Rb. Utrecht, 16-01-2008, nr. 1385/ HF ZA 91-1352
ECLI:NL:RBUTR:2008:BC1934
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
16-01-2008
- Zaaknummer
1385/ HF ZA 91-1352
- LJN
BC1934
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2008:BC1934, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 16‑01‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 16‑01‑2008
Inhoudsindicatie
Weigering door partij van medewerking aan deskundigenonderzoek.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 1385 / HF ZA 91-1352
Vonnis van 12 december 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. D. van de Lockant-Geschiere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. A.R.J. Mulder.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 1 november 2006;
- -
de akte van [gedaagde] van 22 augustus 2007;
- -
de antwoordakte van [eiser] van 19 september 2007.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
Bij vonnis van 27 september 2007 is in rechtsoverweging 2.10 een deskundigenonderzoek bevolen naar de waarde van de aandelen in Merol Holding B.V.
Bij brief van 1 augustus 2007 heeft mevr. mr. Berghuis-Knijff de rechtbank medegedeeld dat [gedaagde] geen medewerking aan het deskundigenonderzoek verleend. Bij brief van 7 augustus 2007 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat de zaak naar de rol zal worden verwezen omdat de rechtbank zal moeten oordelen of de opstelling van [gedaagde] strijdig is met haar verplichting tot medewerking als bedoeld in art. 198 lid 3 Rv. en/of de goede procesorde en welke gevolgen aan dat oordeel verbonden dienen te worden. De heer Jonk is verzocht zijn werkzaamheden op te schorten totdat de rechtbank bij vonnis over de opstelling van [gedaagde] heeft beslist.
2.2.
[gedaagde] heeft in haar akte (houdende uitlating voortgang procedure) haar standpunt toegelicht. Zij voert achtereenvolgens aan dat zij de kosten van de deskundige niet zal kunnen opbrengen, zij ten opzichte van [eiser] een grote informatie achterstand heeft ten aanzien van de waarde van de onderneming c.a. en de verrekening van de kosten van de deskundige nog jaren zal duren. Op grond van deze bezwaren stelt [gedaagde] als voorwaarden voor haar medewerking:
- -
een garantstelling door [eiser] voor de tijdige betaling van de kosten voor het deskundigenonderzoek;
- -
verrekening van de kosten van de deskundige gelijktijdig met de definitieve verdeling van de gemeenschap;
- -
het uitsluiten van een rentevergoeding voor (zo begrijpt de rechtbank [gedaagde]) [eiser] ten aanzien van het door hem betaalde deel van het voorschot dat voor rekening van [gedaagde] komt;
- -
toerekening aan [eiser] van alle kosten van de deskundige indien het onderzoek wordt gestaakt omdat [eiser] zijn medewerking of informatieplicht verzaakt;
- -
toerekening van extra kosten aan [eiser] voor zover door hem veroorzaakt;
- -
de instructie aan de deskundige om “de transactie waarbij eiser zijn aandelenbelang in de onderneming heeft vergroot met 50% van de aandelen” bij zijn beoordeling mee te nemen.
2.3.
[eiser] heeft zich tegen deze voorwaarden verweerd.
2.4.
In art. 198 lid 3 Rv. is bepaald dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan een
deskundigenonderzoek. Ook indien [gedaagde] ten aanzien van de informatie over Merol Holding BV een achterstand heeft ten opzichte van [eiser], en zij op dit moment niet de mogelijkheid heeft om de kosten van de deskundige te betalen, dan staat het haar niet vrij om haar medewerking aan het onderzoek te weigeren en aan haar medewerking voornoemde voorwaarden te stellen.
2.5.
Indien [gedaagde] twijfelt aan de informatie die de deskundige van [eiser] krijgt, dan staat het haar vrij om zo nodig aan de deskundige te verzoeken om duidelijk aan te geven op welke informatie hij zijn onderzoek heeft gebaseerd en of hij reden heeft om aan de juistheid van die informatie te twijfelen. Eveneens kan zij de deskundige verzoeken die informatie ter inzage ter beschikking te stellen, zodat [gedaagde] zelf zich daarover een oordeel kan vormen.
2.6.
