachte 1] heeft ‘die’ aan de voorkant er al afgetrokken. Omstreeks 21:25 uur belt [verdachte 1] met de verdachte en vraagt of de verdachte een sterschroevendraaier heeft. ‘Die kale’ (het hof begrijpt: [verdachte 2]) heeft er een en komt naar [verdachte 1] toe. Omstreeks 23:26 uur belt [verdachte 1] uit met de verdachte. De verdachte zegt dat hij die ene aan zijn pa heeft gegeven en dat ‘Murat’ morgen komt. Murat moet "dingen erop hebben, dus die kon dan ook gelijk morgen". [verdachte 1] stuurt op 11 februari 2015 omstreeks 15:33 uur twee sms-berichten naar [verdachte 2] met de tekst: "[vals kenteken Volkswagen Golf 6] kan je maken voor die g6" en "moest van die bolle sturen". Gelet op de inhoud van het dossier en het proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2015 inzake ‘straattaal en bijnamen’ dat zich bij de stukken bevindt, alsmede de contacten die de verdachte de avond ervoor met [verdachte 1] en [verdachte 2] heeft gehad, gaat het hof het hof ervan uit dat met ‘de bolle’ de verdachte bedoeld wordt, nu ook geen ander persoon in het dossier voorkomt, die met die naam wordt aangeduid. Omstreeks 19:58 uur belt de verdachte met [verdachte 1] en geeft hij aan dat [verdachte 1] aan de achterkant moet parkeren en naar de voordeur van de verdachte moet komen lopen. Hij zegt dat [verdachte 1] goed bezig is, maar dat hij ‘hem’ aan de achterkant moet parkeren en hem wel bij die ‘dikke osso’s’ (het hof begrijpt, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen: de grotere huizen) moet zetten.
Op 12 februari 2015 wordt de gestolen Volkswagen Golf, nu voorzien van het kenteken [vals kenteken Volkswagen Golf 6], nabij de woning van de verdachte gezien, en wel in de Narcisstraat in Capelle aan den IJssel, geparkeerd ter hoogte van nummer 53. De verdachte woont in de [straatnaam adres verdachte 3] 34. Ter hoogte van de Narcisstraat 53 staan huizen die groter zijn dan andere huizen in die wijk. Voorts worden tijdens de observatie omstreeks 13: 00 uur ook [verdachte 1] en de verdachte waargenomen, terwijl ze voorbijrijden in de Volkswagen Bora van [betrokkene 13], de moeder van de vriendin van [verdachte 1].
De Volkswagen Golf wordt in beslag genomen en overgebracht naar het politiebureau. Omstreeks 13:08 uur wordt [verdachte 1] gebeld door vermoedelijk [verdachte 2], waarbij de verdachte het gesprek van [verdachte 1] overneemt en tegen [verdachte 2] zegt: "Let heel heel heel goed op als je snapt wat ik bedoel… Murat is einde oefening". Desgevraagd geeft [verdachte] aan [verdachte 2] aan: “die (het hof begrijpt : vriend van Murat) kwam net langs bij mijn huis”. [verdachte 2] moet vervolgens van de verdachte naar hem toekomen. In een gesprek tussen [verdachte 1] en de verdachte omstreeks 14:24 uur geeft de verdachte aan dat het boek al gesloten is, en dat het een feit geworden is. Omstreeks 14:45 uur wordt [verdachte 1] opnieuw gebeld door de verdachte, die [verdachte 1] adviseert “dadelijk even Boesem” te checken (volgens de politie mogelijk het bureau aan de Boezembocht in Rotterdam, waar de politie in beslag genomen voertuigen naartoe brengt, die vanaf de openbare weg waarneembaar zijn). Omstreeks 15:14 uur wordt [verdachte 1] weer gebeld door [verdachte 4], waarbij [verdachte 1] vertelt dat het ‘broeia’ (het hof begrijpt: vervelend, slecht) is en dat iets net is ‘getaken’ (het hof begrijpt: gepakt) van hem.
Uit het voorgaande maakt het hof op dat, waar in deze gesprekken Murat wordt genoemd, de gestolen Volkswagen Golf wordt bedoeld. Het hof baseert deze conclusie op de inhoud van de gesprekken tussen de verdachte, [verdachte 2], [verdachte 1] en [verdachte 4], die zich weliswaar bedienen van cryptisch taalgebruik, maar waarbij het kennelijk voor alle deelnemers duidelijk is wat er wordt bedoeld, in samenhang met het feit dat deze gesprekken vrijwel direct plaatsvinden nadat de gestolen Volkswagen Golf door de politie is weggehaald vlakbij de woning van de verdachte. Een alternatieve lezing van de betreffende gesprekken is door de verdachte (die, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, zich kan neerleggen bij een veroordeling wegens medeplegen van heling) niet naar voren gebracht en overigens niet aannemelijk geworden.
Uit de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken trekt het hof de conclusie dat de verdachte samen met [verdachte 1] ook de beschikkingsmacht heeft gehad over de gestolen en van vervalste kentekenplaten voorziene Volkswagen Golf. Daaruit volgt dat de verdachte zich samen met [verdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan heling van de gestolen auto, zoals ten laste gelegd in het in zaak A onder 3 subsidiair ten laste gelegde. Het hof acht bewezen dat hij wist dat ook deze auto van misdrijf afkomstig was. Het hof betrekt daarbij het cryptisch taalgebruik tijdens de gesprekken, nadat ontdekt is dat de Volkswagen Golf door de politie is weggehaald, het feit dat hij blijkens het sms-bericht van [verdachte 1] aan [verdachte 2] opdracht had gegeven de op de Volkswagen Golf aangetroffen kentekenplaten te maken, en het feit (zoals hierna zal worden bewezen verklaard) dat de verdachte zich eerder samen met [verdachte 1] op 21 april 2014 respectievelijk met [verdachte 2] en [betrokkene 1] op 4 juli 2014 aan diefstallen van auto's had schuldig gemaakt. De verdachte wist derhalve ook dat de Volkswagen Golf was voorzien van valse kentekenplaten en heeft [verdachte 1] verzocht de auto met valse kentekenplaten te parkeren aan de openbare weg in de nabijheid van zijn woning.
