Rb. Gelderland, 01-11-2013, nr. 2265872
ECLI:NL:RBGEL:2013:4316
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
01-11-2013
- Zaaknummer
2265872
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2013:4316, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 01‑11‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 01‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Opzegging overeenkomst van opdracht (opleiding). Schadevergoedingsvordering niet mogelijk. Opleidingsinstituut dient aan te geven op welke vergoeding (ex artikel 7:411 BW) zij aanspraak meent te kunnen maken.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 2265872 \ CV EXPL 13-4063 \ JG\516
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap Tio Teach B.V., alsmede h.o.d.n. Hogeschool Tio, Tio College, Tio Teach B.V. Tio College en Tio University of Applied Sciences
gevestigd te Hengelo
eisende partij
gemachtigde Tijhuis & Partners Arnhem
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Tio en [gedaagde partij] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 augustus 2013 en de daarin genoemde processtukken
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 11 oktober 2013.
2. De feiten
2.1.
Op 24 april 2013 heeft [gedaagde partij] zich bij Tio ingeschreven voor de opleiding Internationaal Toeristisch Management, voor het studiejaar september 2012 - september 2013. In het door [gedaagde partij] ondertekende inschrijfformulier zijn de volgende opleidingskosten opgenomen:
“Inschrijfgeld € 250,00
Collegegeld € 12.600,00
Lesmateriaal (schatting) € 1.150,00
Keuzevakken € 975,00
Totaal € 14.975,00”
In het inschrijfformulier wordt voorts verwezen naar de door Tio gehanteerde algemene voorwaarden (verder: de algemene voorwaarden).
2.2.
In de artikelen 4, 5, 6 en 7 van de algemene voorwaarden is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“4. Indien annulering voor 1 juli 2012 (…) plaatsvindt worden geen annuleringskosten in rekening gebracht.
5. Bij annulering in de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 juli 2012 (…) is de student 25% van het cursusgeld verschuldigd.
6. Bij annulering in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 31 augustus 2012 (…) is de student 50% van het cursusgeld verschuldigd.
7. Bij annulering na 31 augustus 2012 (…) is de student 100% van het cursusgeld verschuldigd.”
2.3.
Bij brief van 21 mei 2012 heeft Tio de inschrijving van [gedaagde partij] bevestigd.
2.3
Bij factuur van 1 juli 2012 is aan [gedaagde partij] het collegegeld in rekening gebracht ten bedrage van € 12.600,-.
2.4
Bij factuur van 5 juli 2012 is aan [gedaagde partij] voorts een bedrag van € 975,- in rekening gebracht voor het volgen van de introductiedagen ad € 275,-, de cursus bedrijfseconomie voor beginners ad € 300,- en de cursus tourmanagement ad € 400,-.
2.5
Op 31 augustus 2013 heeft [gedaagde partij] telefonisch en per mail contact gehad met Tio. Daarbij deelde zij Tio mede dat zij reeds bij brief van 21 mei 2012 haar inschrijving had geannuleerd.
2.6
Bij brief van 31 augustus 2013 deelt Tio het volgende aan [gedaagde partij] mede:
“ Bij deze bevestig ik de ontvangst van de telefonische annulering d.d. 31 augustus 2012 voor de opleiding 1e jaar Internationaal Toeristisch Management.
Misschien mogen we in de toekomst alsnog verwelkomen als student aan Hogeschool Tio. Mocht je besluiten je voor het studiejaar 2013-2014 (of in een later stadium, bijvoorbeeld het jaar daarna) opnieuw aan te melden, dan worden de berekende annuleringskosten (50% van het cursusgeld) in mindering gebracht op het dan te betalen collegegeld. (…)”
2.7
Bij brief van 11 september 2012 wordt door Tio aan [gedaagde partij] het volgende medegedeeld.
“conform het bepaalde in de algemene voorwaarden 2012/2013 bent u 50% van het cursusgeld verschuldigd bij annulering in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 31 augustus 2012. De factuur van de annuleringskosten is bij deze brief ingesloten”
2.8
Tio heeft [gedaagde partij] een factuur gezonden ten bedrage van € 6.987,50 (te weten 50% van € 13.975,-).
2.9
Bij brief van 28 november 2012 zijn partijen een betalingsregeling overeengekomen.
