Procestaal: Italiaans.
HvJ EU, 11-09-2014, nr. C-19/13
ECLI:EU:C:2014:2194
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
11-09-2014
- Magistraten
T. von Danwitz, E. Juhász, A. Rosas, D. Šváby, C. Vajda
- Zaaknummer
C-19/13
- Conclusie
Y. Bot
- Roepnaam
Fastweb
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2014:2194, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 11‑09‑2014
ECLI:EU:C:2014:266, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie, 10‑04‑2014
Uitspraak 11‑09‑2014
T. von Danwitz, E. Juhász, A. Rosas, D. Šváby, C. Vajda
Partij(en)
In zaak C-19/13,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) bij beslissing van 14 december 2012, ingekomen bij het Hof op 15 januari 2013, in de procedure
Ministero dell'Interno
tegen
Fastweb SpA,
in tegenwoordigheid van:
Telecom Italia SpA,
wijst
HET HOF (Vijfde kamer),
samengesteld als volgt: T. von Danwitz, kamerpresident, E. Juhász, A. Rosas, D. Šváby en C. Vajda (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: Y. Bot,
griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 20 maart 2014,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Fastweb SpA, vertegenwoordigd door P. Stella Richter en G.-L. Tosato, avvocati,
- —
Telecom Italia SpA, vertegenwoordigd door F. Cardarelli, F. Lattanzi en F. S. Cantella, avvocati,
- —
de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door G. Fiengo, avvocato dello Stato,
- —
de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door M. Fruhmann als gemachtigde,
- —
de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna, M. Szwarc en E. Gromnicka als gemachtigden,
- —
het Europees Parlement, vertegenwoordigd door J. Rodrigues en L. Visaggio als gemachtigden,
- —
de Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door P. Mahnič Bruni en A. Vitro als gemachtigden,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Pignataro-Nolin en A. Tokár als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 10 april 2014,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging en de geldigheid van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395, blz. 33), zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 (PB L 335, blz. 31; hierna: ‘richtlijn 89/665’).
2
Dit verzoek is ingediend in een geding tussen het Ministero dell'Interno, Dipartimento di Pubblica Sicurezza (ministerie van Binnenlandse Zaken, departement openbare veiligheid; hierna: ‘ministerie van Binnenlandse zaken’) en Fastweb SpA (hierna: ‘Fastweb’) betreffende een overheidsopdracht inzake de verstrekking van elektronischecommunicatiediensten die in het kader van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht is gegund aan Telecom Italia SpA (hierna: ‘Telecom Italia’).
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
Richtlijn 2007/66
3
De punten 3, 13, 14, 21, 26 en 36 van de considerans van richtlijn 2007/66 luiden als volgt:
- ‘(3)
[…] De door middel van [de richtlijnen 89/665 en 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 76, blz. 14)] beoogde garanties inzake doorzichtigheid en niet-discriminatie moeten […] worden versterkt om ervoor te zorgen dat de Gemeenschap als geheel volledig profiteert van de positieve gevolgen van de bij [richtlijn] 2004/18/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114)] en [richtlijn] 2004/17/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 134, blz. 1)] tot stand gebrachte modernisering en vereenvoudiging van de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten. In de richtlijnen [89/665] en [92/13] dienen bijgevolg de noodzakelijke verduidelijkingen te worden aangebracht om de door de communautaire wetgever beoogde resultaten te bereiken.
[…]
- (13)
Ter bestrijding van de onwettige onderhandse gunning van opdrachten, die het Hof van Justitie als een zeer ernstige schending van het communautaire aanbestedingsrecht door een aanbestedende dienst heeft gekwalificeerd, dient in doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties te worden voorzien. Door onwettige onderhandse gunning tot stand gekomen overeenkomsten moeten derhalve in beginsel als onverbindend worden beschouwd. Een overeenkomst behoort niet automatisch onverbindend te worden, doch dient door een onafhankelijke beroepsinstantie onverbindend te worden verklaard of het gevolg te zijn van een besluit van een onafhankelijke beroepsinstantie.
- (14)
Onverbindendheid is de meest doeltreffende manier om de mededinging te herstellen en nieuwe zakelijke kansen te creëren voor bedrijven waaraan op een onwettige manier de mogelijkheid tot mededinging is ontnomen. Onderhandse gunning in de zin van deze richtlijn dient alle gunningen te omvatten van opdrachten zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie in de zin van richtlijn [2004/18]. Dit komt overeen met een procedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging in de zin van richtlijn [2004/17].
[…]
- (21)
Doel is dat, indien een lidstaat voorschriften vastlegt die ervoor zorgen dat een overeenkomst als onverbindend wordt beschouwd, de rechten en verplichtingen van de partijen bij de overeenkomst niet langer worden uitgevoerd en uitgeoefend. De gevolgen van onverbindendverklaring van een overeenkomst dienen te worden bepaald door het nationaal recht. Het nationaal recht kan dus bijvoorbeeld voorzien in de vernietiging met terugwerkende kracht van alle contractuele verbintenissen (ex tunc) of daarentegen de werking van de nietigverklaring beperken tot verbintenissen die nog uitgevoerd moeten worden (ex nunc). Dit mag niet ertoe leiden dat geen krachtdadige sancties worden getroffen indien de uit een overeenkomst voortvloeiende verbintenissen reeds volledig of nagenoeg volledig zijn uitgevoerd. In dergelijke gevallen moeten de lidstaten ook in alternatieve sancties voorzien, rekening houdend met de mate waarin een overeenkomst van kracht blijft overeenkomstig het nationaal recht. Evenzo moeten de gevolgen wat betreft de eventuele terugvordering van bedragen die zouden zijn betaald en alle andere vormen van eventuele restitutie — met inbegrip van restitutie in geld indien restitutie in natura niet mogelijk is — worden bepaald door het nationaal recht.
[…]
- (26)
Ter voorkoming van eventuele rechtsonzekerheid als gevolg van onverbindendheid, moeten de lidstaten in een uitzondering op de vaststelling van onverbindendheid voorzien in gevallen waarin de aanbestedende dienst van mening is dat de onderhandse gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van de aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie is toegestaan overeenkomstig de richtlijnen [2004/18] en [2004/17] en zij een opschortende minimumtermijn heeft toegepast die een doeltreffende beroepsprocedure mogelijk maakt. De vrijwillige bekendmaking die deze opschortende termijn doet ingaan, houdt geen enkele verruiming in van een uit richtlijn [2004/18] of richtlijn [2004/17] voortvloeiende verplichting.
[…]
- (36)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie [hierna: ‘Handvest’] zijn erkend. Deze richtlijn beoogt met name de volledige eerbiediging te waarborgen van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op toegang tot een onpartijdig gerecht, overeenkomstig artikel 47, eerste en tweede alinea, van het Handvest.’
Richtlijn 89/665
4
De derde overweging van de considerans van richtlijn 89/665 luidt als volgt:
‘[D]e openstelling van aanbestedingen voor mededinging uit de gehele Gemeenschap [vereist] een aanzienlijke uitbreiding van de garanties inzake doorzichtigheid en non-discriminatie […] en […], wil deze openstelling tot concrete resultaten leiden, [moeten] er doeltreffende en snelle beroepsprocedures […] bestaan in geval van schending van het gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten of van nationale voorschriften waarin dit recht is omgezet.’
5
Artikel 1, lid 1, derde alinea, van richtlijn 89/665 bepaalt:
‘De lidstaten nemen met betrekking tot opdrachten die binnen de werkingssfeer van richtlijn [2004/18] vallen, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegen door de aanbestedende diensten genomen besluiten op doeltreffende wijze en vooral zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 2 septies van deze richtlijn, op grond van het feit dat door die besluiten het gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten of de nationale voorschriften waarin dat gemeenschapsrecht is omgezet, geschonden zijn.’
6
Artikel 2 van richtlijn 89/665, met als opschrift ‘Voorschriften voor beroepsprocedures’, bepaalt in lid 1 ervan:
‘De lidstaten zorgen ervoor dat de maatregelen betreffende de in artikel 1 bedoelde beroepsprocedures voorzien in de nodige bevoegdheden om:
[…]
- b)
onwettig genomen besluiten nietig te verklaren dan wel nietig te doen verklaren, met inbegrip van het verwijderen van discriminerende technische, economische of financiële specificaties in oproepen tot inschrijving, bestekken dan wel in enig ander stuk dat verband houdt met de gunningsprocedure;
- c)
schadevergoeding toe te kennen aan degenen die door een inbreuk schade hebben geleden.’
7
Artikel 2, lid 7, eerste alinea, van richtlijn 89/665 bepaalt:
‘Behalve de gevallen waarin de artikelen 2 quinquies tot en met 2 septies voorzien, worden de gevolgen van de uitoefening van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegdheden voor een na de gunning van een opdracht gesloten overeenkomst, door het nationale recht bepaald.’
8
Artikel 2 quinquies van richtlijn 89/665, met als opschrift ‘Onverbindendheid’, luidt als volgt:
- ‘1.
De lidstaten zorgen ervoor dat een overeenkomst door een beroepsinstantie die onafhankelijk is van de aanbestedende dienst onverbindend wordt verklaard of dat de onverbindendheid van de overeenkomst het gevolg is van een besluit van zulke onafhankelijke beroepsinstantie, in de volgende gevallen:
- a)
indien de aanbestedende dienst een opdracht heeft gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, zonder dat dit op grond van richtlijn [2004/18] is toegestaan;
[…]
- 2.
De gevolgen van de onverbindendheid van een overeenkomst worden bepaald door het nationaal recht.
Het nationaal recht kan voorzien in vernietiging met terugwerkende kracht van alle contractuele verbintenissen of in een beperking van de werking van de nietigverklaring tot de verbintenissen die nog moeten worden uitgevoerd. In dat laatste geval voorzien de lidstaten in de toepassing van andere sancties in de zin van artikel 2 sexies, lid 2.
[…]
- 4.
De lidstaten bepalen dat lid 1, sub a, van dit artikel niet van toepassing is indien:
- —
de aanbestedende dienst van mening is dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie op grond van richtlijn [2004/18] is toegestaan,
- —
de aanbestedende dienst de in artikel 3 bis bedoelde aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft bekendgemaakt, en
- —
de overeenkomst niet is gesloten voor het verstrijken van een termijn van ten minste tien kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum van bekendmaking van bedoelde aankondiging.
[…]’
9
Volgens artikel 3 bis van richtlijn 89/665, met als opschrift ‘Inhoud van de aankondiging in het geval van vrijwillige transparantie vooraf’, bevat de in het tweede streepje van artikel 2 quinquies, lid 4, van deze richtlijn bedoelde aankondiging de benaming en contactgegevens van de aanbestedende dienst, een beschrijving van het onderwerp van de opdracht, een rechtvaardiging van de beslissing van de aanbestedende dienst om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht, de benaming en contactgegevens van de onderneming ten gunste van wie de beslissing om een opdracht te gunnen, is genomen, en, voor zover van toepassing, alle andere informatie die de aanbestedende dienst nuttig acht.
Richtlijn 2004/18
10
Artikel 2 van richtlijn 2004/18, met als opschrift ‘Beginselen van het plaatsen van overheidsopdrachten’, luidt als volgt:
‘Aanbestedende diensten behandelen ondernemers op gelijke en niet-discriminerende wijze en betrachten transparantie in hun handelen.’
11
Artikel 31 van richtlijn 2004/18, met als opschrift ‘Gevallen waarin de toepassing van de procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van een opdracht gerechtvaardigd is’, bepaalt:
‘De aanbestedende diensten kunnen in de volgende gevallen voor het plaatsen van hun overheidsopdrachten gebruik maken van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van een opdracht:
- 1)
voor overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten:
[…]
- b)
wanneer de opdracht om technische of artistieke redenen of om redenen van bescherming van alleenrechten slechts aan een bepaalde ondernemer kan worden toevertrouwd;
[…]’
Richtlijn 2009/81/EG
12
Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216, blz. 76), bepaalt in artikel 28, met als opschrift ‘Gevallen waarin de toepassing van de procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van een opdracht gerechtvaardigd is’, het volgende:
‘De aanbestedende diensten kunnen in de volgende gevallen voor het plaatsen van hun opdrachten een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van een opdracht toepassen, waarbij zij het gebruik van deze procedure in het gunningsbericht verantwoorden overeenkomstig de vereiste van artikel 30, lid 3:
- 1.
in het geval van opdrachten voor werken, leveringen en diensten:
[…]
- e)
wanneer de opdracht om technische redenen of om redenen van bescherming van exclusieve rechten slechts aan een bepaalde ondernemer kan worden toevertrouwd;
[…]’
13
Artikel 60 van deze richtlijn, met als opschrift ‘Onverbindendheid’, bepaalt:
- ‘1.