Daarmee is ook het in zaak A onder 4 en 6 ten laste gelegde bewezen verklaard.
Voorhanden hebben van een boksbeugel (zaak A feit 5)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van dit feit zal worden veroordeeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zake gerefereerd aan het oordeel van het hof. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de boksbeugel op 16 maart 2015 in Capelle aan de IJssel in zijn slaapkamer lag waar zijn vriendin en hij sliepen, dat deze niet van zijn vriendin was en dat hij zich neerlegt bij de veroordeling door de rechtbank.
Oordeel van het hof
Gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat de bij de doorzoeking in zijn woning aangetroffen boksbeugel in de slaapkamer lag waar hij en zijn vriendin sliepen, dat deze niet van zijn vriendin was en hij zich neerlegt bij de veroordeling door de rechtbank ter zake van het voorhanden hebben van deze boksbeugel, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat hij op 16 maart 2015 in Capelle aan den IJssel deze boksbeugel voorhanden heeft gehad.
Diefstal BMW, type 335D, kenteken [kenteken BMW 335D] (zaak B)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van dit feit zal worden veroordeeld, gelet op de belastende verklaring van de getuige [betrokkene 14] bij rechter-commissaris op 25 november 2015, de reisbewegingen van de mobiele telefoon van de verdachte en die van [verdachte 1], die corresponderen met de plaats van de gestolen auto.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zake gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte, samen met [verdachte 1], [betrokkene 1] en [betrokkene 14], op 21 april 2014, in een Volkswagen Golf van [betrokkene 14] naar de parkeerplaats van Marina Port Zélande in Ouddorp zijn gereisd. Aldaar hebben [verdachte 1] en de verdachte een zwarte BMW 335D (kenteken [kenteken BMW 335D]) van een parkeerplaats weggenomen, waarna zij allen weer terug gereden zijn naar Rotterdam, waarbij [verdachte 1] de weggenomen BMW bestuurde. Bewijs voor de aanwezigheid van [verdachte 1] en de verdachte ter plaatse volgt ook uit het feit dat het door [verdachte 1] gebruikte telefoonnummer op 21 april 2014 om 03:23 uur gebruikmaakte van het basisstation ‘Port Zélande 2’ in Ouddorp, welk basisstation de plaats-delict onder zijn bereik had, dat de telefoonnummers van de verdachte en [verdachte 1] zich op 21 en 22 april 2014 op meerdere momenten in elkaars directe nabijheid bevonden en dat de mobiele telefoons van [verdachte 1], [betrokkene 1] en de verdachte op 21 april 2014 tussen 0:24 uur en 0:39 uur alle drie een basisstation in Renesse aanstraalden.
Diefstal Volkswagen, type Golf, kenteken [kenteken Volkswagen Golf] (zaak B)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van dit feit zal worden veroordeeld, gelet op het feit dat de verdachte, evenals [verdachte 2] van camerabeelden is herkend, terwijl er geen reden is om aan deze herkenningen te twijfelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van deze diefstal dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De wijze waarop de herkenning door de verbalisanten tot stand is gekomen, is zodanig dat deze aan een betrouwbare en voor bewijs bruikbare herkenning in de weg staat. Wat op de beelden te zien is, is te summier en te weinig onderscheidend om tot een herkenning te komen. Er is geen sprake geweest van objectieve verbalisanten, bij wie geen (bewuste of onbewuste) verwachting bestond met betrekking tot wie zij op de beelden te zien zouden kunnen krijgen. De bevindingen lijken voorts niet onafhankelijk van elkaar te zijn gedaan en vastgelegd.
Oordeel van het hof
In de onderhavige zaak zijn beeldopnames gemaakt van de diefstal van de betreffende auto. Bij de beoordeling van de vraag naar de betrokkenheid van de verdachte bij deze diefstal zijn de herkenningen door verbalisanten gedaan op basis van dit beeldmateriaal van cruciaal belang.
Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaatsvindt. Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet – althans niet volledig – rationeel proces dat zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden.
Het hof zoekt voor wat betreft het begrip ‘herkennen’ aansluiting bij de in een vakbijlage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) gegeven omschrijving van dit begrip. In de NFI-vakbijlage ‘Algemene onderzoeksmethoden vergelijking van gezichtsbeelden’ is het volgende opgenomen over ‘herkennen’:
“Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld. Gezichtsherkenning van bekende mensen, zoals dat in het dagelijks leven door iedereen plaatsvindt, is een relatief snel en trefzeker ‘holistisch’ proces. De beoordeling vindt snel plaats, door (onbewust) allerlei aspecten af te wegen. De uitkomst van dit proces leidt tot de categorische, stellige uitkomst dat er wel of niet sprake is van herkenning, waarbij de beoordelaar vaak niet expliciet kan uitleggen waarom hij of zij een bepaalde conclusie trekt. (…) Herkenning van personen vindt niet alleen op basis van gezicht plaats, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen en andere, soms onbewuste, voorinformatie zoals de locatie waar een persoon is gezien”.
Op basis van deze begripsomschrijving kan worden geconcludeerd dat verschillende elementen een rol spelen bij een herkenning, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon of waargenomen personen. Hoe meer men van de betrokken persoon of personen een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde kennis waardevoller is, als deze is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is.
Daarnaast kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere – meer objectieve – bewijsmiddelen, aan waarde wint.
Samengevat betekent dit dat de bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld.
Tegen deze achtergrond acht het hof, anders dan de raadsman heeft bepleit, de herkenning van de verdachte en zijn medeverdachten door de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] betrouwbaar en zal het deze herkenning bezigen tot het bewijs. Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Na het bekijken van de beelden ter terechtzitting en de stills in het dossier is het hof van oordeel dat deze beelden voldoende duidelijk zijn om enkele uiterlijke kenmerken van de betreffende drie personen in samenhang te kunnen waarnemen.
