Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk
Artikel 191 Beroep op anciënniteit bij een internationale aanvraag
Geldend
Geldend vanaf 06-07-2017
- Bronpublicatie:
14-06-2017, PbEU 2017, L 154 (uitgifte: 16-06-2017, regelingnummer: 2017/1001)
- Inwerkingtreding
06-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2017, PbEU 2017, L 154 (uitgifte: 16-06-2017, regelingnummer: 2017/1001)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
EU-recht / Marktintegratie
Intellectuele-eigendomsrecht / Europees intellectuele-eigendomsrecht
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
1.
De aanvrager van een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie kan in de internationale aanvraag de anciënniteit van een in een lidstaat ingeschreven ouder merk, waaronder een in de Benelux ingeschreven merk, inroepen dan wel van een ouder merk dat krachtens een internationale regeling met rechtsgevolgen in een lidstaat is ingeschreven, zoals bepaald in artikel 39.
2.
De documentatie ter ondersteuning van het beroep op anciënniteit, zoals gespecificeerd in de krachtens artikel 39, lid 6, vastgestelde uitvoeringshandeling, wordt ingediend binnen drie maanden na de datum waarop het Internationale Bureau kennis geeft van de internationale inschrijving aan het Bureau. Artikel 39, lid 7, is hierop van toepassing.
3.
Ingeval de houder van de internationale inschrijving overeenkomstig artikel 119, lid 2, gehouden is zich voor het Bureau te doen vertegenwoordigen, bevat de in lid 2 van dit artikel bedoelde kennisgeving de aanwijzing van een gemachtigde als bedoeld in artikel 120, lid 1.
4.
Indien het Bureau vaststelt dat een beroep op anciënniteit op grond van lid 1 van dit artikel niet voldoet aan artikel 39 of aan de andere vereisten die in onderhavig artikel worden gesteld, vraagt het de aanvrager de gebreken te verhelpen. Als aan de in de eerste zin bedoelde vereisten niet binnen de door het Bureau gestelde termijn is voldaan, vervalt het recht van anciënniteit met betrekking tot die internationale inschrijving. Als de gebreken slechts betrekking hebben op sommige waren en diensten, vervalt het recht van anciënniteit alleen voor die waren en diensten.
5.
Het Bureau stelt het Internationaal Bureau in kennis van elke verklaring inzake het verval van het recht van anciënniteit op grond van lid 4. Het stelt eveneens het Internationale Bureau op de hoogte van elke intrekking of beperking van het beroep op anciënniteit.
6.
Artikel 39, lid 5, is van toepassing tenzij het recht van anciënniteit op grond van lid 4 van dit artikel vervallen is verklaard.