Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1939 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (‘EOM’)
Artikel 38 Vervreemding van geconfisqueerde vermogensbestanddelen
Geldend
Geldend vanaf 20-11-2017
- Bronpublicatie:
12-10-2017, PbEU 2017, L 283 (uitgifte: 31-10-2017, regelingnummer: 2017/1939)
- Inwerkingtreding
20-11-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2017, PbEU 2017, L 283 (uitgifte: 31-10-2017, regelingnummer: 2017/1939)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
EU-recht / Instituties
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Staatsrecht / Rechtspraak
Indien de bevoegde nationale rechter, in overeenstemming met de vereisten en procedures van het nationale recht, waaronder nationale wetgeving tot omzetting van Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad (1), in een onherroepelijke uitspraak heeft besloten eigendommen die verband houden met of opbrengsten die zijn verkregen door middel van een misdrijf dat onder de bevoegdheid van het EOM valt te ontnemen, worden deze vermogensbestanddelen of opbrengsten vervreemd overeenkomstig het toepasselijke nationale recht. Dergelijke vervreemding mag geen negatieve gevolgen hebben voor de rechten van de Unie of van andere slachtoffers die voor de door hen geleden schade vergoed moeten worden.
Voetnoten
Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39).