Uit het dossier blijkt dat de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] voorafgaand aan het door hen (al dan niet voor de tweede keer) bekijken van de beelden van de diefstal, één of meer van de verdachten in deze zaak hebben gezien en gesproken.
Zo heeft verbalisant [verbalisant 1] samen met verbalisant [verbalisant 3] op 17 maart 2015 en 18 maart 2015 [betrokkene 1] verhoord. De verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] hebben op 6 mei 2015 en 3 juni 2015 de verdachte verhoord, en op 25 november 2015 en 26 november 2015 [verdachte 2].
Verbalisant [verbalisant 4] had op 21 oktober 2014 een ontmoeting gehad met [verdachte 2] en [betrokkene 1], ten tijde van het wegnemen van de Landrover, type Range Rover Evoque, met het kenteken [kenteken Range Rover Evoque 2].
Toen de verbalisanten dus (al dan niet opnieuw) naar de beelden keken, hadden zij derhalve al daadwerkelijk een of meer ontmoetingen gehad met een of meer van de betreffende verdachten.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij de verdachte heeft herkend aan zijn manier van lopen en uiterlijk. Verbalisant [verbalisant 3] herkende de verdachte aan zijn manier van lopen, gezette postuur en kleding en verbalisant [verbalisant 4] herkende de verdachte niet. Voorts heeft verbalisant [verbalisant 1] [betrokkene 1] herkend naar aanleiding van observaties.
Gelet op hetgeen zojuist is opgemerkt ten aanzien van de ontmoetingen van de verbalisanten met één of meer van de verdachten, acht het hof hetgeen de raadsman heeft opgemerkt met betrekking tot de herkenning onvoldoende om aan de betrouwbaarheid van de herkenning te twijfelen. Daarbij komt dat de herkenning door de drie verbalisanten ondersteund wordt door de volgende omstandigheden.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft geconstateerd dat op de beelden te zien is dat [betrokkene 1] en de verdachte een trainingsbroek respectievelijk trainingspak dragen die respectievelijk dat sterke overeenkomsten vertoont met de trainingsbroek respectievelijk het trainingspak dat bij de doorzoekingen in hun woningen is aangetroffen.
Voorts blijkt uit het dossier dat [betrokkene 1] en de verdachte op 21 april 2014 betrokken zijn geweest bij de diefstal van een BMW en dat (zoals hierna zal blijken) [betrokkene 1] en [verdachte 2] op 14 oktober 2014 en 21 oktober 2014 betrokken zijn geweest bij de diefstal van in totaal twee Range Rovers. Bovendien volgt uit het dossier dat [betrokkene 1] en [verdachte 2] meermalen telefonisch contact met elkaar hebben gehad, waarbij het kennelijk over een auto en (het maken door de verdachte van) kentekenplaten ging (zie eerste aanvulling zaak dossier criminele organisatie, pagina 14, gesprek 13 oktober 2014, 19:23 uur en pagina 15, gesprek 16 oktober 2014, 16:05 uur).
Het hof trekt uit het voorgaande conclusie dat [verdachte 2] in ieder geval [betrokkene 1] kende, dat [betrokkene 1] en de verdachte elkaar kenden en dat de wederzijdse relaties (mede) een crimineel karakter hadden.
Tenslotte is tijdens een doorzoeking op het adres [straatnaam verblijfadres betrokkene 1] in Capelle aan de IJssel (het verblijfadres van [betrokkene 1]) een huurcontract in beslag genomen met betrekking tot een Volkswagen Golf, kenteken [kenteken gehuurde Volkswagen Golf]. Dit contract stond op naam van de partner van de moeder van [betrokkene 1], en vermeldt als adres: [straatnaam en postcode adres betrokkene 1] Rotterdam, het BRP-adres van [betrokkene 1]. De in Huizen ontvreemde Volkswagen Golf is in Amsterdam teruggevonden, voorzien van valse kentekenplaten met daarop het kenteken van deze gehuurde Golf. Dit vormt een krachtige aanwijzing voor de betrokkenheid van [betrokkene 1] bij de diefstal. Gelet op de overige gebleken relaties tussen [verdachte], [verdachte 2] en [betrokkene 1] draagt dit tevens bij aan de kwaliteit van de herkenning van de drie personen in de garage in Huizen.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, is het enkele feit dat de betreffende verbalisanten op de hoogte waren van het feit dat de verdachte in de onderhavige zaak als verdachte was aangemerkt onvoldoende om de conclusie te trekken dat de verbalisanten om die reden geen objectieve waarnemers zouden zijn. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat de herkenningen tot stand zijn gekomen op een zodanige wijze dat niet meer van een betrouwbare herkenning zou kunnen worden gesproken. Dat de bevindingen niet onafhankelijk van elkaar lijken te zijn gedaan (en, zo begrijpt het hof, de verbalisanten elkaar onderling beïnvloed zouden hebben) is niet aannemelijk gelet op het feit dat enkel verbalisant [verbalisant 2] zowel [verdachte 2] als [betrokkene 1] en de verdachte herkent, terwijl verbalisant [verbalisant 3] alleen [verdachte 2] en de verdachte herkent en verbalisant [verbalisant 4] enkel [verdachte 2] herkent.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Diefstal door middel van valse sleutels
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De auto’s ten aanzien waarvan de diefstal bewezen is verklaard, zijn telkens weggenomen zonder dat is gebleken van braak. Uit de aangiften van de gedupeerden volgt dat de auto’s steeds deugdelijk waren afgesloten.
Bij de doorzoekingen van de woningen van [verdachte 1], de verdachte en [verdachte 2] zijn diverse voorwerpen aangetroffen, gerelateerd aan voertuigcriminaliteit, meer in het bijzonder autodiefstal.
