Einde inhoudsopgave
Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft
Artikel 160 [Onvoorwaardelijke garantstelling]
Geldend
Geldend vanaf 14-07-2016
- Bronpublicatie:
30-06-2016, Stb. 2016, 266 (uitgifte: 13-07-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-06-2016, Stb. 2016, 266 (uitgifte: 13-07-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
Onder een vergelijkbare voorziening als bedoeld in de artikelen 4:75, eerste lid, en 4:74b, eerste lid, van de wet wordt verstaan een onvoorwaardelijke garantstelling voor alle verplichtingen voortvloeiend uit aansprakelijkheid van de bemiddelaar wegens fouten, verzuimen of nalatigheden, begaan in de uitoefening van diens beroep en voorgevallen op het grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is.
2.
De onvoorwaardelijke garantstelling wordt verstrekt door:
- a.
een financiële onderneming die voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft;
- b.
een financiële onderneming met zetel in een andere lidstaat die als bank haar bedrijf mag uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland; of
- c.
een bank met zetel in de Verenigde Staten van Amerika, Japan, Australië, Canada of Zwitserland die in de staat van haar zetel onder toezicht staat.