De lidstaten zorgen ervoor dat een overeenkomst door een beroepsinstantie die onafhankelijk is van de aanbestedende dienst, onverbindend wordt verklaard of dat de onverbindendheid van de overeenkomst het gevolg is van een besluit van zulke onafhankelijke beroepsinstantie, in de volgende gevallen:
- a)
indien de aanbestedende dienst een opdracht heeft gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, zonder dat dit op grond van deze richtlijn is toegestaan;
[…]
- 4.
De lidstaten bepalen dat lid 1, sub a, niet van toepassing is indien:
- —
de aanbestedende dienst van mening is dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie op grond van deze richtlijn is toegestaan,
- —
de aanbestedende dienst de in artikel 64 bedoelde aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft bekendgemaakt, en
- —
de overeenkomst niet is gesloten voor het verstrijken van een termijn van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum van bekendmaking van bedoelde aankondiging.
[…]’
Italiaans recht
14
Richtlijn 2007/66 is in Italiaans recht omgezet bij decreto legislativo nr. 53 van 20 maart 2010, waarvan de inhoud nadien is ingevoegd in de artikelen 120 tot en met 125 van decreto legislativo nr. 104 van 2 juli 2010 tot vaststelling van het wetboek bestuursprocesrecht (decreto legislativo n. 104, recante il codice del processo amministrativo) (gewoon supplement bij GURI nr. 158 van 7 juli 2010; hierna: ‘wetboek bestuursprocesrecht’).
15
Uit artikel 121 van het wetboek bestuursprocesrecht blijkt dat in het geval van ernstige schendingen, zoals een niet-toegestane gunning van een opdracht in het kader van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht, de overeenkomst die aan het einde van die procedure is gesloten, behoudens afwijkingen en niettegenstaande de beoordelingsbevoegdheid van de bestuursrechter, onverbindend moet worden verklaard.
16
Een van de afwijkingen op deze regel, neergelegd in artikel 121, lid 5, van dat wetboek, waarbij artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 in Italiaans recht is omgezet, houdt in dat een overeenkomst niettemin verbindend blijft wanneer de aanbestedende dienst vóór de gunningsprocedure bij gemotiveerd besluit heeft verklaard dat de procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht op grond van het wetboek bestuursprocesrecht is toegestaan, een aankondiging heeft bekendgemaakt in geval van vrijwillige transparantie vooraf en de betrokken overeenkomst niet heeft gesloten vóór het verstrijken van een termijn van ten minste tien kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum van bekendmaking van deze aankondiging.
17
Volgens artikel 122 van het wetboek bestuursprocesrecht, dat betrekking heeft op de andere soorten schendingen, bepaalt de nationale rechter binnen de door deze bepaling vastgestelde grenzen of de overeenkomst onverbindend moet worden verklaard.
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
18
Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Italiaanse ministerie van Binnenlandse Zaken in 2003 met Telecom Italia een overeenkomst heeft gesloten voor het beheer en de ontwikkeling van telecommunicatiediensten.
19
Deze overeenkomst liep af op 31 december 2011. Bij besluit van 15 december 2011 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken Telecom Italia aangewezen als leverancier van die diensten en als technologische partner voor het beheer en de ontwikkeling ervan.
20
Het ministerie van Binnenlandse zaken was van mening dat het de opdracht voor het verlenen van elektronischecommunicatiediensten kon gunnen via een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht, zoals neergelegd in artikel 28, lid 1, sub e, van richtlijn 2009/81 en artikel 57, lid 2, sub b, van decreto legislativo nr. 163 van 12 april 2006 tot vaststelling van het wetboek voor overheidsopdrachten voor werken, diensten en leveringen ter uitvoering van de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (decreto legislativo n. 163, recante il codice dei contratti pubblici relativi a lavori, servizi e forniture in attuazione delle direttive 2004/17/CE e 2004/18/CE), (gewoon supplement bij GURI nr. 100 van 2 mei 2006), zoals gewijzigd bij decreto legislativo nr. 152 van 11 september 2008 (gewoon supplement bij GURI nr. 231 van 2 oktober 2008; hierna: ‘decreto legislativo nr. 163/2006’).
21
Krachtens deze laatste bepaling kan de aanbestedende dienst een opdracht plaatsen via een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van een opdracht ‘wanneer de opdracht om technische redenen of om redenen van bescherming van exclusieve rechten slechts aan een bepaalde ondernemer kan worden toevertrouwd’.
22
In casu meende het ministerie van Binnenlandse zaken dat Telecom Italia om technische redenen en om redenen van bescherming van bepaalde exclusieve rechten als enige ondernemer in staat was de betrokken opdracht uit te voeren.
23
Nadat het ministerie van Binnenlandse Zaken op 20 december 2011 een gunstig advies had gekregen van de Avvocatura Generale over de voorgenomen procedure, heeft het diezelfde dag in het Publicatieblad van de Europese Unie een aankondiging gepubliceerd van zijn voornemen om deze opdracht te gunnen aan Telecom Italia.
24
Op 22 december 2011 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken Telecom Italia uitgenodigd om deel te nemen aan de onderhandelingen.
25
Na deze onderhandelingen hebben de partijen op 31 december 2011 een raamovereenkomst ondertekend betreffende ‘de levering van elektronischecommunicatiediensten aan het departement Openbare Veiligheid en de Carabinieri, met name op het gebied van spraaktelefonie, mobiele telefonie en datatransmissie’.
26
Het gunningsbericht is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 16 februari 2012.
27
Fastweb heeft bij het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio (bestuursrechtbank voor de regio Lazio) een beroep ingesteld tot nietigverklaring van die gunning en tot onverbindendverklaring van de overeenkomst, op grond dat niet was voldaan aan de voorwaarden van artikel 28 van richtlijn 2009/81 en artikel 57 van decreto legislativo nr. 163/2006 om gebruik te kunnen maken van de procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van de opdracht.
28
Het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio heeft het beroep van Fastweb toegewezen. Het was van oordeel dat de door het ministerie van Binnenlandse Zaken ter rechtvaardiging van deze procedure aangevoerde redenen geen technische redenen in de zin van artikel 57, lid 2, sub b, van decreto legislativo nr. 163/2006 waren waarom de opdracht slechts aan een bepaalde ondernemer konden worden gegund, maar veeleer opportuniteitsoverwegingen. Het heeft het gunningsbesluit nietig verklaard, maar tevens geoordeeld dat het de overeenkomst van 31 december 2011 niet onverbindend kon verklaren op grond van artikel 121, lid 5, van het wetboek bestuursprocesrecht, omdat was voldaan aan de voorwaarden van die bepaling waaronder de toepassing van dat beginsel is uitgesloten. Het heeft de overeenkomst evenwel op grond van artikel 122 van dat wetboek onverbindend verklaard vanaf 31 december 2013.
29
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Telecom Italia hebben bij de Consiglio di Stato hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
30
Bij beschikking van 8 januari 2013 heeft de Consiglio di Stato de nietigverklaring van het gunningsbesluit bevestigd, op grond dat het ministerie van Binnenlandse zaken niet had aangetoond dat was voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van de opdracht. Het heeft namelijk geoordeeld dat uit de stukken niet bleek dat het objectief onmogelijk was de opdracht aan andere marktdeelnemers toe te wijzen, maar wel dat een dergelijke keus niet opportuun was, voornamelijk omdat deze oplossing wijzigingen en kosten meebracht en een aanpassingstijd vergde.
31
Dienaangaande merkt de Consiglio di Stato weliswaar op dat de in richtlijn 2009/81 vervatte beroepsregeling nagenoeg overeenstemt met die van richtlijn 89/665, maar zijn overwegingen zijn toegespitst op richtlijn 89/665.
32
Aangezien de Consiglio di Stato twijfels heeft over de gevolgen van bovengenoemde nietigverklaring voor de bindende werking van de betrokken overeenkomst, gelet op de bewoordingen van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665, heeft hij de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
- ‘1)
Dient artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn [89/665] aldus te worden uitgelegd dat in een situatie waarin een aanbestedende dienst, alvorens de opdracht onderhands te gunnen aan een bepaalde ondernemer die is geselecteerd zonder dat eerst een aankondiging van de opdracht is bekendgemaakt, een aankondiging in het geval van vrijwillige transparantie vooraf in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft gepubliceerd en ten minste tien kalenderdagen heeft gewacht vooraleer de overeenkomst te sluiten, het de nationale rechter automatisch — altijd en hoe dan ook — verboden is die overeenkomst onverbindend te verklaren, ook al stelt hij vast dat de voorschriften die onder bepaalde voorwaarden gunning van de opdracht zonder aanbestedingsprocedure toestaan, zijn geschonden?
- 2)
Is artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn [89/665] in overeenstemming met de beginselen van gelijkheid van partijen, van non-discriminatie en van bescherming van de mededinging en waarborgt het het in artikel 47 van het Handvest […] neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte, wanneer het aldus wordt uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de overeenkomst onverbindend wordt verklaard naar nationaal recht (artikel 122 van het wetboek bestuursprocesrecht), ook al heeft de rechter vastgesteld dat de voorschriften die onder bepaalde voorwaarden gunning van de opdracht zonder aanbestedingsprocedure toestaan, zijn geschonden?’
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste vraag
33
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 aldus moet worden uitgelegd dat deze bepaling uitsluit dat een overeenkomst die zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht is gegund zonder dat is voldaan aan de voorwaarden van richtlijn 2004/18 om deze procedure te kunnen toepassen, onverbindend wordt verklaard wanneer de aanbestedende dienst in het Publicatieblad van de Europese Unie een aankondiging heeft bekendgemaakt om transparantie vooraf te verzekeren, en vóór de sluiting van de overeenkomst de opschortende minimumtermijn van tien dagen, ingaande op de dag na de datum van bekendmaking van deze aankondiging, in acht heeft genomen.
34
Vooraf zij eraan herinnerd dat de bepalingen van richtlijn 89/665, die ertoe strekken om de inschrijvers tegen willekeur van de aanbestedende dienst te beschermen, de bestaande voorzieningen beogen te versterken teneinde een daadwerkelijke naleving van de voorschriften van de Unie inzake het plaatsen van overheidsopdrachten te waarborgen, in het bijzonder in een stadium waarin de schendingen nog ongedaan kunnen worden gemaakt (arrest Commissie/Oostenrijk, C-212/02, EU:C:2004:386, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
35
Bovendien blijkt uit de punten 3 en 4 van de considerans van richtlijn 2007/66 dat deze richtlijn ertoe strekt de door middel van richtlijn 89/665 beoogde garanties inzake doorzichtigheid en non-discriminatie te versterken teneinde de beroepsprocedures die in de lidstaten worden ingesteld door personen die er belang bij hebben dat de opdracht aan hen wordt gegund, doeltreffender te maken.
36
Volgens artikel 1, lid 1, derde alinea, van richtlijn 89/665 moeten de lidstaten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat tegen door de aanbestedende diensten genomen besluiten op doeltreffende wijze en vooral zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 2 septies van deze richtlijn.
37
Te dien einde bepaalt artikel 2 van richtlijn 89/665, met als opschrift ‘Voorschriften voor beroepsprocedures’, in lid 1, sub b, dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de beroepsinstantie beschikt over de bevoegdheid om onwettig genomen besluiten nietig te verklaren dan wel nietig te doen verklaren.