In de woning van [verdachte 1] in Rotterdam is een ‘key cutter’ gevonden. Met een ‘key cutter’ kunnen (blanco) autosleutels worden ‘geknipt’, zodat nieuwe – niet-originele – (auto)sleutels kunnen worden gefabriceerd. In de woning van [verdachte 1] zijn (blanco) autosleutels, onder meer van het type HU66 gevonden. Uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek aan de in beslag genomen goederen volgt dat door middel van de ‘key cutter’ blanco HU66-sleutels geknipt kunnen worden tot een niet-originele sleutel voor voertuigen van de VAG-groep (producent van de merken Volkswagen, Audi, Seat en Skoda). Naast de ‘key cutter’ is een ‘PLCC-extractor’ aangetroffen; hiermee kunnen elektronische chips worden losgekoppeld van een (elektronische) module. Op het verblijfadres van [verdachte 1] te Zwijndrecht is een ‘turbodecoder’ aangetroffen. Met de aangetroffen ‘turbodecoder’ kunnen nagenoeg alle BMW’s (tot bouwjaar 2013) en Range Rover voertuigen worden geopend. Zowel van de ‘key cutter’ en de ‘turbodecoder’ is het de verbalisant ambtshalve bekend dat deze plegen te worden gebruikt bij voertuigcriminaliteit, zoals de diefstal van een voertuig.
In de woning van de verdachte is een ‘keyreader HU66’ gevonden. Met deze ‘keyreader’ HU66’ kan, zo volgt uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek aan de in beslag genomen goederen, een slot van een auto van de VAG-groep worden gedecodeerd, waarna met de uitgelezen code een sleutel kan worden nagemaakt. Verder zijn in de woning van de verdachte een ‘lockpick’ en een ‘turbodecoder/slotentrekker’ aangetroffen. Met beide voorwerpen kunnen sloten worden geopend zonder gebruikmaking van een sleutel.
In de woning van [verdachte 2] is een ‘HU92-multipickgereedschap’ aangetroffen. Met dit ‘multipickgereedschap’ kunnen, zo volgt uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek aan de in beslag genomen goederen, nagenoeg alle BMW’s (tot bouwjaar 2013) en Range Rovers, uitgerust met een HU92-slot, geopend worden. Verder is in de woning van [verdachte 2] een ‘slotentrekker’ aangetroffen, die gelijkend is op een slotentrekker voor voertuigen met slottypes HU66 (Volkswagen, Audi, Seat) en HU92.
Op grond van het samenstel van de aangetroffen goederen bij de hiervoor genoemde personen, die, zoals hierna nader zal worden overwogen, deel hebben uitgemaakt van een criminele organisatie waarin men zich bezighield met diefstal en heling van auto’s, en het feit dat de auto’s telkens zijn ontvreemd zonder dat uit de aangiftes met betrekking tot de weggenomen auto’s of uit de staat waarin de later teruggevonden auto’s verkeerden, blijkt van braaksporen bij de betreffende auto’s, leidt het hof af dat de verdachte en zijn mededaders in staat waren de auto’s met behulp van daartoe geschikte gebruiksvoorwerpen onder hun bereik te brengen en de motor te starten en dat zij dienovereenkomstig hebben gehandeld. Het hof komt op grond van deze feiten en omstandigheden dan ook tot de slotsom dat elke auto die ontvreemd is door de verdachte, al dan niet in samenwerking met één of meer van zijn mededaders, onder zijn dan wel hun bereik is gebracht door middel van valse sleutels. Dit betekent dat telkens sprake is geweest van diefstal door middel van valse sleutels.
Criminele organisatie
Door de verdachte gepleegde misdrijven
In het voorgaande heeft het hof de bewijslevering besproken ten aanzien van onder meer de feiten 3 subsidiair, 4 en 6 van zaak A en de feiten van zaak B. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen acht het hof bewezen dat de verdachte twee diefstallen van auto’s (ten laste gelegd in zaak B) heeft medegepleegd. Zijn mededaders bij deze feiten, gepleegd op 4 juli 2014 in Huizen en op 21 april 2014 in Ouddorp, waren [betrokkene 1] en [verdachte 2] respectievelijk [betrokkene 1] en [verdachte 1]. De onder A 3 subsidiair bewezen verklaarde heling van een auto, gepleegd in de periode 9 tot en met 12 februari 2015, heeft de verdachte gepleegd met [verdachte 1].
Contacten
De mededaders van één of meer van de diefstallen, [verdachte 2] en [betrokkene 1], hebben onderling telefonisch contact gehad in de periode 11 tot en met 20 oktober 2014. Deze contacten hadden, zo blijkt uit de weergave van opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken, betrekking op te stelen dan wel gestolen auto’s (bewijsmiddelen onder nummer 140-1).
Zowel [verdachte] als [betrokkene 1], één van de mededaders bij beide bewezen verklaarde diefstallen, stond in contact met [verdachte 1]. De bewijsmiddelen houden wat betreft de verdachte diverse telefoongesprekken in, gevoerd in de periode 19 januari tot en met 22 februari 2015. Dit blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen onder nummer 140-3. Tijdens een van de gesprekken komt [verdachte 2] (‘de kale’) ook ter sprake als een persoon met een relevante bijdrage. De onderschepte gesprekken tussen [betrokkene 1] en [verdachte 1], zoals opgenomen in de bewijsmiddelen onder nummer 140-4, zijn gevoerd op 3 oktober en 5, 17 en 19 november 2014. Ook blijkt dat [betrokkene 1] over [verdachte 1] (‘Koelie’) spreekt met een onbekende derde, in de sleutel van autodiefstallen.
Daarnaast heeft ook [verdachte 2], één van de mededaders bij de diefstal in Huizen, per telefoon contact gehad met [verdachte 1] [verdachte 1] in de periode 30 januari 2015 tot 16 maart 2015. Dit blijkt uit de weergave van de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken opgenomen in bewijsmiddel nummer 140-2.
