NJ 1920, p. 41
Berusting. Openbare orde.
HR 18-12-1919, ECLI:NL:HR:1919:104
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 december 1919
- Magistraten
Voorzitter: Mr. S. Gratama. Raden: Mrs. B. C. J. Loder, C. O. Segers, Jhr. Rh. Feith en Dr. L. E. Visser.
- Zaaknummer
[181919/NJ_1920,_p._41]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS99361:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1919:104, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑12‑1919
- Wetingang
(Rv art. 334.)
Essentie
Berusting. Openbare orde.
Samenvatting
De bepaling van art. 334 Rv. is van openbare orde en moet door den rechter worden toegepast, onverschillig of een der partijen zich daarop al dan niet heeft beroepen.
Dit vloeit niet alleen voort wit de zeer stellige bewoording van het artikel, maar is ook gegrond op den aan den rechter verschuldigden eerbied en den ernst van een rechtsgeding.
Waar derhalve ten deze de berusting vaststaat, heeft het Hof terecht het hooger beroep niet-ontvankelijk verklaard (ook al had de geïntimeerde niet tot niet-ontvankelijk-verklaring geconcludeerd. Red.)
Partij(en)
P. M. L. de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.