HR 10 maart 2009, LJN BG9151.
HR, 09-03-2010, nr. 08/03932 B
ECLI:NL:PHR:2010:BK9247
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
09-03-2010
- Zaaknummer
08/03932 B
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BK9247
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK9247, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑03‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK9247
ECLI:NL:PHR:2010:BK9247, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑03‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK9247
- Wetingang
art. 552a Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2010/129
Uitspraak 09‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Beklag. Art. 94 Sv. Het oordeel van de Rb dat zich niet het geval voordoet dat hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen goederen zal verbeurdverklaren dan wel onttrekken aan het verkeer en dat ook overigens het belang van de strafvordering zich tegen teruggave van het geldbedrag verzet, is, gelet op de inhoud van het klaagschrift en hetgeen bij het oz in raadkamer is aangevoerd, niet zonder meer begrijpelijk.
9 maart 2010
Strafkamer
nr. 08/03932 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Alkmaar van 22 oktober 2007, nummer RK 07/337, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. H.J.G. Heijen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel keert zich tegen de ongegrondverklaring van het beklag.
2.2.1. Het klaagschrift houdt, voor zover hier van belang, in:
"Naar aanleiding van een onderzoek in de zaak met de parketnummers 14/880063-07, 14/880085-07, 14/880134-07 en 14/880136-07 heeft op 14 juni 2007 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van klaagster aan de [a-straat 1] te [plaats].
Klaagster is geen verdachte in genoemde zaak maar is enkel als getuige gehoord.
Tijdens deze doorzoeking in haar woning is naast een aantal zaken tevens een geldbedrag (...) in beslag genomen.
(...)
Deze zaken behoren in eigendom toe aan klaagster.
(...)
Genoemd geldbedrag - dat dient om in haar levensonderhoud te voorzien - is door klaagster verdiend in de prostitutie en behoort haar derhalve toe.
Er is derhalve geen strafvorderlijk belang dat zich verzet tegen teruggave van de niet geretourneerde in beslaggenomen zaken waaronder genoemd geldbedrag aan klaagster."
2.2.2. Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt het volgende in:
"Klaagster verklaart:
Met [betrokkene 1] ben ik gehuwd in Bulgarije en er zijn geen huwelijkse voorwaarden. Het geld is gevonden in mijn appartement. Het geld is van mij, want het is in mijn huis gevonden.
De raadsman verklaart:
Alle inbeslaggenomen goederen zijn teruggegeven met uitzondering van euro 3200,--. De tweede verlenging gevangenhouding van de verdachte [betrokkene 1] is afgewezen. [Betrokkene 1] is wel gehuwd met mijn cliënte, maar woont één hoog. In drie verschillende panden is doorzoeking gedaan. Mijn cliënte wil haar geld terug, want het is in haar appartement gevonden en het is van haar.
De officier van justitie verzet zich tegen de inwilliging van het klaagschrift en verklaart voorts: In deze strafzaak (mensenhandel) zijn vier mannen aangehouden. In verschillende panden is doorzoeking gedaan. Daarom is onduidelijk van wie het geld is. De zaak kan nog niet inhoudelijk behandeld worden, want het onderzoek gaat door. Het geld is nodig voor de waarheidsvinding. Het onderzoek is niet afgesloten. Het is nu nog te vroeg."
2.2.3. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"Overwegende dat zich niet voordoet het geval dat hoogst onwaarschijnlijk is, dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen goederen zal verbeurdverklaren dan wel onttrekken aan het verkeer.
Overwegende, dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet;
(...)
Verklaart het klaagschrift ongegrond.
Wijst af het verzoek tot teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag van EUR 3000,--."
2.3. Het oordeel van de Rechtbank dat zich niet het geval voordoet dat hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen goederen zal verbeurdverklaren dan wel onttrekken aan het verkeer en dat ook overigens het belang van strafvordering zich tegen teruggave van het geldbedrag verzet, is, gelet op de inhoud van het klaagschrift en hetgeen bij het onderzoek in raadkamer is aangevoerd, niet zonder meer begrijpelijk. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2010.
Conclusie 09‑03‑2010
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klaagster]
1.
De Rechtbank Alkmaar heeft op 22 oktober 2007 het klaagschrift strekkende tot teruggave van een geldbedrag van € 3000,00 ongegrond verklaard.
2.
Mr. H.J.G. Heijen, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste middel voert aan dat klaagster alleen als getuige is gehoord en niet als verdachte en dat het in beslag genomen geld aan haar toebehoort en niet aan verdachte [betrokkene 1].
De rechtbank zou hebben veronachtzaamd dat klaagster eerst met deze verdachte is gehuwd na de doorzoeking van haar appartement waarbij het geld is aangetroffen. Op het moment van de inbeslagname was er dus nog geen sprake van een huwelijksgemeenschap.
3.2.
De rechtbank heeft overwogen dat zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen goederen zal verbeurdverklaren dan wel onttrekken aan het verkeer. Tevens heeft de rechtbank overwogen dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet.
3.3.
Het klaagschrift heeft aangevoerd dat het inbeslaggenomen geldbedrag door klaagster zelf in de prostitutie is verdiend. Maar klaagster heeft ook in raadkamer verklaard dat zij in Bulgarije met [betrokkene 1] is gehuwd zonder huwelijkse voorwaarden. In cassatie wordt weliswaar aangevoerd dat het huwelijk is voltrokken na de inbeslagname, maar dit gegeven kan niet eerst in cassatie worden aangevoerd. Tijdens het onderzoek in raadkamer heeft de officier van justitie verklaard dat in verschillende panden is gezocht en dat het onduidelijk is van wie het geld is.
3.4.
De rechtbank heeft zich beperkt tot het opnemen van de criteria waaraan getoetst moet worden ingeval van een beslag op de voet van artikel 94 Sv en heeft niet nader gemotiveerd waarom aan die criteria zou zijn voldaan. Gelet op de inhoud van het klaagschrift en op hetgeen klaagster en haar advocaat bij het onderzoek in raadkamer hebben aangevoerd acht ik de beslissing ontoereikend gemotiveerd.1. Als klaagster inderdaad rechthebbende is met betrekking tot het geld, hetgeen de rechtbank in het midden heeft gelaten, valt niet in te zien hoe dat geld verbeurd zal kunnen worden verklaard als tegen klaagster geen verdenking bestaat. Waarom het geld onttrokken zal kunnen worden aan het verkeer is zonder nadere motivering evenmin begrijpelijk.
4.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑03‑2010