38
In dat verband vereist artikel 2 quinquies, lid 1, sub a, van richtlijn 89/665 dat de beroepsinstantie de overeenkomst onverbindend verklaart wanneer de aanbestedende dienst een opdracht heeft gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, zonder dat dit op grond van richtlijn 2004/18 is toegestaan.
39
De wetgever van de Unie heeft evenwel in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 een uitzondering vastgesteld op deze regel dat de overeenkomst onverbindend is. Volgens deze bepaling is deze regel niet van toepassing indien, ten eerste, de aanbestedende dienst van mening is dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie op grond van richtlijn 2004/18 is toegestaan, ten tweede, de aanbestedende dienst de in artikel 3 bis van richtlijn 89/665 bedoelde aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft bekendgemaakt, en, ten derde, de overeenkomst niet is gesloten voor het verstrijken van een termijn van ten minste tien kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum van bekendmaking van deze aankondiging.
40
Aangezien artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 een uitzondering vormt op de regel dat de overeenkomst onverbindend is in de zin van artikel 2 quinquies, lid 1, van deze richtlijn, moet deze bepaling strikt worden uitgelegd (zie naar analogie arrest Commissie/Duitsland, C-275/08, EU:C:2009:632, punt 55 en aldaar aangehaalde rechtspraak). De uitlegging van deze uitzondering moet evenwel in overeenstemming zijn met de hierdoor nagestreefde doeleinden. Dit beginsel van strikte uitlegging betekent dus niet dat de bewoordingen die ter omschrijving van de uitzondering van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 zijn gebruikt, aldus moeten worden uitgelegd dat deze uitzondering geen effect meer sorteert (zie naar analogie arrest Future Health Technologies, C-86/09, EU:C:2010:334, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
41
Fastweb betoogt dat deze uitzondering slechts facultatief is, gelet op de doelstellingen van richtlijn 89/665, de regels inzake de vrijheid van vestiging en de mededingingsregels die de Unierechtelijke bepalingen inzake de gunning van overheidsopdrachten beogen te doen naleven. Dienaangaande stelt zij dat uit de punten 20 tot en met 22 van richtlijn 2007/66 blijkt dat artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 niet uitsluit dat krachtens het nationale recht strengere sancties worden toegepast en dat de nationale rechter dus na afweging van het algemene belang en de individuele belangen die aan de orde zijn, kan beslissen of de overeenkomst onverbindend moet worden verklaard.
42
In dit verband moet worden opgemerkt dat artikel 2, lid 7, van richtlijn 89/665 bepaalt dat behalve in de gevallen waarin de artikelen 2 quinquies tot en met 2 septies van deze richtlijn voorzien, de gevolgen van de uitoefening van de in lid 1 van artikel 2 bedoelde bevoegdheden voor een na de gunning van een opdracht gesloten overeenkomst door het nationale recht worden bepaald. In de met name in artikel 2 quinquies van deze richtlijn bedoelde situaties worden de maatregelen die kunnen worden genomen met betrekking tot beroepen die worden ingesteld tegen de aanbestedende diensten, dus slechts op grond van de regels van deze richtlijn bepaald. In dit verband zij opgemerkt dat de in de artikelen 2 quinquies tot en met 2 septies van deze richtlijn bedoelde gevallen volgens artikel 2, lid 7, van richtlijn 89/665 niet vallen onder de algemene regel, volgens welke de gevolgen van een schending van de Unierechtelijke regels inzake overheidsopdrachten door het nationale recht worden bepaald. Bijgevolg kunnen de lidstaten in hun nationale recht geen bepalingen vaststellen inzake de gevolgen van schendingen van de Unierechtelijke regels inzake overheidsopdrachten in omstandigheden zoals die welke in artikel 2 quinquies, lid 4, van deze richtlijn zijn bedoeld.
43
Uit de punten 13 en 14 van de considerans van richtlijn 2007/66 blijkt weliswaar dat de onwettige onderhandse gunning van opdrachten de voornaamste schending van de Unierechtelijke regels inzake openbare aanbestedingen vormt, die in beginsel dient te worden bestraft met de onverbindendverklaring van de overeenkomst, maar punt 26 van de considerans van deze richtlijn beklemtoont de noodzaak om de rechtsonzekerheid te voorkomen die in het bijzondere geval van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 uit deze onverbindendverklaring zou kunnen voortvloeien.
44
Zoals de advocaat-generaal in punt 57 van zijn conclusie heeft opgemerkt, tracht de wetgever van de Unie met de in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 vastgestelde uitzondering op lid 1, sub a, van dat artikel de verschillende betrokken belangen te verzoenen, namelijk die van de onderneming die schade heeft geleden, waaraan de mogelijkheid moet worden geboden om een kort geding in te stellen vóór de sluiting van de overeenkomst en de onrechtmatig gesloten overeenkomst nietig te doen verklaren, en die van de aanbestedende dienst en de onderneming die de opdracht heeft gekregen, die niet in de situatie van rechtsonzekerheid mogen verzeilen die zou kunnen ontstaan door de onverbindendheid van de overeenkomst.
45
Gelet op het bovenstaande moet worden vastgesteld dat het in strijd zou zijn met zowel de bewoordingen als het doel van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 indien de nationale rechters de overeenkomst onverbindend zouden mogen verklaren wanneer is voldaan aan de drie voorwaarden van deze bepaling.
46
Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 1, lid 1, derde alinea, van richtlijn 89/665, met name de totstandbrenging van doeltreffende rechtsmiddelen tegen besluiten van de aanbestedende diensten die in strijd zijn met het recht inzake overheidsopdrachten, moet de instantie die kennisneemt van het beroep evenwel een daadwerkelijk toezicht uitoefenen wanneer zij controleert of is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665.
47
De voorwaarde van artikel 2 quinquies, lid 4, eerste streepje, houdt meer bepaald in dat de aanbestedende dienst van mening is dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie op grond van richtlijn 2004/18 is toegestaan. Voorts stelt artikel 2 quinquies, lid 4, tweede streepje, van richtlijn 89/665 als voorwaarde dat de aanbestedende dienst de in artikel 3 bis bedoelde aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt. Volgens artikel 3 bis, sub c, moet de aankondiging een rechtvaardiging bevatten van de beslissing van de aanbestedende dienst om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht.
48
Deze rechtvaardiging moet duidelijk en ondubbelzinnig de redenen tot uitdrukking brengen waarom de aanbestedende dienst van mening is dat hij de opdracht kon gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht, zodat de belanghebbenden met volledige kennis van zaken kunnen bepalen of zij het nuttig achten om de zaak aanhangig te maken bij de beroepsinstantie, en deze laatste een daadwerkelijk toezicht kan uitoefenen.
49
Zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing, heeft de aanbestedende dienst in het hoofdgeding de procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht gevolgd en zich daarbij gebaseerd op artikel 31, lid 1, sub b, van richtlijn 2004/18. Dienaangaande zij eraan herinnerd dat de procedure van gunning door onderhandelingen slechts kan worden toegepast in de omstandigheden die limitatief zijn opgesomd in de artikelen 30 en 31 van richtlijn 2004/18, en dat deze procedure uitzonderlijk is in vergelijking met open en beperkte procedures (arrest Commissie/België, C-292/07, EU:C:2009:246, punt 106 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
50
In het kader van haar toezicht dient de beroepsinstantie te beoordelen of de aanbestedende dienst zorgvuldig handelde en van mening kon zijn dat daadwerkelijk aan de voorwaarden van artikel 31, lid 1, sub b, van richtlijn 2004/18 was voldaan, toen zij het besluit nam om de opdracht toe te wijzen via een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht.
51
Daarbij moet deze instantie onder meer rekening houden met de omstandigheden en de redenen die zijn vermeld in de in artikel 2 quinquies, lid 4, tweede streepje, van richtlijn 89/665 bedoelde aankondiging en die de aanbestedende dienst ertoe hebben gebracht de in artikel 31 van richtlijn 2004/18 bedoelde procedure van gunning door onderhandelingen te volgen.
52
Indien de beroepsinstantie na de controle vaststelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665, moet zij de overeenkomst onverbindend verklaren overeenkomstig de in lid 1, sub a, van dat artikel bedoelde regel. Krachtens artikel 2 quinquies, lid 2, van richtlijn 89/665 stelt zij de gevolgen van de onverbindendverklaring vast overeenkomstig het nationale recht.
53
Indien deze instantie daarentegen vaststelt dat aan deze voorwaarden is voldaan, moet zij de gevolgen van de overeenkomst handhaven op grond van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665.
54
Bijgevolg dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 aldus moet worden uitgelegd dat deze bepaling uitsluit dat een overeenkomst die zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie is gegund hoewel dat niet was toegestaan op grond van richtlijn 2004/18, onverbindend wordt verklaard wanneer aan de voorwaarden van deze bepaling is voldaan. Het staat aan de verwijzende rechter om dit na te gaan.
Tweede vraag
55
Voor het geval dat de eerste vraag bevestigend zou worden beantwoord, wenst de verwijzende rechter met zijn tweede vraag in wezen te vernemen of artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 geldig is, gelet op het beginsel van non-discriminatie en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte in de zin van artikel 47 van het Handvest.
56
Dienaangaande betoogt Fastweb dat de bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie in geval van vrijwillige transparantie vooraf en de inachtneming van de opschortende minimumtermijn van tien dagen tussen deze bekendmaking en de sluiting van de overeenkomst niet verzekeren dat het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming in acht wordt genomen. Een dergelijke bekendmaking garandeert immers niet dat potentiële concurrenten worden ingelicht over de gunning van een opdracht aan een bepaalde ondernemer, met name indien de bekendmaking plaatsvindt tijdens een periode waarin de activiteiten beperkt of onderbroken zijn.
57
Wat het fundamentele recht op effectieve rechterlijke bescherming betreft, bepaalt artikel 47, eerste alinea, van het Handvest dat eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, recht heeft op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden.
58
Volgens vaste rechtspraak is het verenigbaar met het fundamentele recht op effectieve rechterlijke bescherming om in het belang van de rechtszekerheid op straffe van verval redelijke beroepstermijnen voor te schrijven die zowel de particulier als de betrokken administratie bescherming bieden. Dergelijke termijnen mogen de uitoefening van de door het Unierecht verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (zie in die zin arrest Pelati, C-603/10, EU:C:2012:639, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
59
Bovendien beogen de bepalingen van richtlijn 89/665, die ertoe strekken om de inschrijvers tegen willekeur van de aanbestedende dienst te beschermen, de bestaande voorzieningen te versterken teneinde een daadwerkelijke naleving van de voorschriften van de Unie inzake het plaatsen van overheidsopdrachten te waarborgen, in het bijzonder in een stadium waarin de schendingen nog ongedaan kunnen worden gemaakt. Deze bescherming kan niet doeltreffend zijn indien de inschrijver niet de mogelijkheid heeft om zich tegenover de aanbestedende dienst op die voorschriften te beroepen (zie in die zin arrest Commissie/Oostenrijk, EU:C:2004:386, punt 20).
60
Een effectieve rechterlijke bescherming vereist dus dat de belanghebbenden enige tijd vóór de sluiting van de overeenkomst van het gunningsbesluit op de hoogte worden gebracht, zodat zij over een reële beroepsmogelijkheid beschikken en met name een verzoek om voorlopige maatregelen kunnen indienen voordat deze overeenkomst wordt gesloten (zie in die zin arresten Commissie/Spanje, C-444/06, EU:C:2008:190, punten 38 en 39, en Commissie/Ierland, C-456/08, EU:C:2010:46, punt 33).
61
Artikel 2 quinquies, lid 4, tweede streepje, van richtlijn 89/665 waarborgt dat opdrachten op transparante wijze worden gegund, door te bepalen dat de in artikel 3 bis bedoelde aankondiging van het voornemen om tot sluiting van een overeenkomst over te gaan in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden bekendgemaakt. Deze bepaling beoogt aldus te verzekeren dat alle potentieel betrokken kandidaten kennis kunnen nemen van de beslissing van de aanbestedende dienst om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht. Bovendien moet de aanbestedende dienst overeenkomstig het derde streepje van deze bepaling een opschortende termijn van tien dagen in acht nemen. Zo worden de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om de gunning van een opdracht in rechte te betwisten voordat de overeenkomst wordt gesloten.
