Hof 's-Hertogenbosch, 05-09-2006, nr. C06/00684
ECLI:NL:GHSHE:2006:AY8212
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
05-09-2006
- Zaaknummer
C06/00684
- LJN
AY8212
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2006:AY8212, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 05‑09‑2006; (Hoger beroep)
Uitspraak 05‑09‑2006
Inhoudsindicatie
De stelling van [geïntimeerde] dat zij het anticipatie-exploot op 13 juni 2006 toch heeft aangebracht omdat [appellanten] niet bereid bleken de kosten te vergoeden, die [geïntimeerde] heeft moeten maken, gaat niet op. [geïntimeerde] heeft nagelaten te verduidelijken welke voor vergoeding vatbare kosten zij vóór die datum heeft moeten maken ten gevolge van de door [appellanten] op termijn uitgebrachte appeldagvaarding. Ingevolge het door de rechter gebruikelijk toegepaste 'liquidatietarief rechtbanken en hoven' komt [geïntimeerde] geen vergoeding van gemaakte kosten toe. Onder het kopje 'Tarief bij afdoening buiten liquidatie' is onder punt 3 geregeld dat de appellant, die een aanhangige zaak afdoet aan geïntimeerde, die zich heeft gesteld, minimaal een half punt salaris betaalt. [appellanten] hebben de zaak echter afgedaan voordat [geïntimeerde] zich heeft gesteld of zelfs maar kon stellen.
Partij(en)
typ. JD
rolnr. C0600684/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
tweede kamer, van 5 september 2006,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT 1] en
[APPELLANT 2],
wonende te [plaats],
appellanten,
procureur: mr. J.Th.J. Bader,
tegen:
[GEINTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde,
procureur: mr. J.C. Lang,
op het bij exploot van dagvaarding van 17 mei 2006 tijdig ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank te 's-Hertogenbosch onder rolno. 126718 / HA ZA 05-1170 gewezen vonnis van 22 februari 2006 tussen appellanten - hierna [appellanten] - als eisers en geïntimeerde - hierna: [geïntimeerde] - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 13 juli 2005.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
[appellanten] hebben [geïntimeerde] bij voormeld exploot aangezegd in hoger beroep te komen en haar opgeroepen tegen de zitting van 13 februari 2007 om op nader aan te voeren gronden in hoger beroep voort te procederen.
2.2.
Bij exploot van 31 mei 2006 heeft [geïntimeerde] [appellanten] een vroegere roldatum aangezegd en [appellanten] opgeroepen op 13 juni 2006 te 9.30 uur ter zitting van dit hof bij procureur te verschijnen.
2.3.
Op 13 juni 2006 heeft [geïntimeerde] de zaak ter rolle doen inschrijven. [appellanten] zijn toen niet verschenen.
2.4.
Op 27 juni 2006 hebben [appellanten] procureur gesteld en een akte met producties genomen.
[geïntimeerde] heeft hierna een antwoordakte genomen.
2.5.
Partijen hebben daarna de stukken overgelegd en uitspraak gevraagd. [geïntimeerde] heeft de processtukken in viervoud overgelegd. [appellanten] hebben uitsluitend de onder 2.2. en 2.4. genoemde stukken overgelegd.
3. De beoordeling
3.1.
In de appeldagvaarding zijn geen grieven aangevoerd. [appellanten] hebben verder afgezien van het nemen van een memorie van grieven. Bij gebreke van tegen het bestreden vonnis aangevoerde grieven zullen [appellanten] niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
3.2.
In hun akte verzoeken [appellanten] niet in de kosten van deze procedure te worden veroordeeld. Zij onderbouwen dit door te wijzen op de inhoud van de navolgende (fax) brieven van hun procureur mr. Bader aan de procureur van [geïntimeerde] mr. Lang:
- -
brief van 24 mei 2006:
'Voor de goede orde bevestig ik u dat het appèl tegen het vonnis is ingesteld om de beroepstermijn niet te laten verstrijken (...)
Het hoger beroep zal - wat betreft [appellanten] - niet tegen mevrouw [geïntimeerde] worden doorgezet.'
- -
brief van 12 juni 2006:
'(...) U leest mijn brief van 24 mei 2006 niet goed en voor de goede orde wordt hierbij herhaald dat het hoger beroep tegen uw cliënte niet wordt doorgezet.
Duidelijker kan het niet worden gesteld.
(...)
De appèlzaak - toch op initiatief van mijn cliënten - zal dus ook niet bij vervroeging worden aangebracht.'
Desondanks heeft [geïntimeerde] het anticipatie-exploot op 31 mei 2006 uitgebracht en de zaak op 13 juni 2006 doen inschrijven ter rolle. [appellanten] wensen door deze overbodige exercitie van [geïntimeerde] niet in de kosten van een nodeloze procedure te worden veroordeeld, zo stellen zij.
3.3.1.