Tijdens telefoongesprekken gevoerd op 7 februari 2015 was zowel de verdachte als [verdachte 2] gesprekspartner van [verdachte 1]. Deze gesprekken staan blijkens hun inhoud in een onderling verband. Korte tijd later pleegde [verdachte 1] een autodiefstal, zoals hierna zal blijken. In het licht van deze, op de gesprekken gevolgde, diefstal kan de inhoud van deze gesprekken niet anders worden uitgelegd dan als betrekking hebbend op deze diefstal, in die zin dat de verdachte [verdachte 1] naar de woning van [verdachte 2] heeft gedirigeerd en [verdachte 2] een praktische bijdrage heeft geleverd. Uit het feit dat de verdachte de naam van de straat waar [verdachte 2] woont, noemt en hem in dat verband aanduidt als ‘de kale’, gaat het hof er vanuit dat met deze aanduiding de persoon [verdachte 2] wordt bedoeld (bewijsmiddelen 140-4a).
Rol en netwerk van [verdachte 1]
[verdachte 1] heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en heling van auto’s. Blijkens de inhoud van de bewijsmiddelen 140-5 is hij op 25 september 2014 als bestuurder aangetroffen in een gestolen Volvo V50 en heeft hij op 6 november 2014 in Amsterdam tezamen en in vereniging met [betrokkene 1] twee dure auto’s gestolen. [verdachte 1] heeft een auto gestolen in Düsseldorf op 20 of 21 januari 2015 en samen met [betrokkene 2] heeft [verdachte 1] op 16 september 2014 een BMW 520D gestolen in Zierikzee. Voorts heeft [verdachte 1], tezamen en in vereniging met onder anderen de verdachte en [betrokkene 1] een BMW 3er Reihe gestolen in Ouddorp op 21 april 2014 en heeft hij samen met een ander een BMW X5 gestolen in Hoofddorp op 7 februari 2015 (bewijsmiddelen weergegeven onder nummer 140-5).
[verdachte 1] heeft veelvuldig telefonisch contact gehad met nog enkele andere personen die kennelijk betrokken waren bij diefstal en heling van auto’s. Daarbij gaat het in het bijzonder om [betrokkene 8], [betrokkene 9], [betrokkene 7] en [betrokkene 2]. Ook onderling hebben deze personen contact onderhouden. Een enkele keer geeft [verdachte 1] instructies aan onbekend gebleven personen. De relevante inhoud van deze gesprekken is opgenomen in de bewijsmiddelen onder nummer 140-6.
Ook [verdachte 4] is met grote regelmaat in contact geweest met [verdachte 1] en met enkele andere hiervoor genoemde personen. [verdachte 4] heeft verklaard over de samenwerking met [verdachte 1] tijdens het verhoor bij de politie op 7 mei 2015. De hierop betrekking hebbende bewijsmiddelen zijn opgenomen onder nummer 140-7. Gevraagd naar de afzet van gestolen auto’s heeft [verdachte 4] geantwoord dat er vraag is naar dure, snelle en luxe auto’s. Voorts heeft hij verklaard over het gebruik van jammers. Ook [betrokkene 9] heeft verklaard over de aanmaak van kentekenplaten, de verkoop van gestolen auto’s en over de positie van [verdachte 1] (bewijsmiddel 140-8).
Loods
[verdachte 4] trad bovendien op als huurder van een loods, gelegen aan de [straatnaam loods] in Rotterdam. Deze loods, door [verdachte 1], [betrokkene 8], [betrokkene 9] en [verdachte 4] ook wel aangeduid als de “basis”, is één van de verbindende elementen in de organisatie geweest. In de loods zijn op 25 november 2014 onderdelen van gestolen voertuigen aangetroffen. Voorts blijkt uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken dat op handen zijnde controles in de loods tot onrust onder [verdachte 4], [betrokkene 9] en [verdachte 1] aanleiding geven (bewijsmiddel 140-9).
In beslag genomen voorwerpen
Bij vrijwel alle hiervoor genoemde personen zijn op 16 maart 2015 tijdens doorzoekingen van de woningen waarin zij verbleven voorwerpen aangetroffen die in verband zijn gebracht met diefstal van auto’s en de vervaardiging van sleutels en valse kentekenplaten. In de woning van [verdachte] zijn zes autosleutels van diverse merken, zoals BMW, Range Rover en merkloze sleutels aangetroffen. Ook zijn een printplaat van een sleutel, een turbodecoder, een keyreader, twee blanco kentekenplaten en een GPS-tracker aangetroffen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op vragen hierover geantwoord dat hij soms werkzaamheden verrichtte in de werkplaats van een oom die in zijn vrije tijd auto’s repareerde. Voor een deel heeft hij zich beroepen op zijn zwijgrecht. Daarmee heeft hij naar het oordeel van het hof geen toereikende verklaring afgelegd die aan het bezit van deze voorwerpen het belastende karakter ontneemt.
In de woning van [verdachte 2] heeft een doorzoeking plaatsgevonden op 14 april 2015. Daarbij is onder meer een slotentrekker aangetroffen en in beslag genomen (bewijsmiddelen 140-10).
Afnemers
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat in het bijzonder [verdachte 1] en [betrokkene 8] contact onderhielden met afnemers van auto’s. In een aantal gevallen was zelfs sprake van bestellingen. Contactpersonen zijn onder anderen [betrokkene 3], [betrokkene 10] en [betrokkene 11] (bewijsmiddelen 140-11).
Conclusie over inhoud contact
In het licht van al het voorgaande kunnen de gesprekken die de verdachte met [verdachte 1] heeft gehad niet anders worden uitgelegd dan als betrekking hebbend op gestolen of te stelen auto’s. De gesprekken gaan onder meer over de overdracht van een auto aan een derde persoon en de aanmaak van kentekenplaten en van een sleutel. In die processen heeft [verdachte 2] kennelijk een rol bij de praktische uitvoering. De verdachte heeft hierover zelf vrijwel geen vragen van het hof willen beantwoorden hetgeen met zich brengt dat geen enkele aanleiding bestaat om van de mogelijkheid van een andere, de verdachte ontlastende, uitleg van de inhoud van de telefoongesprekken uit te gaan.