62
Bovendien zij opgemerkt dat de ondernemingen die schade hebben geleden, zelfs na het verstrijken van de in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 gestelde opschortende minimumtermijn van tien kalenderdagen nog steeds een vordering tot schadevergoeding kunnen indienen op grond van artikel 2, lid 1, sub c, van richtlijn 89/665.
63
Zoals blijkt uit punt 44 van het onderhavige arrest, moet in dit verband rekening worden gehouden met het feit dat de wetgever van de Unie met de in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 vastgestelde uitzondering verschillende belangen beoogt te verzoenen, namelijk die van de onderneming die schade heeft geleden, door haar de mogelijkheid te bieden om een kort geding in te stellen vóór de sluiting van de overeenkomst en de onrechtmatig gesloten overeenkomst nietig te doen verklaren, en die van de aanbestedende dienst en de onderneming die de opdracht heeft gekregen, door de rechtsonzekerheid te beperken die zou kunnen ontstaan door de onverbindendheid van de overeenkomst.
64
Gelet op het bovenstaande moet worden vastgesteld dat artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665, niet in strijd is met de vereisten die voortvloeien uit artikel 47 van het Handvest, voor zover het bepaalt dat een overeenkomst verbindend blijft.
65
Hetzelfde geldt voor het beginsel van non-discriminatie, dat op het gebied van overheidsopdrachten dezelfde doelstellingen nastreeft, namelijk onder meer het vrije verkeer van diensten en de openstelling voor onvervalste mededinging in alle lidstaten te garanderen (zie met name arresten Wall, C-91/08, EU:C:2010:182, punt 48, en Manova, C-336/12, EU:C:2013:647, punt 28). Zoals reeds is vastgesteld in punt 61 van het onderhavige arrest, beoogt artikel 2 quinquies, lid 4, tweede streepje, van richtlijn 89/665 immers te verzekeren dat alle potentieel betrokken kandidaten kennis kunnen nemen van de beslissing van de aanbestedende dienst om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht, en dus een beroep tegen deze beslissing kunnen instellen teneinde toezicht te doen uitoefenen op de wettigheid ervan.
66
Gelet op een en ander dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat bij het onderzoek ervan niet is gebleken van feiten of omstandigheden die afbreuk kunnen doen aan de geldigheid van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665.
Kosten
67
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:
- 1)
Artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007, moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling uitsluit dat een overeenkomst die zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in hetPublicatieblad van de Europese Unieis gegund hoewel dat niet was toegestaan op grond van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, onverbindend wordt verklaard wanneer aan de voorwaarden van deze bepaling is voldaan. Het staat aan de verwijzende rechter om dit na te gaan.
- 2)
Bij het onderzoek van de tweede vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die afbreuk kunnen doen aan de geldigheid van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665, zoals gewijzigd door richtlijn 2007/66.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑09‑2014
Conclusie 10‑04‑2014
Y. Bot
Partij(en)
Zaak C-19/131.
Ministero dell'Interno
tegen
Fastweb SpA
[verzoek van de Consiglio di Stato (Italië) om een prejudiciële beslissing]
1.
Met deze prejudiciële verwijzing wordt het Hof verzocht de omvang te verduidelijken van de vernietigings- en sanctiebevoegdheid waarover de nationale rechter krachtens artikel 2 quinquies van richtlijn 89/665/EEG2. beschikt wanneer hij vaststelt dat een overheidsopdracht is gegund in strijd met de in richtlijn 2004/18/EG3. neergelegde regels inzake bekendmaking en mededinging.
2.
Richtlijn 89/665 strekt ertoe te waarborgen dat in alle lidstaten doeltreffende en snelle beroepsprocedures bestaan, opdat de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten daadwerkelijk worden toegepast.4. Met de wijziging door richtlijn 2007/66 heeft de Uniewetgever die procedures doeltreffender willen maken door meer garanties te bieden inzake transparantie en non-discriminatie. In het kader daarvan zijn in artikel 2 quinquies van richtlijn 89/665 sancties vastgesteld die doeltreffend en afschrikkend5. zouden moeten zijn, zodat potentiële inschrijvers en marktdeelnemers die schade hebben geleden effectieve rechterlijke bescherming genieten en de ernstigste schending van het recht inzake overheidsopdrachten — onrechtmatige onderhandse gunning — wordt aangepakt.
3.
Volgens artikel 2 quinquies, lid 1, sub a, van richtlijn 89/665 zorgen de lidstaten ervoor dat een overeenkomst door een beroepsinstantie die onafhankelijk is van de aanbestedende dienst onverbindend wordt verklaard indien de aanbestedende dienst een opdracht heeft gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, zonder dat dit op grond van richtlijn 2004/18 is toegestaan.
4.
Op dat beginsel bestaat echter een uitzondering, die in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 is neergelegd en waarvan de draagwijdte hier aan de orde is.
5.
Deze bepaling luidt:
‘De lidstaten bepalen dat lid 1, sub a, van dit artikel niet van toepassing is indien:
- —
de aanbestedende dienst van mening is dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie op grond van richtlijn 2004/18[…] is toegestaan,
- —
de aanbestedende dienst de in artikel 3 bis bedoelde aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft bekendgemaakt, en
- —
de overeenkomst niet is gesloten voor het verstrijken van een termijn van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum van bekendmaking van bedoelde aankondiging.’
6.
Artikel 3 bis van richtlijn 89/665 bepaalt dat de aanbestedende dienst in de aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan zijn benaming en contactgegevens moet vermelden. Hij moet eveneens het onderwerp van de opdracht beschrijven en rechtvaardigen waarom de opdracht wordt gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie. Daarnaast moet hij de benaming en contactgegevens vermelden van de onderneming ten gunste van wie het gunningsbesluit is genomen, en, voor zover van toepassing, alle andere informatie toevoegen die hij in dit verband nuttig acht.
7.
Artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 beoogt het beroep vóór contractsluiting te vergemakkelijken, voor zover de bekendmaking van een aankondiging van het voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan6. en de opschorting van de ondertekening van de overeenkomst gedurende ten minste tien dagen de rechter in staat stellen tijdig in te grijpen wanneer de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten worden geschonden.7.
8.
Met zijn prejudiciële verwijzing vraagt de Consiglio di Stato (Italië) het Hof naar de uitlegging en de geldigheid van die bepaling in het licht van het beginsel van gelijke behandeling, dat door de rechtspraak is erkend als een fundamenteel beginsel van het Unierecht, en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, dat is neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: ‘Handvest’).
9.
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen het Ministero dell'Interno (ministerie van Binnenlandse Zaken) en Fastweb SpA (hierna: ‘Fastweb’), over een overheidsopdracht ter waarde van 521 500 000 EUR inzake de verstrekking van elektronische communicatiediensten gedurende zeven jaar, die aan Telecom Italia SpA (hierna: ‘Telecom Italia’) is gegund.
10.
Vaststaat dat het Ministero dell'Interno in deze zaak de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten niet heeft nageleefd, door de betrokken opdracht te gunnen door middel van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie.
11.
Bij beslissing van 8 januari 2013 heeft de Consiglio di Stato geoordeeld dat de opdracht onrechtmatig was gegund en deze gunning nietig verklaard.
12.
De Consiglio di Stato heeft evenwel vastgesteld dat het Ministero dell'Interno in het Publicatieblad van de Europese Unie een aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst met Telecom Italia over te gaan, die voldeed aan de vereisten van artikel 3 bis van richtlijn 89/665, had bekendgemaakt. De rechter heeft eveneens vastgesteld dat het Ministero dell'Interno de opschortende termijn van ten minste tien dagen tussen de gunning van de opdracht en de ondertekening van de overeenkomst in acht had genomen. Volgens artikel 2 quinquies, lid 4, van die richtlijn zou de nationale rechter die overeenkomst dus niet onverbindend mogen verklaren, hoewel deze ongeldig is.
13.
Tegen die achtergrond vraagt de verwijzende rechter zich af wat de omvang is van de vernietigings- en sanctiebevoegdheid van de nationale rechter.
14.
De Consiglio di Stato heeft derhalve de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
- ‘1)
Dient artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn [89/665] aldus te worden uitgelegd dat in een situatie waarin een aanbestedende dienst, alvorens de opdracht onderhands te gunnen aan een bepaalde ondernemer die is geselecteerd zonder dat eerst een aankondiging van de opdracht is bekendgemaakt, een aankondiging in het geval van vrijwillige transparantie vooraf in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft gepubliceerd en ten minste tien kalenderdagen heeft gewacht vooraleer de overeenkomst te sluiten, het de nationale rechter automatisch — altijd en hoe dan ook — verboden is die overeenkomst onverbindend te verklaren, ook al stelt hij vast de voorschriften die onder bepaalde voorwaarden gunning van de opdracht zonder aanbestedingsprocedure toestaan, zijn geschonden?
- 2)
Is artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn [89/665] in overeenstemming met de beginselen van gelijkheid van partijen, van non-discriminatie en van bescherming van de mededinging en waarborgt het het in artikel 47 van het Handvest […] neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte, wanneer het aldus wordt uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de overeenkomst onverbindend wordt verklaard naar nationaal recht (artikel 122 van de Codice del processo amministrativo), ook al heeft de rechter vastgesteld dat de voorschriften die onder bepaalde voorwaarden gunning van de opdracht zonder aanbestedingsprocedure toestaan, zijn geschonden?’
15.
De partijen in het hoofdgeding, de Italiaanse, de Oostenrijkse en de Poolse regering, het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie hebben opmerkingen gemaakt.
16.
Hierna zet ik uiteen dat het doel van richtlijn 89/665 en de bewoordingen van artikel 2 quinquies daarvan zich er volgens mij niet tegen verzetten dat een lidstaat de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie beoordelingsbevoegdheid toekent om te bepalen hoe ver de onverbindendheid strekt van een overeenkomst die is gesloten zonder dat vooraf een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, wanneer zij vaststelt dat de aanbestedende dienst weliswaar een aankondiging van het voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft bekendgemaakt en een opschortende termijn van ten minste tien dagen tussen de gunning van die opdracht en de ondertekening van de overeenkomst in acht heeft genomen, maar de in richtlijn 2004/18 neergelegde regels inzake bekendmaking en mededinging bewust en opzettelijk heeft geschonden.
I — Feiten van het hoofdgeding
17.
Het departement Openbare Veiligheid van het Ministero dell'Interno sloot in 2003 een overeenkomst met Telecom Italia voor het beheer en de ontwikkeling van telecommunicatiediensten. De overeenkomst liep af op 31 december 2011.
18.
Toen de overeenkomst op het punt stond af te lopen, heeft het Ministero dell'Interno bij besluit van 15 december 2011 Telecom Italia opnieuw aangewezen als leverancier van en technologische partner voor het beheer en de ontwikkeling van die diensten.
19.
Het Ministero dell'Interno meende dat het op grond van artikel 57, lid 2, sub b, van decreto legislativo nr. 163 — Codice dei contratti pubblici relativi a lavori, servizi e forniture in attuazione delle direttive 2004/17/CE e 2004/18/CE8. van 12 april 2006 (wetsbesluit nr. 163 tot vaststelling van het wetboek voor overheidsopdrachten voor werken, diensten en leveringen ter uitvoering van de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG) — waarbij artikel 28, lid 1, sub e, van richtlijn 2009/81/EG9. in Italiaans recht is omgezet — de opdracht kon gunnen door middel van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht.
20.
Krachtens artikel 28, lid 1, sub e, van richtlijn 2009/81 kan de aanbestedende dienst voor het plaatsen van een opdracht een beroep doen op een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van een opdracht ‘wanneer de opdracht om technische redenen of om redenen van bescherming van exclusieve rechten slechts aan een bepaalde ondernemer kan worden toevertrouwd’.
21.
