Einde inhoudsopgave
Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19
Artikel 11 Subsidieverplichtingen
Geldend
Geldend van 15-06-2021 tot 01-10-2025. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-10-2020
- Bronpublicatie:
07-06-2021, Stcrt. 2021, 29865 (uitgifte: 14-06-2021, regelingnummer: 2370139-1009982-MEVA)
- Inwerkingtreding
15-06-2021, terugwerkend tot: 01-10-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-06-2021, Stcrt. 2021, 29865 (uitgifte: 14-06-2021, regelingnummer: 2370139-1009982-MEVA)
- Vakgebied(en)
Corona (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Loonbelasting / Eindheffing
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
1.
De bonus wordt uitgekeerd aan:
- a.
een werknemer die op 1 maart 2020, of bij latere indiensttreding op de datum van indiensttreding, is ingeschaald in een salarisschaal die lager is dan de salarisschaal waarvoor geldt dat het salaris in de eerste reguliere periodiek tezamen met de eindejaarsuitkering en de vakantietoeslag, bij een voltijds dienstverband, leidt tot een bruto jaarsalaris van € 73.000 of meer;
- b.
een derde voor wiens werkzaamheden in het kader van een arbeidsovereenkomst gesloten met een ander dan de zorgaanbieder, een bruto uurloon is gehanteerd dat niet hoger is dan € 39;
- c.
een derde die voor zijn werkzaamheden in het kader van een overeenkomst tot opdracht of overeenkomst van aanneming van werk een bruto uurtarief heeft gehanteerd dat niet hoger is dan € 88,90 inclusief btw.
2.
De bonus wordt zo spoedig mogelijk door de zorgaanbieder uitgekeerd aan de zorgprofessional, doch in ieder geval binnen 5 maanden na de dagtekening van de subsidieverlening.
3.
Indien niet aan de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, wordt voldaan doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld melding aan de minister.
4.
Bij subsidies bedoeld in artikel 6, onderdeel a, doet de subsidieontvanger onverwijld melding aan de minister indien de daadwerkelijk verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 4, onderdelen b en c, lager uitvalt dan het daarvoor verleende bedrag.
5.
De minister besluit over de meldingen, bedoeld in het derde en vierde lid, uiterlijk ten tijde van de subsidievaststelling.
6.
De minister kan bij de verstrekking van de subsidie verplichtingen opleggen als bedoeld in de artikelen 4:38 en 4:39 en van de Algemene wet bestuursrecht.