NJ 1924, p. 152
HR, 19-11-1923
HR 19-11-1923, ECLI:NL:HR:1923:38
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 november 1923
- Magistraten
-.Mrs. Nijpels, Fentener v...Vlissingen, Taverne, Schepel, van Gelein Vitringa
- Zaaknummer
[19111923/NJ_1924,_p._152]
- Conclusie
Conclusie van den Advocaat-Generaal Mr. Besier.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS149941:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1923:38, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑11‑1923
- Wetingang
(Sv (oud) art. 161; Huurcommissiewet 1917 art. 1.)
Samenvatting
Het middel., erover klagende, dat de Rechtbank ten onrechte recht heeft gedaan op de getuigenis van een Chinees, die den eed heeft afgelegd door het uitblazen van een kaarsje, terwijl gesteld wordt dat op deze wijze een Chinees nimmer een eed aflegt, mist feitelijken grondslag, omdat uit het procesverbaal der terechtzitting niet blijkt en ook niet behoeft te blijken, in welken vorm de Chineesche getuige den eed heeft afgelegd, veel minder dat dit is geschied op de wijze als in het middel is gesteld. Bij de formuleering van de verbods en strafbepaling van de artt. 1 en 9 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.