In casu meende het Ministero dell'Interno dat Telecom Italia om technische redenen en om redenen van bescherming van (bepaalde) exclusieve rechten als enige ondernemer in staat was de opdracht voor de verstrekking van diensten uit te voeren.
22.
Die beslissing werd voorgelegd aan de Avvocatura Generale dello Stato, die op 20 december 2011 heeft geadviseerd dat rechtmatig een beroep kon worden gedaan op de voorgenomen procedure.
23.
Diezelfde dag publiceerde het Ministero dell'Interno in het Publicatieblad van de Europese Unie een aankondiging van zijn voornemen om met Telecom Italia een overeenkomst te sluiten voor de ‘verstrekking van elektronische-communicatiediensten ten behoeve van het departement Openbare Veiligheid en de Carabinieri, waaronder diensten inzake spraaktelefonie, mobiele telefonie en datatransmissie, met inachtneming van alle voorwaarden voor vertrouwelijkheid en veiligheid van de informatie in het belang van de nationale veiligheid’.
24.
Op 22 december 2011 heeft het Ministero dell'Interno het administratieve besluit vastgesteld waarbij Telecom Italia werd uitgenodigd voor onderhandelingen op 23 december 2011.
25.
Op 31 december 2011, dus na het verstrijken van een termijn van tien dagen vanaf het moment van bekendmaking van de aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie, hebben de partijen een raamovereenkomst voor zeven jaar getekend ter waarde van 521 500 000 EUR.
26.
Op 16 februari 2012 werd de gunning van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
27.
Fastweb heeft een beroep tot nietigverklaring ingesteld bij het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio, dat in Italië verantwoordelijk is voor de beroepsprocedures betreffende de gunning van overheidsopdrachten. Fastweb verzocht om nietigverklaring van die gunning en onverbindendverklaring van de overeenkomst, op grond dat de in artikel 28, lid 1, sub e, van richtlijn 2009/81 bedoelde voorwaarden voor een beroep op een procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van de opdracht niet waren vervuld.
28.
Het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio heeft dat beroep toegewezen. Het heeft geoordeeld dat de door het Ministero dell'Interno aangevoerde gegevens en omstandigheden geen ‘technische redenen’ in de zin van artikel 57, lid 2, sub b, van d.lgs. nr. 163/2006 vormden, maar opportuniteitsoverwegingen en redenen die verband hielden met de moeilijkheden die de gunning van de opdracht aan een andere ondernemer mogelijkerwijs zou meebrengen. Na nietigverklaring van de gunning heeft het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio geoordeeld dat het de overeenkomst niet onverbindend kon verklaren, aangezien het Ministero dell'Interno had voldaan aan de verplichting tot transparantie en zich had gehouden aan de minimale opschortende termijn zoals vereist door artikel 121, lid 5, van de Codice del processo amministrativo, waarbij artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 in Italiaans recht is omgezet.
29.
Volgens het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio verzetten die bepalingen zich er echter niet tegen dat de overeenkomst op grond van artikel 122 van de Codice del processo amministrativo onverbindend wordt verklaard vanaf 31 december 2013.
30.
Het Ministero dell'Interno en Telecom Italia hebben tegen die beslissing hoger beroep ingesteld bij de Consiglio di Stato.
31.
Deze rechter heeft de nietigverklaring van de betrokken gunning bevestigd. Hij was eveneens van oordeel dat de aanbestedende dienst onvoldoende had aangetoond dat aan de voorwaarden voor een beroep op een procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van de opdracht was voldaan. In dat verband heeft hij geoordeeld dat uit het gevoerde betoog en het overgelegde bewijs (waaronder het technische verslag) niet bleek dat het objectief onmogelijk was de betrokken diensten door andere ondernemers te laten verstrekken, maar veeleer dat een dergelijke beslissing volgens het Ministero dell'Interno niet opportuun was, hoofdzakelijk wegens de daaraan verbonden wijzigingen, kosten en aanpassingstijd.
32.
De Consiglio di Stato had echter twijfels over de gevolgen die aan een dergelijke nietigverklaring moeten worden verbonden wat betreft de verbindendheid van de betrokken overeenkomst, gelet op de in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 neergelegde beginselen.
II — Italiaans recht
33.
Richtlijn 89/665 is omgezet in Italiaans recht bij decreto legislativo nr. 53 van 20 maart 2010, waarvan de inhoud nadien is ingevoegd in de artikelen 120 en volgende van de Codice del processo amministrativo.
34.
Artikel 2 quinquies, lid 1, van richtlijn 89/665 is in Italiaans recht omgezet bij artikel 121, lid 1, van de Codice del processo amministrativo. Laatstbedoeld artikel bepaalt dat de rechter die een definitieve gunning nietig verklaart, in bepaalde gevallen de overeenkomst onverbindend verklaart, waarbij hij afhankelijk van de conclusies van de partijen, de ernst van het gedrag van de aanbestedende dienst en de feitelijke omstandigheden bepaalt of de onverbindendheid enkel betrekking heeft op verbintenissen die nog moeten worden uitgevoerd op het ogenblik van bekendmaking van de beslissing of terugwerkende kracht heeft. Het betreft de volgende gevallen:
- —
definitieve gunning zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie of de Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana, wanneer d.lgs. nr. 163/2006 een dergelijke bekendmaking vereist;
- —
definitieve gunning op basis van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder aankondiging of een toewijzing in eigen beheer wanneer dat niet was toegestaan en daardoor geen aankondiging is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie of de Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana, wanneer d.lgs. nr. 163/2006 een dergelijke bekendmaking vereist.
35.
Artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 is uitgevoerd bij artikel 121, lid 5, van de Codice del processo amministrativo, dat bepaalt dat de regel inzake onverbindendheid van artikel 121, lid 1, sub a en b, niet van toepassing is wanneer de aanbestedende dienst:
- —
bij gemotiveerd besluit voorafgaand aan de gunningsprocedure heeft verklaard dat een procedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie of de Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana mag worden gebruikt op grond van d.lgs. nr. 163/2006;
- —
een aankondiging in het geval van vrijwillige transparantie vooraf in de zin van artikel 79 bis van d.lgs. nr. 163/2006, waarin hij zijn voornemen om de overeenkomst te sluiten kenbaar maakt, heeft bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (opdrachten van communautaire omvang) respectievelijk de Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana (opdrachten onder die drempel), en
- —
de overeenkomst niet heeft gesloten vóór het verstrijken van een termijn van tien dagen, ingaande op de dag na de datum van bekendmaking van de in het vorige punt bedoelde aankondiging.
36.
Artikel 122 van de Codice del processo amministrativo voegt daaraan toe dat de rechter die de definitieve gunning nietig verklaart, behoudens de gevallen van artikel 121, lid 1, bepaalt of de overeenkomst onverbindend moet worden verklaard en zo ja, vanaf wanneer, waarbij hij met name rekening houdt met de belangen van de partijen, de mogelijkheid voor de verzoeker om daadwerkelijk de opdracht te krijgen in het licht van de vastgestelde gebreken, de stand van uitvoering van de overeenkomst en de mogelijkheid om deze over te nemen in het geval dat het gebrek in de gunning niet van dien aard is dat de procedure opnieuw moet worden gevoerd en er om overname is verzocht.
37.
Artikel 3 bis van richtlijn 89/665, over de inhoud van de aankondiging in het geval van vrijwillige transparantie vooraf, is uitgevoerd bij artikel 79 bis van d.lgs. nr. 163/2006.
III — Bespreking
38.
Ik zal de twee vragen van de Consiglio di Stato samen behandelen.
39.
Met deze vragen wenst de verwijzende rechter in wezen van het Hof te vernemen of de nationale rechter op grond van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665, gelezen in het licht van het beginsel van gelijke behandeling en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, ongeacht de omstandigheden verplicht is de verbindendheid te handhaven van een overeenkomst die is gesloten zonder dat vooraf een aankondiging van de opdracht is bekendgemaakt, wanneer de aanbestedende dienst een aankondiging van zijn voornemen tot sluiting van de overeenkomst in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft bekendgemaakt en de in die bepaling neergelegde opschortende termijn van ten minste tien dagen tussen de gunning van de opdracht en de ondertekening van de overeenkomst in acht heeft genomen.
40.
Ik meen van niet. Volgens mij mag artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 niet leiden tot een dergelijk automatisme, omdat daardoor het nuttig effect van de in het kader van richtlijn 2007/66 vastgestelde bepalingen in het gedrang zou kunnen komen en bepaalde fundamentele beginselen waarop een ondernemer die schade heeft geleden zich kan beroepen, zouden kunnen worden geschonden.
41.
Artikel 2 van richtlijn 2004/18, ‘Beginselen van het plaatsen van overheidsopdrachten’, verplicht de aanbestedende dienst om ondernemers op gelijke en niet-discriminerende wijze te behandelen en transparant te handelen.
42.
In dat verband heeft het Hof geoordeeld dat het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers of gegadigden een fundamenteel beginsel van het aanbestedingsrecht van de Unie vormt.10. Naleving van dat beginsel moet het vrije verkeer van diensten in de Europese Unie verzekeren en leiden tot de ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen belangstellende ondernemers in alle lidstaten.11. Dit beginsel verzet zich derhalve, zoals het Hof in herinnering heeft gebracht, tegen elke onderhandeling tussen de aanbestedende dienst en een inschrijver in het kader van een aanbestedingsprocedure. Het beginsel van gelijke behandeling houdt niet enkel in dat niet mag worden gediscrimineerd op grond van nationaliteit, maar ook dat de procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten transparant moet verlopen.12. Deze transparantie heeft in wezen tot doel om elke potentiële inschrijver een passende mate van openbaarheid van de aanbestedingsprocedure te verzekeren, zodat deze voor mededinging openstaat en de procedure op onpartijdigheid kan worden getoetst.13. Zij dient dus om elk risico van favoritisme en willekeur van de aanbestedende dienst uit te bannen, zodat die inschrijvers bij de formulering van hun inschrijving dezelfde kansen hebben.14.
43.
Uit deze verplichtingen vloeien voor de ondernemers rechten voort die zij effectief beschermd moeten kunnen zien bij de nationale rechter. Deze moet dus zorgen dat zijn rechterlijke beslissing ten volle wordt uitgevoerd, en doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties kunnen opleggen om de volle werking van de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten te verzekeren.
44.
Met het oog op een doeltreffende toepassing van die beginselen en effectieve rechterlijke bescherming van de betrokken inschrijvers tegen de risico's van favoritisme en willekeur van de aanbestedende dienst heeft de Uniewetgever ervoor gekozen de beroepsprocedures die in de lidstaten worden ingesteld door personen die belang hebben bij de gunning van een bepaalde opdracht en die door een beweerde schending zijn geschaad, door middel van richtlijn 2007/66 doeltreffender te maken.15.
45.
Richtlijn 89/665 stelt in beginsel enkel de minimumvereisten vast voor de in de nationale rechtsorde ingestelde beroepsprocedures16. en sluit volgens punt 20 van de considerans van richtlijn 2007/66 de toepassing van strengere sancties overeenkomstig het nationale recht niet uit, zodat overeenkomstig punt 34 van de considerans van laatstgenoemde richtlijn geen afbreuk wordt gedaan aan de procedurele autonomie van de lidstaten.
46.
Artikel 1, lid 1, van richtlijn 89/665 verplicht de lidstaten ervoor te zorgen dat een ondernemer die schade heeft geleden, tegen onrechtmatige besluiten van de aanbestedende diensten op doeltreffende wijze en zo snel mogelijk beroep kan instellen overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 2 septies van die richtlijn.17.
47.
Artikel 2, lid 1, van deze richtlijn bepaalt dat de lidstaten daartoe aan de voor de beroepsprocedures verantwoordelijke instantie de volgende bevoegdheden moeten toekennen:
- —
de bevoegdheid om voorlopige maatregelen te nemen om de beweerde schending ongedaan te maken of te voorkomen dat de betrokken belangen verder worden geschaad;
- —
de bevoegdheid om onrechtmatig genomen besluiten nietig te verklaren, en
- —
de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen aan degenen die schade hebben geleden.
48.