2.10
[gedaagde partij] is in gebreke gebleven met de nakoming van deze betalingsregeling.
3. De vordering en het verweer
3.1
Tio vordert thans de veroordeling van [gedaagde partij], voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van een bedrag van € 8.027,65, bestaande uit de hoofdsom van € 6.987,50, € 724,38 aan buitengerechtelijke kosten, € 152,12 aan omzetbelasting over de buitengerechtelijke kosten en € 163,65 aan rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom te rekenen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling daarbij van [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure.
3.2
Tio heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat [gedaagde partij] met Tio een overeenkomst heeft gesloten voor het volgen van lessen op grond waarvan [gedaagde partij] cursusgeld verschuldigd is. Op grond van de op deze overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden is [gedaagde partij], bij annulering in de periode van 1 tot en met 31 augustus 2012, 50% van het cursusgeld verschuldigd. Nu de opzegging van de cursus Tio niet eerder dan op 31 augustus 2012 heeft bereikt, is [gedaagde partij] dan ook 50% van het cursusgeld verschuldigd. Met [gedaagde partij] is een betalingsregeling overeengekomen. [gedaagde partij] is bij de nakoming daarvan in gebreke gebleven. Omdat betaling is uitgebleven heeft Tio de vordering uit handen moeten geven. [gedaagde partij] is dan ook buitengerechtelijke kosten verschuldigd. Uiteindelijk heeft Tio zich genoodzaakt gezien om [gedaagde partij] in rechte te betrekken, kosten rechtens.
3.3
[gedaagde partij] heeft, bij antwoord, verweer gevoerd en aangevoerd dat zij bij brief van 21 mei 2012 al aan Tio heeft laten weten dat zij van de inschrijving afzag omdat zij het financieel niet rond kon krijgen. Ten onrechte wordt van haar thans 50% van het verschuldigde cursusgeld gevorderd. Het bevreemdt [gedaagde partij] dat Tio haar brief van 21 mei 2012 niet heeft ontvangen. Hoewel deze brief niet aangetekend is verzonden, heeft Tio haar inschrijving - die evenmin aangetekend was verzonden - wel ontvangen.
4. De beoordeling
4.1.
[gedaagde partij] is opgeroepen voor de comparitie van partijen maar zonder bericht van verhindering niet verschenen.
4.2.
Tio is tijdens de comparitie ingegaan op het door [gedaagde partij] gevoerde verweer. Tio betwist de opzeggingsbrief van 21 mei 2012, die door [gedaagde partij] aan haar zou zijn gezonden, te hebben ontvangen voorafgaand aan de opzegging door [gedaagde partij] op 31 augustus 2012. Ook na het verzenden van de facturen in de maand juli 2012 heeft [gedaagde partij] volgens Tio niets van zich laten horen. Tio stelt dat zij eerst op 31 augustus 2012 kennis heeft genomen van de (telefonische) annulering door [gedaagde partij]. Op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde partij] gehouden om bij opzegging in de periode van 1 tot en met 31 augustus 2012 50% van het cursusgeld te voldoen. Tio acht het beding zoals genoemd in artikel 6 van algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend. Immers op het moment van opzegging door [gedaagde partij] waren door Tio de meeste kosten voor het komende studiejaar al gemaakt. Een gedeelte van de gemaakte exploitatiekosten wordt op deze wijze verhaald op de student, aldus Tio.
4.3.
Nu Tio het verweer van [gedaagde partij] dat zij bij brief van 21 mei 2012 haar inschrijving reeds heeft geannuleerd ter comparitie voldoende heeft weersproken en [gedaagde partij] haar verweer niet nader heeft onderbouwd, gaat de kantonrechter er van uit dat [gedaagde partij] niet eerder dan op 31 augustus 2012 haar inschrijving heeft geannuleerd. Dit maakt naar het oordeel van de kantonrechter evenwel niet dat Tio op grond van de algemene voorwaarden gerechtigd is om 50% van het verschuldigde cursusgeld in rekening te brengen. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.4.