Deelneming aan een criminele organisatie?
Bij deze stand van zaken staat ter beantwoording de vraag of het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, ook het bewijs oplevert dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Naar het oordeel van het hof is daarvan sprake geweest. De organisatie heeft bestaan uit de personen: [verdachte 1], [betrokkene 1], [betrokkene 8], [betrokkene 7], [betrokkene 2], [betrokkene 9], [verdachte 4], [verdachte 2] en de verdachte.
Structuur en duurzaamheid
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat een zekere structuur en duurzaamheid hebben bestaan. Die structuur komt tot uitdrukking in de relaties die diverse personen met [verdachte 1] hebben gehad waarbij uiteenlopende aspecten van voertuigcriminaliteit de telkens terugkerende onderwerpen van gesprek waren. Daarnaast is voldoende duidelijk sprake geweest van een “binnenkant” en een “buitenkant” van de organisatie. Wat de “binnenkant” betreft overweegt het hof dat er een vast omlijnde groep van ongeveer tien personen is geweest. Zij pleegden in wisselende samenstelling diefstallen en hadden op regelmatige basis onderling contact. Ze stonden allen in verbinding met [verdachte 1]. In meer of mindere mate hadden zij ook onderling contact. Bovendien zijn diverse opdrachtgevers respectievelijk afnemers aan te wijzen. Zij vormden tezamen de relevante omgeving van de organisatie waarmee individuele deelnemers relaties onderhielden (de “buitenkant”). Het is overigens niet in alle gevallen mogelijk gebleken de identiteit van de betrokken afnemers te achterhalen.
Er mag van worden uitgegaan dat niet alle deelnemers elkaar kenden, maar dat is een eis die in de rechtspraak niet wordt gesteld aan het bewijs. In elk geval kan uit de inhoud van de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken worden opgemaakt dat de betrokkenen elkaar regelmatig benaderden met de vraag om hulp, bemiddeling of verstrekking van een stuk gereedschap.
Betekenis komt in dit verband ook toe aan een gezamenlijk gebezigd jargon. Kennelijk met de bedoeling zich op versluierende wijze uit te drukken hanteerden de betrokkenen enigszins gecodeerde aanduidingen voor automerken en -types (bempie, een zes, een vijf) en voor kentekenplaten (een gele).
De loods aan de [straatnaam loods] in Rotterdam vormde eveneens een structurerend element. Weliswaar is de verdachte er nooit gezien en is hij er, volgens zijn eigen verklaring ter terechtzitting in hoger beroep, zelfs nooit geweest, maar dit doet niet af aan de constatering dat de beschikbaarheid van deze locatie heeft bijgedragen aan de structuur van de organisatie als geheel.
De duurzaamheid is met het voorgaande gegeven. Gedurende een periode van aanzienlijke duur zijn de diefstallen van veelal dure auto’s uitgevoerd en heeft telecommunicatie tussen betrokkenen plaatsgevonden. De verdachte komt gespreid over die gehele periode als pleger van misdrijven waarop de organisatie het oog had dan wel als deelnemer aan gesprekken met een criminele intentie in de bewijsvoering naar voren.
Oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie is onmiskenbaar voertuigcriminaliteit in de brede zin van het woord geweest. De deelnemers hadden een gemeenschappelijke oriëntatie. Deze blijkt uit de door [verdachte 1], [verdachte], [betrokkene 1] en [verdachte 2] gepleegde misdrijven. In de woningen waar zij woonden of verbleven en in woningen van enkele andere deelnemers zijn voorwerpen aangetroffen die geschikt of bestemd zijn voor autodiefstallen en daarmee verband houdende activiteiten.
Bedoeld oogmerk blijkt ook uit de inhoud van de voor het bewijs gebezigde telefoongesprekken.
De verdachte als deelnemer
Tot slot de deelneming door de verdachte aan de organisatie. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als aan twee vereisten is voldaan:
1) de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband; en
2) de verdachte heeft een aandeel in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de bijdrage van de verdachte voldoende substantieel is geweest om deze aan te merken als deelneming in de zin van artikel 140 Sr. Gespreid over de maanden april tot en met juli 2014 heeft de verdachte twee maal deelgenomen aan de diefstal van een auto tezamen met meer personen die ook deel uitmaken van het samenwerkingsverband. Vervolgens is hij in het eerste kwartaal van 2015 met regelmaat gesprekspartner van [verdachte 1] die een sleutelrol vervult bij diefstallen van auto’s en de verkoop van die auto’s. In dat verband blijkt de verdachte in praktische zin een rol van betekenis te vervullen, welke op zijn minst als informerend en ondersteunend kan worden gekwalificeerd. Over de precieze inhoud daarvan heeft hij niet willen verklaren, maar dat doet in het geheel niet af aan de bewijswaarde en bewijskracht die aan de tapgesprekken kunnen worden toegekend.
