CRvB, 05-03-2008, nr. 06-6212 ZFW
ECLI:NL:CRVB:2008:BC5924
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
05-03-2008
- Zaaknummer
06-6212 ZFW
- LJN
BC5924
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2008:BC5924, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 05‑03‑2008; (Hoger beroep)
Uitspraak 05‑03‑2008
Inhoudsindicatie
Nu niet is gebleken dat appellant een rechtens relevant belang bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak heeft, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Partij(en)
06/6212 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 13 september 2006, 05/1368 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
onderlinge waarborgmaatschappij Menzis Zorgverzekeraar U.A., gevestigd te Wageningen als rechtsopvolgster van onderlinge waarborgmaatschappij Geové zorgverzekeraar U.A. (hierna: Menzis),
Datum uitspraak: 5 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Tj. van Dalen, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Menzis heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 7 september 2007 is namens appellant de vraag van de Raad naar het procesbelang in deze zaak beantwoord.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 6 februari 2008, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
- 1.1.
Bij besluit van 1 december 2004 heeft Menzis geweigerd op grond van het bepaalde bij en krachtens de ten tijde in geding nog van kracht zijnde Ziekenfondswet (hierna: Zfw) vijftien nota’s uit de periode van 6 december 1999 tot en met 21 januari 2000 met betrekking tot verbandmiddelen en betadine aan appellant te vergoeden, waaronder de nota met factuurnummer 1896 van 14 december 1999 ten bedrage van f 77,40.
- 1.2.
Bij besluit op bezwaar van 13 september 2005 heeft Menzis het bezwaar tegen het besluit van 1 december 2004 gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Het bezwaar tegen de afwijzing van de vergoeding van nota nr. 1896 is ongegrond verklaard, omdat deze nota niet binnen 5 jaar bij Menzis is ingediend.
- 2.1.
Appellant heeft tegen het besluit op bezwaar van 13 september 2005 beroep ingesteld. Daartoe heeft hij als enige grief aangevoerd dat Menzis ten onrechte een termijn van vijf jaar hanteert voor het indienen van nota’s.
- 2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de grief met betrekking tot de indieningstermijn van vijf jaar verworpen en het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het beginsel van de rechtszekerheid met zich mee dat de burger na het verstrijken van een bepaalde termijn zijn aanspraken niet meer kan afdwingen en dat die termijn op vijf jaar kan worden gesteld.
- 3.1.
Appellant heeft zich gekeerd tegen deze uitspraak. Appellant is van mening dat hem, gezien zijn specifieke situatie, het verstrijken van een termijn van vijf jaar voor het indienen van nota’s niet kan worden tegengeworpen.
- 3.2.
Menzis heeft aangevoerd dat de nota die niet is vergoed vanwege het feit dat deze niet binnen een termijn van vijf jaar is ingediend, inmiddels wel is vergoed, omdat bij nader onderzoek is gebleken dat deze nota wel binnen die termijn was ingediend.
- 4.
De Raad overweegt ambtshalve over de vraag of appellant procesbelang heeft bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak het volgende.
- 4.1.
Er is sprake van voldoende procesbelang, indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
- 4.2.
De in hoger beroep door appellant opgeworpen grief tegen de aangevallen uitspraak heeft betrekking op een overweging van de rechtbank over de door Menzis gehanteerde grond voor afwijzing van de vergoeding van nota nr. 1896. Aangezien de stelling van Menzis dat deze nota inmiddels is vergoed, niet is weersproken, gaat de Raad van de juistheid ervan uit. Nu het hoger beroep uitsluitend betrekking heeft op de afwijzing van de vergoeding van nota nr. 1896, stelt de Raad vast dat appellant met het hoger beroep geen gunstiger resultaat kan bereiken. De nota is immers al vergoed. Dit betekent dat er in beginsel geen rechtens relevant belang meer voor appellant is bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak.
- 4.3.
Appellant heeft, gevraagd naar zijn procesbelang, bij brief van 7 september 2007 aangegeven dat hij nog belang heeft bij een uitspraak over de rechtmatigheid van de door Menzis gehanteerde indieningstermijn van vijf jaar, omdat er door Menzis meer nota’s op deze grond zijn afgewezen.
- 4.4.
Aangezien de besluitvorming van Menzis over die andere nota’s geen voorwerp van beoordeling was in beroep en deze besluitvorming dus ook in hoger beroep niet aan de orde kan komen, ziet de Raad hierin evenmin een relevant procesbelang gelegen. Enkel het verkrijgen van een antwoord op een rechtsvraag van principiële betekenis die voor het onderhavige geding niet (meer) van belang is, is daartoe onvoldoende.
- 4.5.
Nu niet is gebleken dat appellant een rechtens relevant belang bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak heeft, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
- 5.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op
- 5.
maart 2008.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.
(get.) R.L. Rijnen.
IJ210208