Nu Tio zich, tegen betaling, als opdrachtnemer jegens [gedaagde partij] als opdrachtgever heeft verbonden om werkzaamheden bestaande uit het geven van onderwijs te verrichten, dient naar het oordeel van de kantonrechter de onderhavige overeenkomst, te worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW (vgl. Hof Arnhem, 16 november 2012, zaaknummer 200.104.780 en Hof Arnhem-Leeuwarden, 20 augustus 2013, zaaknr. 200.085.617). Op de overeenkomst van opdracht zijn, voor zover hier van belang, de volgende (dwingendrechtelijke) bepalingen van Titel 7 van Boek 7 BW van toepassing:
1.De opdrachtgever kan te allen tijde de overeenkomst opzeggen.
2.De opdrachtnemer die de overeenkomst is aangegaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, kan, behoudens gewichtige redenen, de overeenkomst slechts opzeggen, indien zij voor onbepaalde duur geldt en niet door volbrenging eindigt.
3. Een natuurlijk persoon die een opdracht heeft verstrekt anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, is, onverminderd artikel 406, ter zake van een opzegging geen schadevergoeding verschuldigd.
1. Indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken, en de verschuldigdheid van het loon afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd, heeft de opdrachtnemer recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd.
2.In het in lid 1 bedoelde geval heeft de opdrachtnemer slechts recht op het volle loon, indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. Op het bedrag van het loon worden de besparingen voor de opdrachtnemer uit de voortijdige beëindiging voortvloeien in mindering gebracht.
1. Van artikel 408 lid 3 kan niet worden afgeweken.
2. Van de artikelen 408 lid 1 en 411 kan niet worden afgeweken ten nadele van een opdrachtgever als bedoeld in artikel 408 lid 3
3 (..)
4.5.
Uit artikel 7:408 lid 1 BW volgt dat de opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen. Artikel 7:408 lid 3 BW bepaalt dat een natuurlijk persoon die een opdracht heeft verstrekt anders dan in de uitoefening van zijn beroep ter zake van een opzegging geen schadevergoeding is verschuldigd. In artikel 7:413 lid 1 BW is bepaald dat van artikel 7:408 lid 3 niet kan worden afgeweken, terwijl lid 2 van dit artikel bepaalt dat van artikel 7:408 lid 1 én artikel 7:411 niet kan worden afgeweken ten nadele van de opdrachtgever als bedoeld in artikel 7: 408 lid 3 (dus: de niet professionele opdrachtgever).
4.6.
De kantonrechter neemt aan dat [gedaagde partij] een niet professionele opdrachtgever in bedoelde zin is. [gedaagde partij] mocht op grond van de genoemde wetsbepalingen de overeenkomst derhalve op elk door haar gewenst moment opzeggen, zonder daarvoor schadevergoeding aan Tio verschuldigd te zijn. Tio kan evenwel op grond van artikel 7:411 BW aanspraak maken op een naar redelijkheid vast te stellen loon als bedoeld in lid 1 van dat artikel of onder omstandigheden op het volle loon minus de voor haar uit de opzegging voortvloeiende besparingen, als bepaald in lid 2.
4.7.
Tio heeft niet onderbouwd dat de in rekening gebrachte annuleringskosten ad € 6.987,50 het in redelijkheid vastgestelde dan wel het volle loon in de zin van artikel 7:411 lid 2 BW betreffen voor de specifiek in opdracht van [gedaagde partij] verrichtte werkzaamheden tot 31 augustus 2012, maar heeft gesteld dat het hier een (algemene) vergoeding betreft voor reeds gemaakte exploitatiekosten. Dit betreft naar het oordeel van de kantonrechter een vorm van schadevergoeding, hetgeen in strijd is met (de dwingendrechtelijke bepalingen van) de artikelen 7:408 en 7:411 BW.
4.6
De kantonrechter zal, alvorens verder te beslissen, eerst Tio in de gelegenheid stellen om zoveel mogelijk gespecificeerd en gedocumenteerd, kenbaar te maken op welke vergoeding zij na de opzegging door [gedaagde partij] op 31 augustus 2012 op grond van artikel 7:411 BW aanspraak meent te kunnen maken. [gedaagde partij] mag hierop vervolgens reageren.
4.7
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1
verwijst de zaak naar de rolzitting van vrijdag 22 november 2013 voor akte uitlating als bedoeld in r.o. 4.6 (eerst) aan de zijde van Tio;
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.M. Graat en in het openbaar uitgesproken op