Het hof acht bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Daartoe zijn, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, redengevend de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen die betrekking hebben op de ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie en de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de feiten 3 subsidiair, 4 en 6 van zaak A en op de feiten van zaak B.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in het najaar van 2014 in het buitenland heeft verbleven. Dit hoeft aan bewezenverklaring van de in de tenlastelegging opgenomen pleegperiode echter niet in de weg te staan. Bedoeld verblijf is kennelijk gevolgd op de bewezen verklaarde diefstallen van zaak B. Kort daarna, in het eerste kwartaal van 2015, hebben de telefonische contacten alsmede de heling plaatsgevonden die mede redengevend zijn voor het bewijs van de deelneming aan de criminele organisatie. Hiermee wordt de continuïteit van de organisatie juist tot uitdrukking gebracht. Het “gat” in de deelneming door de verdachte is, naar het hof aanneemt, enkele maanden geweest (op vragen over de precieze duur van die periode heeft de verdachte geen antwoord willen geven) hetgeen van onvoldoende betekenis is om de door de raadsman verzochte splitsing aan te brengen in de bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A (parketnummer 13-997031-14)
1. hij in de periode van 1 april 2014 tot en met 16 maart 2015 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van gekwalificeerde diefstallen en
- het plegen van opzetheling en
- valsheid in geschrift;
3. Subsidiair:
hij in de periode van 9 tot en met 12 februari 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een auto, te weten een Volkswagen (type Golf 6, oorspronkelijk kenteken [kenteken Volkswagen Golf 6] en vals kenteken [vals kenteken Volkswagen Golf 6]), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. hij in de periode van 9 tot en met 12 februari 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk valse geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten kentekenplaten met de tekens [vals kenteken Volkswagen Golf 6], voorhanden heeft gehad, bestaande die valsheid hierin dat die kentekenplaten onbevoegd waren nagemaakt, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren die echt en onvervalst;
5. hij op 16 maart 2015 te Capelle a/d IJssel, een wapen van categorie I onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
6. hij in de periode van 11 tot en met 12 februari 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een motorrijtuig (auto, merk VW Golf, oorspronkelijk kenteken [kenteken Volkswagen Golf 6]) op de weg heeft laten staan of daarmee over de weg heeft gereden, terwijl op dat motorrijtuig tekens waren aangebracht, te weten kentekenplaten met de tekens [vals kenteken Volkswagen Golf 6], die, niet zijnde een ingevolge artikel 36 Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken, door konden gaan voor een zodanig kenteken;
Zaak B (parketnummer 13-997069-15 (gevoegd))
hij op tijdstippen in de periode van 21 april 2014 tot en met 4 juli 2014 te Huizen en Ouddorp, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen auto's, te weten:
- op 21 april 2014 te Ouddorp een BMW (type 335D), kenteken [kenteken BMW 335D], VIN-nummer [vin-nummer BMW 335D], en
- op 4 juli 2014 te Huizen een Volkswagen (type Golf), kenteken [kenteken Volkswagen Golf], VIN-nummer [vin-nummer Volkswagen Golf],
toebehorende aan respectievelijk [eigenaar BMW 335D] en [eigenaar Volkswagen Golf], waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Hetgeen in zaak A onder 1, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage bij dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 en in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het in zaak A onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Het in zaak A onder 5 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak A onder 6 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van artikel 41, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in zaak B bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 en in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 2 primair en 3 primair en in zaak B derde cumulatief/alternatief – voor zover het betreft de auto met het kenteken [kenteken BMW 535D] – ten laste gelegde vrijgesproken en hem ter zake van het in zaak A onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5, 6, en in zaak B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden en 11 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en de in beslag genomen voorwerpen, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan twee gekwalificeerde diefstallen van auto’s en aan heling van een gestolen auto. De materiële schade voor de benadeelden is hierdoor groot.
Bij de diefstallen is de verdachte, in samenwerking met anderen, zeer professioneel te werk gegaan. Er werd gebruik gemaakt van geavanceerde elektronische apparatuur waarmee de auto’s zonder braak konden worden geopend en gestart.
Ten laste van de verdachte is ook de deelneming aan een criminele organisatie bewezen verklaard. De deelnemers aan de organisatie hielden zich bezig met autodiefstallen. Na de ontvreemding dienden de weggenomen auto’s te worden voorzien van valse kentekenplaten, moesten sleutels worden aangemaakt en werden er prijzen doorgegeven. Uit de bewijsmiddelen met betrekking tot diverse gestolen auto’s blijkt dat dit in korte tijd gebeurde. Binnen enkele dagen waren de auto’s veelal voorzien van valse kentekenplaten en werd er onderhandeld met een klant over de prijs.
De verdachte heeft contact onderhouden met [verdachte 1], die een sleutelrol in die organisatie speelde. Daarnaast heeft hij meermalen telefonisch gesproken met [verdachte 2]. De gesprekken stonden blijkens hun inhoud telkens in het teken van de kernactiviteiten van de organisatie.
Het georganiseerde verband waarin de verdachte als schakel heeft geopereerd heeft als zodanig een entiteit gevormd die ontregelend is geweest voor het maatschappelijk en economisch leven.
De verdachte heeft zich gedurende het opsporingsonderzoek en tijdens de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg overwegend op zijn zwijgrecht beroepen. Pas ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij gezegd dat het hoger beroep zich richt tegen de veroordeling ter zake het lidmaatschap van de criminele organisatie en de gekwalificeerde diefstal van de VW Golf in Huizen en dat hij zich “schikte” in de veroordelingen ten aanzien van de andere feiten.
Op elke vraag van het hof over de gang van zaken bij de dan kennelijk door hem niet betwiste gekwalificeerde diefstal van een BMW in Ouddorp (zaak B), gericht op verkenning van eventuele, in de tenlastelegging opgenomen, kwalificerende omstandigheden, heeft de verdachte er het zwijgen toe gedaan. Dat geldt ook voor de vragen die hem zijn gesteld in de sleutel van de ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie. Met deze proceshouding heeft de verdachte geen blijk gegeven van enig inzicht in de ernst van de door hem gepleegde feiten.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het maken van een valse kentekenplaat en aan het voorhanden hebben van een boksbeugel.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juni 2018 blijkt dat hij meermalen door de strafrechter onherroepelijk is veroordeeld voor misdrijven.
Met de op te leggen straf beoogt het hof allereerst tot uitdrukking te brengen dat de aanzienlijke schade die de verdachte aan anderen heeft toegebracht wordt vergolden. Daarbij betrekt het hof de brutaliteit en het raffinement waarvan de door de verdachte bij de diefstallen gehanteerde werkwijze getuigt. In samenhang daarmee heeft de op te leggen straf tot doel om de verdachte ervan te weerhouden om op de door hem ingeslagen weg door te gaan. Daarnaast dient de straf in het algemeen een signaal te zijn dat het bij voortduring stelen en helen van auto’s en het participeren in een organisatie gericht op het verhandelen daarvan tot een stevige reactie van de strafrechter leiden.