Dat [gedaagde] geen financiële middelen heeft om de kosten van de deskundige te voldoen is niet relevant. [eiser] heeft immers gebruik gemaakt van de door de rechtbank geopperde mogelijkheid om het aandeel van [gedaagde] in het voorschot voor haar rekening te (laten) voldoen. Bovendien zullen de kosten van de deskundige tussen partijen als gemeenschappelijke kosten verdeeld worden gelijktijdig met de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Dat het aandeel dat [gedaagde] uit de verdeling toekomt onvoldoende zal zijn om haar aandeel in kosten van de deskundige te voldoen, heeft [gedaagde] niet gesteld en is evenmin aannemelijk gelet op de tot de gemeenschap behorende activa.
2.7.
Door het stellen van de voorwaarden loopt [gedaagde] vooruit om mogelijk toekomstige gebeurtenissen en de daaraan te verbinden rechtsgevolgen. Kort samengevat gaat het om handelingen van [eiser] in strijd met diens verplichting om mee te werken aan het deskundigenbericht. Zolang er geen sprake is van gedragingen of nalatigheden van [eiser] die mogelijk in strijd zijn met zijn medewerkingsverplichting is er geen enkele aanleiding om met het oog daarop voorwaarden te stellen aan het deskundigenbericht en reeds thans te oordelen over de aan overtreding daarvan te verbinden rechtsgevolgen. Dat zal pas mogelijk zijn indien daartoe op basis van een handelen of nalaten [eiser] of [gedaagde] aanleiding is. In dat geval kunnen zij zich tussentijds tot de rechtbank wenden met het verzoek daarover, en de daaraan te verbinden rechtsgevolgen, te beslissen.
2.8.
Evenmin is het aan [gedaagde] om voorwaarden te stellen aan het door de deskundige te verrichten onderzoek. Het is aan de deskundige om te bepalen op welke wijze en aan de hand van welke informatie het deskundigenbericht wordt opgesteld. [gedaagde] kan naar aanleiding van de conceptrapportage opmerkingen maken, en de deskundige is gehouden om te beoordelen of die opmerkingen aanleiding zijn om nader onderzoek te doen.
2.9.
Tenslotte is het thans niet het moment om te oordelen of [eiser] jegens [gedaagde] recht heeft op een vergoeding van mogelijk door hem aan Orvema verschuldigde rente in verband met de betaling door hem voor rekening van [gedaagde] van haar aandeel in de kosten van de deskundige. Dit onderwerp zal eerst aan de orde komen bij de verdeling van de gemeenschap.
2.10.
Het bovenstaande betekent dat [gedaagde] in strijd handelt met haar verplichting om mee te werken aan het deskundigenonderzoek. Haar bezwaren en houding hoeven derhalve voor de deskundige geen beletsel te vormen voor het aanvangen van het deskundigenbericht.
Indien [gedaagde] in haar weigering om mee te werken volhardt, dan is het aan de deskundige om te oordelen of dat voor hem een beletsel is voor het starten van het onderzoek en het uitbrengen van zijn bericht. Als naar zijn oordeel van een beletsel sprake is, dan is het aan van der Meer om jegens [gedaagde] (bijvoorbeeld bij provisionele vordering) de medewerking te vorderen die door de deskundige als een beletsel voor het aanvangen van het onderzoek is opgevat.
2.11.
De rechtbank zal de zaak 4 weken aanhouden. [gedaagde] wordt verzocht om binnen 1 week na heden de deskundige te laten weten of zij bereid is haar medewerking te verlenen. Indien zij laat weten niet tot medewerking bereid te zijn dan dient de deskundige binnen 3 weken na heden de rechtbank en partijen te laten weten of hij het onderzoek kan aanvangen en het deskundigenbericht kan uitbrengen. Indien dat mogelijk is, hoeven partijen zich op de rol niet uit te laten. Indien dat volgens de deskundige niet mogelijk is dan dienen partijen zich bij akte ([eiser] eerst en vervolgens [gedaagde] na een aanhouding van 2 weken) daarover en over de daaraan te verbinden rechtsgevolgen uit te laten.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 9 januari 2008 zoals in 2.11. overwogen;
3.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2007.