In artikel 2, lid 7, van richtlijn 89/665 is bepaald dat de lidstaten vrij blijven de gevolgen van de uitoefening van die bevoegdheden voor de voortzetting van de betrokken overeenkomst in hun nationale recht te regelen.
49.
De in de artikelen 2 quinquies tot en met 2 septies van die richtlijn bedoelde gevallen zijn daarvan evenwel uitgesloten, in het bijzonder die waarin de nationale rechter de overeenkomst nietig heeft verklaard wegens schending van de in richtlijn 2004/18 neergelegde regels inzake bekendmaking en mededinging. In dat geval bakent de Uniewetgever de bevoegdheden van de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie af, door de gevolgen van de nietigverklaring van een dergelijke overeenkomst uitdrukkelijk te regelen.
50.
Artikel 2 quinquies van richtlijn 89/665, ‘Onverbindendheid’, bepaalt aldus in lid 1, sub a, dat de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie de overeenkomst onverbindend verklaart wanneer de aanbestedende dienst een opdracht in strijd met richtlijn 2004/18 heeft gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie. De bewoordingen zijn duidelijk: in beginsel hebben de lidstaten geen handelingsvrijheid.
51.
Ter rechtvaardiging van deze afbakening stelt de Uniewetgever in punt 13 van de considerans van richtlijn 2007/66 dat de onrechtmatige onderhandse gunning van opdrachten volgens het Hof van Justitie een zeer ernstige schending van het aanbestedingsrecht van de Unie vormt.18. Derhalve moet in een doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sanctie worden voorzien, wat betekent dat een dergelijke overeenkomst onverbindend moet worden verklaard.
52.
In die omstandigheden moet de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie die vaststelt dat een overheidsopdracht ten onrechte door middel van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht is gegund, de gunning nietig verklaren en de overeenkomst onverbindend, zodat de mededinging wordt hersteld en nieuwe zakelijke kansen worden gecreëerd voor de ondernemer die schade heeft geleden.19.
53.
Dat beginsel wordt evenwel afgezwakt door artikel 2 quinquies, lid 2, van richtlijn 89/665, op grond waarvan het aan de lidstaten staat de gevolgen van de onverbindendheid van de overeenkomst te bepalen.
54.
Bovendien bevat artikel 2 quinquies, lid 4, van deze richtlijn een uitzondering op het beginsel. De uitlegging daarvan is hier aan de orde.
55.
Krachtens die bepaling ‘bepalen [de lidstaten] dat lid 1, sub a, van dit artikel niet van toepassing is indien’ de aanbestedende dienst:
- —
ten eerste, van mening was dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking op grond van richtlijn 2004/18 was toegestaan;
- —
ten tweede, transparant is geweest vóór de ondertekening van de overeenkomst, door een aankondiging in het geval van vrijwillige transparantie vooraf in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken, en
- —
ten derde, een opschortende termijn van ten minste tien dagen tussen de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan en de sluiting van die overeenkomst in acht heeft genomen.
56.
Het Parlement en de Commissie hebben ter terechtzitting bevestigd dat die voorwaarden cumulatief zijn.
57.
Uit de punten 13, 14 en 26 van de considerans van richtlijn 2007/66 blijkt duidelijk dat de Uniewetgever met die uitzondering op de regel een evenwicht tracht te vinden tussen de verschillende belangen die aan de orde zijn, te weten die van de onderneming die schade heeft geleden enerzijds — waaraan tegemoet kan worden gekomen met de mogelijkheid om een kort geding vóór het sluiten van de overeenkomst in te stellen en de nietigverklaring van de onrechtmatig gesloten overeenkomst — en die van de aanbestedende dienst en de onderneming die de opdracht heeft gekregen anderzijds, voor wie geen rechtsonzekerheid mag ontstaan door de onverbindendheid van de overeenkomst.
58.
Artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 is geformuleerd in dwingende bewoordingen en verbiedt, bij ontbreken van andere aanwijzingen in de tekst, dat de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie een reeds nietig verklaarde overeenkomst onverbindend verklaart wanneer aan de drie voorwaarden is voldaan, teneinde het beoogde evenwicht tussen de verschillende betrokken partijen te bewaren.
59.
Volgens mij heeft de Uniewetgever door de toevoeging van een afzonderlijke bepaling die zo specifiek is als artikel 2 quinquies, lid 4, aan de oorspronkelijke versie van richtlijn 89/665 een gemeenschappelijke dwingende regel voor alle lidstaten willen instellen. Anders dan in andere bepalingen waar hij het uitdrukkelijk aan de lidstaten overlaat om in het kader van hun procedurele autonomie de gevolgen van de nietigverklaring van de overeenkomst en de onverbindendheid daarvan te regelen20., lijkt artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 de lidstaten geen ruimte te laten voor strengere sancties in de zin van punt 20 van de considerans van richtlijn 2007/66, in het bijzonder niet voor de onverbindendheid van de overeenkomst.
60.
Betekent dat echter, zoals de verwijzende rechter uitdrukkelijk vraagt, dat het de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie ‘automatisch — altijd en hoe dan ook — verboden is’ de overeenkomst onverbindend te verklaren?
61.
Volgens mij beschikt die instantie over een zekere speelruimte, namelijk wanneer zij nagaat of aan de in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 neergelegde voorwaarden — in het bijzonder de eerste — is voldaan.
62.
Wanneer die instantie vaststelt dat aan de in die bepaling bedoelde voorwaarden is voldaan, mag zij overeenkomstig de bewoordingen en het doel van die bepaling de overeenkomst niet onverbindend verklaren. Wanneer de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie na haar rechterlijke toetsing echter vaststelt dat die voorwaarden niet zijn vervuld, moet zij overeenkomstig de regel van artikel 2 quinquies, lid 1, sub a, van richtlijn 89/665 de overeenkomst onverbindend verklaren, waarbij zij beschikt over de in artikel 2 quinquies, lid 2, van die richtlijn neergelegde beoordelingsmarge.
63.
De beoordelingsmarge van de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie hangt dus af van het resultaat van haar rechterlijke toetsing.
64.
Ik leg de nadruk op de omvang van die toetsing om twee redenen.
65.
De eerste houdt verband met de verwezenlijking van de doelstellingen die de Uniewetgever heeft nagestreefd met artikel 1, lid 1, van richtlijn 89/665, in het bijzonder de instelling van doeltreffende beroepsmogelijkheden tegen beslissingen die de aanbestedende diensten hebben genomen in strijd met de wetgeving inzake overheidsopdrachten.
66.
Rechterlijke toetsing is nodig om te verzekeren dat het beginsel van gelijke behandeling en de transparantieverplichting die daaruit voortvloeit in acht worden genomen en om, in voorkomend geval, een doeltreffende en afschrikkende sanctie op te leggen.
67.
Die toetsing is ook nodig om de onderneming die schade heeft geleden, overeenkomstig artikel 47 van het Handvest een doeltreffende voorziening in rechte te verzekeren. In herinnering zij gebracht dat volgens punt 36 van de considerans van richtlijn 2007/66 die ‘richtlijn […] de grondrechten [eerbiedigt] en […] de beginselen in acht [neemt] die met name in het Handvest […] zijn erkend’, en in het bijzonder de volledige eerbiediging beoogt van het in artikel 47 van het Handvest neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Het recht op een doeltreffende voorziening in rechte veronderstelt dat de nationale rechter over beoordelingsbevoegdheid beschikt wat betreft de naleving van de toepasselijke wetgeving en, in casu, wat betreft de vraag of de in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 neergelegde voorwaarden zijn vervuld.
68.
De tweede reden houdt verband met de bewoordingen die de Uniewetgever heeft gebruikt in de eerste voorwaarde, zoals vastgesteld in artikel 2 quinquies, lid 4, eerste streepje, van die richtlijn.
69.
Overeenkomstig die bepaling mag de nationale rechter immers een onrechtmatig gesloten overeenkomst niet onverbindend verklaren indien ‘de aanbestedende dienst van mening is dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in hetPublicatieblad van de Europese Unie op grond van richtlijn 2004/18[…] is toegestaan’21..
70.
Het lijkt mij bijzonder moeilijk bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken wanneer de aanbestedende dienst beschikt over een beoordelingsmarge zoals die in het kader van die bepaling, zonder dat deze door een rechter kan worden getoetst.
71.
Op die manier is die voorwaarde zuiver potestatief en de rechterlijke bescherming van de ondernemer die schade heeft geleden gebrekkig.22.
72.
In de eerste plaats zou zij in strijd met de bewoordingen, de context en het doel van richtlijn 89/665 aan de aanbestedende dienst de keuze laten of hij overgaat tot een aanbesteding en dus of hij de in artikel 2 van richtlijn 2004/18 neergelegde beginselen inzake transparantie en non-discriminatie in acht neemt, waarbij hij erop kan vertrouwen dat de in strijd met de regels inzake bekendmaking gesloten overeenkomst niet onverbindend wordt verklaard, mits hij in het Publicatieblad van de Europese Unie een aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan heeft bekendgemaakt en een opschortende termijn van ten minste tien dagen in acht heeft genomen. De uitgesloten ondernemer heeft in feite enkel de mogelijkheid een schadevordering in te stellen, waardoor de onrechtmatig gegunde opdracht niet opnieuw voor mededinging wordt opengesteld.
73.
Hier is duidelijk sprake van een paradox.
74.
Richtlijn 89/665 beoogt immers uitdrukkelijk de garanties inzake transparantie en non-discriminatie te versterken in het kader van procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, zodat de ondernemer die schade heeft geleden volwaardige juridische bescherming geniet.23. Bovendien heeft de Uniewetgever juist om onrechtmatige onderhandse gunning van opdrachten tegen te gaan en mogelijke inschrijvers te beschermen tegen willekeur van de aanbestedende dienst, ervoor gekozen om de beroepsprocedures door middel van richtlijn 2007/66 doeltreffender te maken.24.
75.
In de tweede plaats stelt die voorwaarde, zo toegepast, de aanbestedende dienst in de gelegenheid een opdracht onderhands te gunnen in strijd met de vereisten van richtlijn 2004/18, met minimale formaliteiten en op straffe van een minimale sanctie, zodat hij misbruik zou kunnen maken van de hem verleende rechten.
76.
Zoals Fastweb stelt in haar opmerkingen, is het op die manier interessanter een overheidsopdracht te gunnen aan de onderneming van voorkeur dan over te gaan tot een regelmatige aanbesteding volgens de regels inzake bekendmaking en mededinging van richtlijn 2004/18.
77.
Om te beginnen wordt het tijdschema van de aanbesteding in feite omzeild en kan de overheidsopdracht sneller worden gegund. Het onderhavige geding illustreert dat perfect, aangezien de procedure voor de gunning van de betrokken opdracht met een looptijd van zeven jaar en ter waarde van 521 500 000 EUR is aangevat op 15 december 2011 en twee weken later, op 31 december 2011, was afgerond.
78.
Daarnaast verschilt de regeling inzake bekendmaking. In het kader van een regelmatige aanbestedingsprocedure moet de aanbestedende dienst immers een aankondiging van de opdracht publiceren en elke inschrijver op de hoogte brengen van de genomen beslissingen. De voorafgaande bekendmaking en de oproep tot mededinging worden dus geformaliseerd. In het kader van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van de opdracht heeft de aanbestedende dienst een eenvoudige verplichting tot bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, waarop belanghebbende ondernemingen tien dagen hebben om een beroep vóór het sluiten van de overeenkomst in te stellen. Die bekendmaking verstrekt belanghebbenden duidelijk niet evenveel informatie als de bekendmaking van een aanbesteding in het Publicatieblad van de Europese Unie of de individuele inlichting over de door de aanbestedende dienst genomen beslissingen en heeft bijgevolg een negatieve weerslag op de beroepsprocedures.
79.