Bij antwoordakte voert [geïntimeerde] aan dat zij niet kon leven met een dagvaarding tegen 13 februari 2007. Om die reden kondigde haar procureur bij fax van 24 mei 2006 aan de procureur van [appellanten] een anticipatie-exploot aan. De procureur van [appellanten] reageerde hierop bij fax van 24 mei 2006, maar daarin werd volgens [geïntimeerde] niet boven iedere redelijke twijfel verheven toegezegd dat het appel niet doorging noch dat de dagvaarding zou worden ingetrokken.
3.3.2.
[geïntimeerde] stelt dat eerst bij brief van 12 juni 2006 namens [appellanten] klip en klaar werd meegedeeld dat het hoger beroep niet werd doorgezet. Toen [appellanten] niet bereid bleken de kosten, die [geïntimeerde] heeft moeten maken, te vergoeden, was dit aanleiding voor [geïntimeerde] om de procedure bij het hof te continueren.
[geïntimeerde] wijst erop dat [appellanten] zelf in appel zijn gekomen zodat niet gezegd kan worden dat [geïntimeerde] nodeloos kosten heeft veroorzaakt. Zij vordert dan ook de veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding.
3.4.
Het hof overweegt als volgt.
Partijen twisten er niet over dat [appellanten] in de brief van hun procureur van 12 juni 2006 onvoorwaardelijk afstand hebben gedaan van hun recht op voortzetting van de procedure in hoger beroep. [geïntimeerde] heeft de mededelingen in die brief ook in die zin opgevat. Desondanks heeft [geïntimeerde] de zaak ter rolle van dit hof ingeschreven waardoor zij en - na hun verschijning - ook [appellanten] vast recht verschuldigd zijn geworden en een aktewisseling noodzakelijk is geworden.
3.5.
[geïntimeerde] heeft hiervoor als rechtvaardiging aangevoerd dat [appellanten] niet boven iedere redelijke twijfel verheven toezegden dat het appel niet doorging noch dat de dagvaarding zou worden ingetrokken.
3.6.
Aan [geïntimeerde] moet worden toegegeven dat de brief van [appellanten] van 24 mei 2006 in iets minder krachtige bewoordingen dan de brief van 12 juni 2006 is gesteld, maar gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] omtrent de brief van 24 mei 2006 aan [appellanten] een verduidelijking in de zin van de - latere - brief van 12 juni 2006 hebben verzocht. De brief van de procureur van [geïntimeerde] van 29 mei 2006 maakt hiervan ook geen melding. [geïntimeerde] had echter - alvorens verdere kosten te maken - nog voldoende gelegenheid om die verduidelijking te vragen nu het in haar opdracht te betekenen anticipatie-exploot nog niet was uitgebracht.
3.7.
De stelling van [geïntimeerde] dat zij het anticipatie-exploot op 13 juni 2006 toch heeft aangebracht omdat [appellanten] niet bereid bleken de kosten te vergoeden, die [geïntimeerde] heeft moeten maken, gaat niet op. [geïntimeerde] heeft nagelaten te verduidelijken welke voor vergoeding vatbare kosten zij vóór die datum heeft moeten maken ten gevolge van de door [appellanten] op termijn uitgebrachte appeldagvaarding. Ingevolge het door de rechter gebruikelijk toegepaste 'liquidatietarief rechtbanken en hoven' komt [geïntimeerde] geen vergoeding van gemaakte kosten toe. Onder het kopje 'Tarief bij afdoening buiten liquidatie' is onder punt 3 geregeld dat de appellant, die een aanhangige zaak afdoet aan geïntimeerde, die zich heeft gesteld, minimaal een half punt salaris betaalt. [appellanten] hebben de zaak echter afgedaan voordat [geïntimeerde] zich heeft gesteld of zelfs maar kon stellen.
3.8.
Door de brief van 24 mei 2006 van [appellanten] niet als afstand van recht te aanvaarden, althans na te laten daaromtrent tijdig opheldering te verzoeken alvorens kosten te maken, en door het aanbrengen van het anticipatie-exploot heeft [geïntimeerde] nodeloze kosten veroorzaakt. De aan de zijde van [geïntimeerde] zelf gevallen kosten (anticipatie-exploot, vast recht en salaris procureur) dienen dan ook voor haar eigen rekening te blijven. De door [appellanten] dientengevolge gemaakte kosten (vast recht en salaris procureur: 1/2 punt tarief II) zijn door [geïntimeerde] nodeloos veroorzaakt en komen voor haar rekening. De overige kosten van [appellanten], waaronder die voor de appeldagvaarding, blijven voor hun eigen rekening.
4. De uitspraak
Het hof:
4.1.
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
4.2.
veroordeelt [geïntimeerde] in de volgende proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [appellanten] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op E. 296,= aan vastrecht en E. 447,= aan salaris procureur en compenseert de overige kosten tussen partijen in die zin dat iedere partij voor het overige de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman, Venhuizen en Keizer en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 5 september 2006.