Al het voorgaande leidt het hof tot de slotsom dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf geen recht doet aan de ernst van de feiten en aan de persoon van de verdachte. De schaal waarop de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde misdrijven en het georganiseerde verband waarbinnen deze feiten zijn gepleegd, vergen een aanzienlijk krachtiger reactie van de strafrechter.
Voor het door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke strafdeel acht het hof geen grond aanwezig. De proceshouding van de verdachte houdt, zoals uit het voorgaande mag blijken, geen enkele uitnodiging aan de rechter in om een voorwaardelijk strafdeel te overwegen.
Het voorgaande houdt in dat met de omstandigheden die door de raadsman naar voren zijn gebracht niet in strafmatigende zin rekening kan worden gehouden.
Tot slot overweegt het hof dat het in zaak A onder 4 en 6 bewezen verklaarde in een onderlinge verhouding staat van eendaadse samenloop.
Het hof is van oordeel dat als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden dient te gelden. Er is echter, gezien de vonnisdatum 11 maart 2016, sprake van enige overschrijding van de redelijke termijn voor berechting in de hoger beroepsfase. Uitgaand van de maatstaf van 24 maanden voor de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is, nu het hof op 3 augustus 2018 arrest wijst, sprake van een overschrijding van ruim viereneenhalve maand. Dit rechtvaardigt toepassing van enige strafvermindering.
Dit resulteert in oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden en 2 weken met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
In beslag genomen voorwerpen
Verbeurdverklaring
Het in zaak A onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard:
nr. 6: keyreader Gou34.02.01.003
nr. 8: afstandsbediening BMW in plastic 2 stuks Gou34.02.01.004
nr. 10: BMW autosleutels in plastic Gou34.02.01.005
nr. 12: printplaat sleutel Gou34.02.01.006
nr. 15: etui met autosleutel en keyreader Gou34.02.01.008
nr. 17: BMW sleutel in (het hof begrijpt) gripzakje Gou34.02.01.009
nr. 24: slotentrekker Gou34.02.03.001
nr. 48: blanco kentekenplaten 2 stuks Gou34.12.01.001.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n)
Op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende zekerheid verkregen omtrent de rechtsverhouding van de verdachte tot het onderstaande in beslag genomen voorwerp, op grond waarvan noch de verzochte noch de gevorderde beslagbeslissing in de rede ligt. Het hof zal daarom de bewaring van het in beslag genomen voorwerp gelasten ten behoeve van de rechthebbende(n):
nr. 41: Range Rover sleutel Gou34.08.01.004.
Teruggave aan de verdachte
De na te melden in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, dienen aan de verdachte te worden teruggegeven:
nr. 1: geld € 550,-- Gou34.02.05.001
nr. 2: autosleutel merkloos Gou34.02.01.001
nr. 4: zwarte autosleutel Gou34.02.01.002
nr. 25: GPS-tracker in doos Gou34.02.04.001
nr. 38: Lyca simkaart van zaktelefoon Gou34.08.01.002
nr. 44: zaktelefoon zwart Nokia gsm Gou34.08.03.001
nr. 45: zaktelefoon zwart Nokia gsm Gou34.08.03.002
nr. 46: zaktelefoon wit BlackBerry gsm Gou34.08.03.003.
Vordering van de benadeelde partij [eigenaar Volkswagen Golf]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.377,88 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.633,71, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag, dat overeenkomt met het door de rechtbank vastgestelde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden toegewezen.
Voor het overige (de reparatie van de bougiekabels en de immateriële schade) is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij Volkswagen Golf]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 959,17, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het in zaak B bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 55, 57, 140, 225, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 41 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak B derde cumulatief/alternatief – voor zover het betreft de auto (BMW 535D) met het kenteken [kenteken BMW 535D] – ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A (parketnummer 13-997031-14) onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (parketnummer 13-997031-14) onder 1, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 en in zaak B (parketnummer 13-997069-15) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A (parketnummer 13-997031-14) onder 1, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 en in zaak B (parketnummer 13-997069-15) bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) maanden en 2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nr. 6: keyreader Gou34.02.01.003
nr. 8: afstandsbediening BMW in plastic 2 stuks Gou34.02.01.004
nr. 10: BMW autosleutels in plastic Gou34.02.01.005
nr. 12: printplaat sleutel Gou34.02.01.006
nr. 15: etui met autosleutel en keyreader Gou34.02.01.008
nr. 17: BMW sleutel in gripzakje Gou34.02.01.009
nr. 24: slotentrekker Gou34.02.03.001
nr. 48: blanco kentekenplaten 2 stuks Gou34.12.01.001.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nr. 1: geld € 550,-- Gou34.02.05.001
nr. 2: autosleutel merkloos Gou34.02.01.001
nr. 4: zwarte autosleutel Gou34.02.01.002
nr. 25: GPS-tracker in doos Gou34.02.04.001
nr. 38: Lyca simkaart van zaktelefoon Gou34.08.01.002
nr. 44: zaktelefoon zwart Nokia gsm Gou34.08.03.001
nr. 45: zaktelefoon zwart Nokia gsm Gou34.08.03.002
nr. 46: zaktelefoon wit BlackBerry gsm Gou34.08.03.003.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
nr. 41: Range Rover sleutel Gou34.08.01.004.
Vordering van de benadeelde partij [eigenaar Volkswagen Golf]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [eigenaar Volkswagen Golf] ter zake van het in zaak B (parketnummer 13-997069-15) bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.633,71 (duizend zeshonderddrieëndertig euro en eenenzeventig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [eigenaar Volkswagen Golf], ter zake van het in zaak B (parketnummer 13-997069-15) bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.633,71 (duizend zeshonderddrieëndertig euro en eenenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 (zesentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 juli 2014.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij Volkswagen Golf]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij Volkswagen Golf] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. E. Mijnsberge en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 augustus 2018.