Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël betreffende de herziening van het op 25 april 1984 te Jeruzalem ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël
Artikel II
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2003
- Bronpublicatie:
17-07-2001, Trb. 2001, 174 (uitgifte: 22-10-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-2004, Trb. 2004, 31 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
De artikelen 6 tot en met 9 vervangen:
Artikel 6
Personen op wie de bepalingen van dit deel van het Verdrag van toepassing zijn, zijn onderworpen aan de wetgeving van slechts één Verdragsluitende Partij. Die wetgeving wordt vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 6a tot en met 6d.
Artikel 6a
1
Op een persoon die als werknemer werkt op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij is de wetgeving van die Verdragsluitende Partij van toepassing.
2
Op een zelfstandige die normaliter woont op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij en die voor eigen rekening werkzaamheden verricht op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij is, ten aanzien van die werkzaamheden, de wetgeving van eerstgenoemde Partij van toepassing indien de duur van die werkzaamheden niet meer dan 24 maanden bedraagt.
3
Op een zelfstandige die normaliter woont op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij en die voor eigen rekening werkzaamheden verricht op de grondgebieden van beide Verdragsluitende Partijen is, ten aanzien van die werkzaamheden, de wetgeving van eerstgenoemde Partij van toepassing.
Artikel 6b
Indien een persoon die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij werkzaam is, door zijn werkgever wordt uitgezonden naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij teneinde aldaar voor dezelfde werkgever arbeid te verrichten, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Partij op hem van toepassing gedurende een periode van 24 maanden na zijn uitzending alsof hij nog op het grondgebied van die Partij werkzaam was.
Artikel 6c
1
Op ambulant personeel dat, in dienst van een onderneming die voor rekening van anderen of voor eigen rekening vervoer verricht, werkzaamheden verricht op het grondgebied van beide Verdragsluitende Partijen, is de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de onderneming haar zetel heeft, van toepassing alsof het op dat grondgebied werkzaam was.
2
Op personen die aan boord van een zeeschip of een luchtvaartuig werkzaam zijn in dienst van een onderneming die haar zetel op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij heeft, is de wetgeving van die Partij van toepassing alsof zij op dat grondgebied werkzaam waren.
Artikel 6d
1
Dit Verdrag laat onverlet de bepalingen van het Verdrag van Wenen van 18 april 1961 inzake diplomatiek verkeer of van de algemene regelingen van internationaal gewoonterecht betreffende consulaire voorrechten en immuniteiten met betrekking tot de in artikel 2, eerste lid, genoemde wetgevingen.
2
Artikel 6b is zonder beperking in tijd van toepassing op overheidspersoneel, behalve op de personen op wie de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bepalingen en regels van toepassing zijn, wanneer zij naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij worden uitgezonden.
Artikel 7
1
Een werknemer of zelfstandige op wie ingevolge artikel 6a, tweede lid, artikel 6b en artikel 6d, tweede lid, de wetgeving van een Verdragsluitende Partij van toepassing is, alsmede de hem vergezellende gezinsleden, worden te dien einde beschouwd als personen waarop de wetgeving van die Verdragsluitende Partij van toepassing is.
2
Indien een in het eerste lid van dit artikel bedoeld gezinslid betaalde arbeid verricht op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waarnaar de persoon is uitgezonden, of een pensioen of een uitkering ontvangt ingevolge de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij, is op deze persoon de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij van toepassing.
Artikel 8
Voor de toepassing van de Nederlandse wetgeving wordt een persoon op wie in overeenstemming met dit deel van het Verdrag de Nederlandse wetgeving van toepassing is, geacht op het grondgebied van Nederland te wonen.
Artikel 9
1
De bevoegde autoriteiten van de beide Verdragsluitende Partijen kunnen bij overeenkomst in het belang van de betrokken personen voorzien in uitzonderingen op de artikelen 6a tot en met 6d.
2
Artikel 7 is in de in dit artikel bedoelde gevallen van overeenkomstige toepassing. ’