Tot slot kan bij een onrechtmatige gunning van de opdracht wegens met name een gebrek in de aanbestedingsprocedure de overeenkomst onverbindend worden verklaard. In het kader van de in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 bedoelde procedure mag de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie echter een in strijd met de regels inzake bekendmaking en mededinging gesloten overeenkomst niet onverbindend verklaren wanneer de aanbestedende dienst een aankondiging in het geval van vrijwillige transparantie vooraf heeft bekendgemaakt en de opschortende termijn van ten minste tien dagen tussen die bekendmaking en de sluiting van de overeenkomst in acht heeft genomen. Zij kan de aanbestedende dienst weliswaar veroordelen tot een schadevergoeding, maar dat stelt de onrechtmatig gegunde opdracht niet opnieuw open voor mededinging.
80.
Bijgevolg is het noodzakelijk dat de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie in het kader van haar rechterlijke toetsing van de voorwaarden van artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 het optreden van de aanbestedende dienst beoordeelt. Volgens mij moet zij in het bijzonder nagaan of de aanbestedende dienst te goeder trouw en met de nodige zorgvuldigheid heeft gehandeld bij de contractsluiting en of de door hem aangevoerde redenen om een beroep te doen op een procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie geldig zijn of waren.
81.
De Italiaanse en de Poolse regering, de Raad en de Commissie hebben in hun opmerkingen hetzelfde standpunt ingenomen.25.
82.
In het achterhoofd moet worden gehouden dat de in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 bedoelde handhaving van de verbindendheid van de overeenkomst, goede trouw van de aanbestedende dienst veronderstelt en ertoe strekt de medecontractanten rechtszekerheid te verschaffen. Dat wordt uitdrukkelijk erkend in punt 26 van de considerans van richtlijn 2007/66, waar wordt verwezen naar de noodzaak ‘eventuele rechtsonzekerheid als gevolg van onverbindendheid’ van de overeenkomst te voorkomen. Het Hof heeft dit bovendien uitdrukkelijk bevestigd in het arrest Commissie/Duitsland.26.
83.
Rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen zijn onmogelijk wanneer de aanbestedende dienst te kwader trouw heeft gehandeld bij de toepassing van het recht en bewust en opzettelijk de regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten heeft geschonden.
84.
Ter terechtzitting heeft Telecom Italia geopperd dat artikel 2 quinquies, lid 4, eerste streepje, van richtlijn 89/665 de aanbestedende dienst geenszins verplicht te goeder trouw en met de nodige zorgvuldigheid te handelen. Hij zou enkel een motiveringsplicht hebben. Die uitlegging moet met klem worden afgewezen, aangezien de goede trouw van de administratie wezenlijk in haar functie ligt vervat en de basis vormt van het gewettigd vertrouwen dat de burger moet kunnen hebben in haar optreden. Het betreft dus een van de fundamentele beginselen die voor haar werkzaamheden in het algemeen leidend zijn. Bijgevolg is het vanzelfsprekend dat de toepassing van artikel 2 quinquies, lid 4, eerste streepje, van die richtlijn veronderstelt dat de aanbestedende dienst te goeder trouw handelt.
85.
De nationale rechter moet dus de redenen onderzoeken waarop de aanbestedende dienst zich logisch en in eerlijkheid kon baseren om te denken dat hij een opdracht mocht gunnen door middel van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van de opdracht, en een onderscheid maken tussen vergissingen te goeder trouw en opzettelijke niet-naleving van de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten. Na dat onderzoek kan de nationale rechter de meest gepaste sanctie bepalen.
86.
Twee hypotheses kunnen dus worden onderscheiden.
87.
In de eerste stelt de rechter vast dat de fout van de aanbestedende dienst verschoonbaar is, omdat hij te goeder trouw heeft gehandeld. In dat geval mag hij overeenkomstig artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 de overeenkomst niet onverbindend verklaren, teneinde het beoogde evenwicht tussen de belangen van de verschillende partijen te bewaren.
88.
In dat verband wijst niets erop dat de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie in dat geval alternatieve sancties, zoals die van artikel 2 sexies, lid 2, van die richtlijn, kan opleggen.
89.
Ten eerste kan de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie een sanctie alleen maar vervangen door een andere wanneer er een te vervangen sanctie is. Zij moet met andere woorden een rechtsgrondslag voor een sanctie hebben. In de hypothese waarin alle in artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, moet die instantie, zoals gezegd, de verbindendheid van de overeenkomst handhaven, zodat zij niet de mogelijkheid heeft de overeenkomst bij wijze van sanctie onverbindend te verklaren. Van een ‘sanctie’ in de zin van die richtlijn is dus geen sprake.
90.
Ten tweede vermeldt de Uniewetgever, wat de alternatieve sancties van artikel 2 sexies van richtlijn 89/665 betreft, uitdrukkelijk de gevallen waarin de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie de onverbindendheid van de overeenkomst kan vervangen door een boete of een verkorting van de looptijd van de overeenkomst en verwijst hij in dat artikel niet naar het geval van artikel 2 quinquies, lid 4, van die richtlijn.27.
91.
In die omstandigheden rijst inderdaad de vraag of de materiële draagwijdte van artikel 2 sexies van richtlijn 89/665 moet worden uitgebreid. Ik meen van niet, omdat een dergelijke uitlegging zou ingaan tegen de bewoordingen van artikel 2, lid 7, van die richtlijn en de bedoeling van de Uniewetgever. In die bepaling worden de in artikel 2 sexies bedoelde gevallen immers uitdrukkelijk uitgesloten van de vrijheid die de lidstaten genieten om de gevolgen te bepalen die moeten worden verbonden aan de uitoefening van hun sanctiebevoegdheid.
92.
In de tweede hypothese is de nationale rechter van oordeel dat de fout onverschoonbaar is, dat de aanbestedende dienst bewust en opzettelijk de regels inzake voorafgaande bekendmaking en mededinging heeft geschonden. In dat geval moet een dergelijke schending natuurlijk aan een sanctie worden onderworpen. Er bestaat immers geen legitieme reden om de verbindendheid te handhaven van een overeenkomst die is gesloten op een manier die volgens het Hof een zeer ernstige schending van het aanbestedingsrecht uitmaakt.
93.
In die omstandigheden moet de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie de overeenkomst onverbindend verklaren overeenkomstig artikel 2 quinquies, lid 1, sub a, van richtlijn 89/665 en de ondernemer die schade heeft geleden door die bedrieglijke handeling in zijn rechten herstellen.
94.
De lidstaten moeten in dat geval de mogelijkheid behouden de overeenkomst onverbindend te verklaren, omdat het de aanbestedende dienst anders vrij zou staan de wettelijke regels inzake bekendmaking en mededinging te schenden, mits, in voorkomend geval, een schadevergoeding wordt betaald aan de ondernemer die schade heeft geleden. Een dergelijke uitlegging zou zonder twijfel afbreuk doen aan de doelstellingen die de Uniewetgever met de vaststelling van richtlijn 2007/66 heeft nagestreefd.28.
95.
Zoals gezegd wil de richtlijn verzekeren dat de sancties doeltreffend zijn. In een geval waar de aanbestedende dienst duidelijk heeft gehandeld met de bedoeling de toepasselijke regels te omzeilen, vormt enkel de onverbindendheid van de overeenkomst een afschrikkende en doeltreffende sanctie.
96.
Voorts strekt richtlijn 89/665 ertoe het beginsel van gelijke behandeling te doen naleven. Enkel de nietigverklaring van de onrechtmatig gesloten overeenkomst en de onverbindendheid daarvan kunnen de mededinging op de markt herstellen en nieuwe commerciële perspectieven creëren voor de ondernemer die ten onrechte niet heeft kunnen deelnemen aan de aanbestedingsprocedure.
97.
Dat neemt niet weg dat de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie overeenkomstig artikel 2 quinquies, lid 2, van richtlijn 89/665 vrij blijft om te bepalen hoe ver de onverbindendheid van de overeenkomst strekt.
98.
Zoals reeds opgemerkt laat die bepaling de lidstaten immers vrij om de gevolgen van de onverbindendheid van een overeenkomst in hun nationaal recht vast te stellen. De lidstaten kunnen de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie aldus de bevoegdheid toekennen om met terugwerkende kracht alle contractuele verbintenissen nietig te verklaren, dan wel de werking van de nietigverklaring van de overeenkomst te beperken tot de verbintenissen die nog moeten worden uitgevoerd. De Uniewetgever wenst in dat laatste geval niettemin een ruime beoordelingsbevoegdheid aan de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie toe te kennen, met zijn uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 2 sexies, lid 2, van richtlijn 89/665. Volgens die bepaling kunnen de lidstaten aan die instantie een ruime beoordelingsbevoegdheid geven om op basis van alle relevante factoren, waaronder de ernst van de schending, het gedrag van de aanbestedende dienst en, in de gevallen bedoeld in artikel 2 quinquies, lid 2, de mate waarin de overeenkomst van kracht blijft, in voorkomend geval te bepalen of de looptijd van de overeenkomst moet worden verkort of een boete moet worden opgelegd.
99.
In artikel 2 quinquies, lid 2, juncto artikel 2 sexies, lid 2, van richtlijn 89/665 ligt dus de marge besloten die de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie wordt gelaten wanneer zij een onrechtmatig gesloten overeenkomst onverbindend moet verklaren.
100.
Gelet op al het voorgaande verzetten het doel van richtlijn 89/665 en de bewoordingen van artikel 2 quinquies daarvan zich er volgens mij niet tegen dat een lidstaat aan die instantie beoordelingsbevoegdheid toekent om te bepalen hoe ver de onverbindendheid strekt van een overeenkomst die is gesloten zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, wanneer zij vaststelt dat de aanbestedende dienst weliswaar een aankondiging van zijn voornemen om over te gaan tot sluiting van de overeenkomst in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft bekendgemaakt en een opschortende termijn van ten minste tien dagen tussen de gunning van die opdracht en de ondertekening van de overeenkomst in acht heeft genomen, maar de in richtlijn 2004/18 neergelegde regels inzake bekendmaking en mededinging bewust en opzettelijk heeft geschonden.
101.
Integendeel, een uitlegging in die zin is noodzakelijk om het nuttig effect van richtlijn 89/665 te verzekeren en de bescherming van de grondrechten van de ondernemer die ten onrechte niet heeft kunnen deelnemen aan de aanbestedingsprocedure, te waarborgen.
102.
In het kader van het hoofdgeding staat het dus aan de bevoegde nationale rechter om na te gaan of het Ministero dell'Interno zich heeft gebaseerd op geldige redenen om de betrokken opdracht te gunnen door middel van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie.
103.
Dienaangaande wil ik het volgende opmerken.
104.
In het onderhavige geding was het Ministero dell'Interno van mening dat het van deze procedure gebruik kon maken op grond van artikel 57, lid 2, sub b, van d.lgs. nr. 163/2006, waarbij artikel 28, lid 1, sub e, van richtlijn 2009/81 in nationaal recht wordt omgezet.
105.
Krachtens die bepaling mag die procedure worden gebruikt ‘wanneer de opdracht om technische redenen of om redenen van bescherming van exclusieve rechten slechts aan een bepaalde ondernemer kan worden toevertrouwd’.
106.
In casu was Telecom Italia wegens technische redenen en redenen van bescherming van (bepaalde) exclusieve rechten volgens het Ministero dell'Interno de enige ondernemer die de opdracht voor de verstrekking van diensten kon uitvoeren.
107.
Het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio heeft echter geoordeeld dat de door het Ministero dell'Interno aangevoerde gegevens en omstandigheden geen ‘technische redenen’ in de zin van artikel 57, lid 2, sub b, van d.lgs. nr. 163/2006 vormden, maar opportuniteitsoverwegingen en redenen die verband hielden met de moeilijkheden die de gunning van de opdracht aan een andere ondernemer mogelijkerwijs zou meebrengen.
108.
De Consiglio di Stato heeft in dezelfde zin geoordeeld dat de aanbestedende dienst niet rechtens voldoende had aangetoond dat aan de voorwaarden voor een beroep op een procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van de opdracht was voldaan. In dat verband was hij van oordeel dat uit het gevoerde betoog en het overgelegde bewijs (waaronder het technische verslag) niet bleek dat het objectief onmogelijk was de betrokken diensten door andere ondernemers te laten verstrekken, maar veeleer dat een dergelijke beslissing volgens het Ministero dell'Interno niet opportuun was, hoofdzakelijk wegens de daaraan verbonden wijzigingen, kosten en aanpassingstijd.
