Een proces-verbaal van bevindingen met het nummer PL04ZN-2013093673-3, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 11 april 2014 ondertekend door [verbalisant] , brigadier van regiopolitie IJsselland.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 10-02-2016, nr. 21-003240-14
ECLI:NL:GHARL:2016:1009, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
10-02-2016
- Zaaknummer
21-003240-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:1009, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 10‑02‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2415, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑02‑2016
Inhoudsindicatie
196 Sr. Verdachte heeft zich de toegang verschaft tot een politieverhoor van een persoon die als verdachte wordt gehoord en hij heeft aan die persoon tijdens dat verhoor bijstand verleend, terwijl hij niet was beëdigd als advocaat.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003240-14
Uitspraak d.d.: 10 februari 2016
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 4 juni 2014 met parketnummer 08-079534-14 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
briefadres volgens opgave van verdachte: [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het primair ten laste gelegde tot een geldboete van
€ 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.A. Kaarls, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te [plaats] opzettelijk een daad heeft verricht behorende tot een ambt dat hij niet bekleedt, immers heeft hij, verdachte, zich voorgedaan als advocaat ( van de heer [betrokkene] );
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te [plaats] zonder daartoe gerechtigd te zijn de titel van advocaat heeft gevoerd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende:
Verbalisant [verbalisant] heeft het volgende verklaard1.:
Op 22 oktober 2013 verscheen voor mij, verbalisant, de verdachte [betrokkene] aan het hoofdbureau van politie te [plaats] . Ik had de verdachte uitgenodigd om een verklaring te komen afleggen ter zake een door hem gepleegde bedreiging alsmede overtreding van de Wet wapens en munitie. Ik zag dat de verdachte ( [betrokkene] ) in aanwezigheid was van een man die zich voorstelde als [verdachte] . Ik besloot [verdachte] toe te laten tot het verhoor. Vervolgens ben ik met de verdachte [betrokkene] in verhoor gegaan in een aangiftekamer van het bureau. Vrijwel direct na het stellen van de eerste vragen zag en hoorde ik dat [verdachte] uit eigen beweging overleg voerde met verdachte [betrokkene] . In reactie op zijn gedrag vroeg ik [verdachte] of hij strafrechtadvocaat was waarop hij antwoordde: “Dat doen we er ook bij”. Hierop zette ik het verhoor voort. Naar aanleiding van het gedrag van [verdachte] heb ik een onderzoek ingesteld. Op de internetsite van de orde van advocaten zag ik dat [verdachte] niet staat ingeschreven als advocaat.
Ter zitting in eerste aanleg heeft [verbalisant] als getuige de volgende verklaring afgelegd:
[betrokkene] zei dat hij een advocaat had meegenomen.
Daarna heb ik [verdachte] om een legitimatie of advocatenpas gevraagd. [verdachte] heeft ook gezegd om op zijn website te kijken.
De verdachte heeft ter zitting van het hof het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 22 oktober 2013 samen met [betrokkene] een bezoek heb gebracht aan het politiebureau te [plaats] . [betrokkene] werd aldaar als verdachte gehoord. Ik was op verzoek van [betrokkene] meegekomen teneinde hem bij te staan tijdens het politieverhoor. Ik ben door [verbalisant] gevraagd naar mijn legitimatie, maar ik kon mij niet legitimeren. Het klopt dat ik daarna aanwezig ben geweest bij het verhoor van [betrokkene] als verdachte.
Ik weet dat alleen een advocaat een verdachte kan bijstaan tijdens een politieverhoor. Ik ben jurist, geen advocaat. Ik heb geen meesterstitel. Ik was mij ervan bewust dat bij de verhorende verbalisant de indruk is ontstaan dat ik advocaat zou zijn. Alhoewel ik op meerdere momenten aan de verbalisant had kunnen melden dat ik geen advocaat ben, heb ik dat nagelaten, omdat ik wist dat ik [betrokkene] dan niet tijdens het verhoor meer zou mogen bijstaan.
Het verhoor van verdachte [betrokkene] is opgenomen. Uit een zich in het dossier bevindende transcriptie van het verhoor blijkt dat het volgende is gezegd:
Vraag verbalisant [verbalisant] : U heeft uw advocaat meegenomen?
Antwoord [betrokkene] : Ja.
Vraag verbalisant [verbalisant] : Als ik nog even uw naam mag?
Antwoord [verdachte] : [verdachte] met [letter] , dubbel [letter] .
Vraag verbalisant [verbalisant] : U bent van welk kantoor?
Antwoord [verdachte] : [kantoor] . [verdachte] cum suis.
(…)
Vraag verbalisant [verbalisant] : Bent u strafrechtadvocaat?
Antwoord [verdachte] : Wij doen wel eens strafrechtzaken maar niet heel vaak. Ik zal mij er verder niet mee bemoeien.
Opmerking verbalisant [verbalisant] : Nee precies, want het valt mij op dat u heel veel zegt en als u weet wat de regels zijn….
Antwoord [verdachte] : Ik weet wat de regels zijn. Ik zal mijn mond houden.
Gelet op de hierboven weergegeven bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde door zich de toegang te verschaffen tot een politieverhoor van een persoon die als verdachte wordt gehoord en aan die persoon tijdens dat verhoor bijstand te verlenen, terwijl hij niet beëdigd was als advocaat.
Het verweer van verdachte dat hij vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde, omdat hij niet uitdrukkelijk tegenover de verbalisant heeft verklaard dat hij advocaat was, wordt verworpen. Verdachte wist dat bij de verbalisant de indruk was ontstaan dat hij advocaat was. Op vragen van die verbalisant om duidelijkheid te krijgen over de rol van verdachte heeft verdachte tegenover de verbalisant niet geprobeerd om de bij de verbalisant ontstane indruk te ontkrachten, maar verdachte heeft door de door hem gegeven antwoorden juist de indruk gevoed dat hij advocaat was. Verdachte heeft ook de opzet gehad om de indruk dat hij advocaat was in stand te willen laten, gelet op zijn verklaring dat hij welbewust heeft gehandeld teneinde [betrokkene] tijdens het verhoor te kunnen bijstaan, wetende dat hij daartoe niet gerechtigd was.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 22 oktober 2013 te [plaats] opzettelijk een daad heeft verricht behorende tot een ambt dat hij niet bekleedt, immers heeft hij, verdachte, zich voorgedaan als advocaat (van de heer [betrokkene] ).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een daad verrichten behorend tot een ambt dat hij niet bekleedt.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich de toegang verschaft tot een verhoor van een persoon die werd gehoord als verdachte door de politie, waarbij verdachte bijstand heeft verleend aan die persoon, terwijl verdachte niet is beëdigd als advocaat. Door zo te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bepaalde in artikel 196 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 december 2015 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd ziet het hof, mede gelet op verdachtes draagkracht, aanleiding om een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- op te leggen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het bewezenverklaarde een op zich zelf staand incident is geweest voortkomend uit de wens van verdachte om zijn vriend tijdens het politieverhoor bij te willen staan. Het hof ziet gelet hierop geen aanleiding om een gedeelte van de geldboete voorwaardelijk op te leggen, zoals de politierechter heeft gedaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 196 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. H.D. Wolswijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder, griffier,
en op 10 februari 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.D. Wolswijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 10‑02‑2016