109.
De beschikbare gegevens laten inderdaad niet uitschijnen dat het Ministero dell'Interno zich heeft beroepen op bijzondere technische redenen of redenen die verband houden met de bijzondere aard van het betrokken materiaal of de gevoeligheid van de opdracht.
110.
Op het gebied van veiligheid en defensie kan het uiteraard aanvaardbaar zijn dat bepaalde bepalingen van het aanbestedingsrecht niet gelden, aangezien bepaalde opdrachten dermate gevoelig zijn dat het niet aangewezen is over te gaan tot voorafgaande bekendmaking en mededinging tussen ondernemers. Dat is bijvoorbeeld het geval bij opdrachten van inlichtingendiensten, opdrachten inzake spionageactiviteiten, of zeer gevoelige aankopen waarbij uitzonderlijke vertrouwelijkheid in acht moet worden genomen, zoals aankopen in het kader van de strijd tegen het terrorisme of specifiek bestemd voor gevoelige operaties van de veiligheidsdiensten.
111.
In het onderhavige geding lijkt het Ministero dell'Interno zich niet te beroepen op dergelijke omstandigheden. Het verduidelijkt weliswaar dat de opdracht betrekking heeft op de ‘verstrekking van elektronische-communicatiediensten ten behoeve van het departement Openbare Veiligheid en de Carabinieri, waaronder diensten inzake spraaktelefonie, mobiele telefonie en datatransmissie, met inachtneming van alle voorwaarden voor vertrouwelijkheid en veiligheid van de informatie in het belang van de nationale veiligheid’29.. Gelet op met name de vaststellingen van het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio en de Consiglio di Stato lijkt het Ministero dell'Interno echter de bijzondere aard van de opdracht of het betrokken materiaal niet te hebben aangetoond en zelfs geen bijzondere vereisten te hebben aangevoerd, bijvoorbeeld inzake veiligheid van informatie of bescherming van vertrouwelijke of gerubriceerde gegevens, die in het belang van de nationale veiligheid inderdaad bijzondere bescherming kunnen vereisen en een bijzondere gunningsprocedure kunnen rechtvaardigen.
112.
Daarnaast verbaast de chronologie van de feiten, in het bijzonder de snelheid waarmee de opdracht is gegund. Op dat punt deel ik de bedenkingen die de Commissie ter terechtzitting heeft geuit. Uit de stukken blijkt immers dat het Ministero dell'Interno slechts twee weken voor het einde van de overeenkomst inzake telefonie met Telecom Italia van 2003, namelijk op 15 december 2011, besloten heeft deze te hernieuwen. Voorts blijkt eveneens uit de stukken dat de overeenkomst op 31 december 2011, dus twee weken later, is getekend. Die manier van handelen is vreemd, gezien het belang van die overeenkomst voor de werking van de administratie, de duur ervan (zeven jaar), en de waarde ervan (521 500 000 EUR), tenzij ervan wordt uitgegaan dat het Ministero dell'Interno en Telecom Italia hadden afgesproken om hun overeenkomst te hernieuwen.
113.
Tot slot moet zeker rekening worden gehouden met de omstandigheid dat het Ministero dell'Interno een overheidsinstantie is die goed ingelichte juridische adviseurs heeft, zodat het weet onder welke voorwaarden een overheidsopdracht kan worden gegund zonder voorafgaande bekendmaking en oproep tot mededinging.
114.
Het staat echter aan de bevoegde nationale rechter om, gelet op alle gegevens waarover hij beschikt, na te gaan of een dergelijke fout verschoonbaar is dan wel een bewuste en opzettelijke schending van de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten vormt.
115.
Gelet op een en ander meen ik bijgevolg dat artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665, gelezen in het licht van het beginsel van gelijke behandeling en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, aldus moet worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat een lidstaat de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie beoordelingsbevoegdheid toekent om te bepalen hoe ver de onverbindendheid strekt van een overeenkomst die is gesloten zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, wanneer zij vaststelt dat de aanbestedende dienst weliswaar een aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft bekendgemaakt en een opschortende termijn van ten minste tien dagen tussen de gunning van die opdracht en de ondertekening van de overeenkomst in acht heeft genomen, maar de in richtlijn 2004/18 neergelegde regels inzake bekendmaking en mededinging bewust en opzettelijk heeft geschonden.
IV — Conclusie
116.
Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Consiglio di Stato te beantwoorden als volgt:
‘Artikel 2 quinquies, lid 4, van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007, gelezen in het licht van het beginsel van gelijke behandeling en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat een lidstaat de voor de beroepsprocedure verantwoordelijke instantie beoordelingsbevoegdheid toekent om te bepalen hoe ver de onverbindendheid strekt van een overeenkomst die is gesloten zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, wanneer zij vaststelt dat de aanbestedende dienst weliswaar een aankondiging van zijn voornemen om tot sluiting van de overeenkomst over te gaan in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft bekendgemaakt en een opschortende termijn van ten minste tien dagen tussen de gunning van die opdracht en de ondertekening van de overeenkomst in acht heeft genomen, maar de regels inzake bekendmaking en mededinging zoals neergelegd in richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, bewust en opzettelijk heeft geschonden.’
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑04‑2014
Oorspronkelijke taal: Frans.
Richtlijn van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395, blz. 33), zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 (PB L 335, blz. 31; hierna: ‘richtlijn 89/665’).
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114).
Zie de derde overweging van de considerans en artikel 1, lid 1, derde alinea, van richtlijn 89/665. Zie ook arrest Commissie/Duitsland (C-503/04, EU:C:2007:432, punt 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie punten 27 en 28 van de considerans van richtlijn 2007/66.
Deze aankondiging wordt ook ‘aankondiging in het geval van vrijwillige transparantie vooraf’ genoemd.
Zie punt 28 van de considerans van richtlijn 2007/66.
Gewoon supplement bij GURI nr. 100 van 2 mei 2006. Gewijzigd bij decreto legislativo nr. 152 van 11 september 2008 (gewoon supplement bij GURI nr. 231 van 2 oktober 2008; hierna: ‘d.lgs. nr. 163/2006’).
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216, blz. 76), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 1251/2011 van de Commissie van 30 november 2011 (PB L 319, blz. 43; hierna: ‘richtlijn 2009/81’). Artikel 28, lid 1, sub e, van richtlijn 2009/81 herneemt in wezen de bewoordingen van artikel 31, lid 1, sub b, van richtlijn 2004/18.
Zie mijn uiteenzetting over dit beginsel in de punten 34 e.v. van mijn conclusie in de zaak Wall (C-91/08, EU:C:2009:659).
Zie met name arrest Manova (C-336/12, EU:C:2013:647, punt 28). Zie ook arrest Wall (C-91/08, EU:C:2010:182), waarin het Hof heeft geoordeeld dat ‘[de] artikelen [43 EG en 49 EG], het beginsel van gelijke behandeling, het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting […] immers dezelfde doelstellingen na[streven] als […] richtlijn [92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L 209, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/78/EG van de Commissie van 13 september 2001 (PB L 285, blz. 1)], die met name gericht is op het vrij verrichten van diensten en het openstellen van de markt in de lidstaten voor een onvervalste mededinging’ (punt 48).
Zie arresten Commissie/CAS Succhi di Frutta (C-496/99 P, EU:C:2004:236, punt 109 en aldaar aangehaalde rechtspraak), en Parking Brixen (C-458/03, EU:C:2005:605, punt 49 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie arrest Wall (EU:C:2010:182, punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie arrest Commissie/België (C-87/94, EU:C:1996:161, punten 54-56).
Zie met name de punten 3 en 4 van de considerans van die richtlijn. Zie ook arrest Commissie/Oostenrijk (C-212/02, EU:C:2004:386, punten 20-22).
Zie arrest Strabag e.a. (C-314/09, EU:C:2010:567, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie ook arrest GAT (C-315/01, EU:C:2003:360, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie arrest Stadt Halle en RPL Lochau (C-26/03, EU:C:2005:5, punt 37).
Punt 14 van de considerans van richtlijn 2007/66.
Zie met name artikel 2 quinquies, lid 3, van richtlijn 89/665, dat het in lid 1 van dat artikel bedoelde beginsel matigt door te bepalen dat ‘[d]e lidstaten kunnen bepalen dat de […] beroepsinstantie kan besluiten een overeenkomst niet onverbindend te verklaren, ook al is die overeenkomst onwettig gegund […], indien de beroepsinstantie van mening is […] dat dwingende redenen van algemeen belang het noodzakelijk maken dat de overeenkomst verbindend blijft’. De bewoordingen van die bepaling zijn duidelijk: de Uniewetgever kent de nationale rechter beoordelingsbevoegdheid toe om te bepalen wat de meest gepaste sanctie is wanneer sprake is van dwingende redenen van algemeen belang.
Cursivering van mij. Dezelfde term komt voor in artikel 2 sexies, lid 2, van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten [COM(2006) 195 definitief], en een soortgelijke term in punt 3 van de toelichting bij dat voorstel, waarin het heet dat ‘[w]anneer een aanbestedende dienst oordeelt dat hij gerechtigd is een opdracht […] onderhands te gunnen, […] hij […] het sluiten van de overeenkomst [moet] opschorten gedurende een termijn van minstens 10 kalenderdagen, nadat hij is overgegaan tot een passende bekendmaking via een vereenvoudigde aankondiging van een geplaatste opdracht’ (cursivering van mij).
Een voorwaarde is ‘potestatief’ wanneer het ontstaan of de uitvoering van de verplichting volledig afhankelijk is van de wil van een van de contractpartijen.
Zie de derde overweging van de considerans van deze richtlijn.
Arrest Commissie/Oostenrijk (EU:C:2004:386, punten 20–22).
Zie de punten 22 en 27 van de opmerkingen van de Italiaanse regering; punt 12 van de opmerkingen van de Poolse regering; punt 33 van de opmerkingen van de Raad en punt 48 van de opmerkingen van de Commissie.
EU:C:2007:432, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak. Zie ook naar analogie arrest Strabag e.a. (EU:C:2010:567), waarin het Hof heeft gepreciseerd dat termijnen noodzakelijk zijn ‘teneinde te voorkomen dat de gegadigden en de inschrijvers op ieder moment inbreuken op [de] regeling [inzake overheidsopdrachten] kunnen opwerpen, waardoor de aanbestedende dienst verplicht zou worden om de volledige procedure opnieuw te beginnen om deze inbreuken te herstellen’ (punt 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Het betreft de hiernavolgende gevallen. Het eerste geval, dat van artikel 1, lid 5, van richtlijn 89/665, is dat waarin de overeenkomst is gesloten hoewel de ondernemer die schade heeft geleden, beroep heeft ingesteld bij de aanbestedende dienst. In het tweede geval — artikel 2, lid 3, van die richtlijn — sluit de aanbestedende dienst de overeenkomst voordat de nationale rechter heeft beslist op een verzoek tot voorlopige maatregelen of een beroep. Het derde geval, neergelegd in artikel 2 bis, lid 2, van die richtlijn, betreft de sluiting van de overeenkomst volgende op de gunning van de opdracht vóór het verstrijken van de termijn van ten minste tien dagen nadat het gunningsbesluit aan de betrokken inschrijvers en gegadigden is gezonden. In het vierde geval is de overeenkomst onverbindend verklaard wegens een van de redenen die uitdrukkelijk in artikel 2 quinquies, lid 1, van die richtlijn worden vermeld.
Volgens vaste rechtspraak moet een bepaling die in een taalversie afwijkt van de andere taalversies in de Unie, met het oog op een uniforme uitlegging en toepassing ervan, niet enkel worden uitgelegd in het licht van de algemene opzet van de tekst waar zij deel van uitmaakt, maar ook van het door de Uniewetgever nagestreefde doel [zie met name arrest Endendijk (C-187/07, EU:C:2008:197, punten 22 e.v.)].
Cursivering van mij.