Hof Arnhem-Leeuwarden, 07-01-2021, nr. 200.286.723
ECLI:NL:GHARL:2021:128
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
07-01-2021
- Zaaknummer
200.286.723
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:128, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 07‑01‑2021; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
INS-Updates.nl 2021-0021
Uitspraak 07‑01‑2021
Inhoudsindicatie
Artikel 278 Rv juncto artikel 359 Rv. Artikel 5 Fw. Artikel 281 lid 1 Rv. Niet-ontvankelijk in verzoek in hoger beroep tegen beslissingen rechtbank tot vaststelling salaris van de curator. Verzoekschrift niet ingediend door een advocaat.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.286.723
(insolventienummers rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: C/05/17/228 F en C/05/17/229 F)
beschikking van 7 januari 2021
in de zaak van
[verzoeker] en [verzoekster],
beiden wonende te [A] ,
verzoekers,hierna: [verzoeker] en [verzoekster] .
1. De procedure bij de rechtbank
1.1
Bij vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank), van 9 mei 2017 zijn [verzoeker] en [verzoekster] in staat van faillissement verklaard. In beide faillissementen is mr. B.S. Witteveen aangesteld tot curator.
1.2
Bij beschikking van de rechtbank van 1 december 2020 is het faillissement van [verzoeker] opgeheven bij gebrek aan baten en is onder meer het ten laste van [verzoeker] te brengen salaris van de curator vastgesteld op een bedrag van € 83.894,80.
1.3
Bij beschikking van de rechtbank van 1 december 2020 is het faillissement van [verzoekster] opgeheven bij gebrek aan baten en is onder meer het ten laste van [verzoekster] te brengen salaris van de curator vastgesteld op een bedrag van € 14.163,51.
1.4
Het hof verwijst naar beide voormelde beschikkingen.
2. De procedure in hoger beroep
2.1
Bij ter griffie van het hof op 8 december 2020 ingekomen verzoekschrift met bijlagen zijn [verzoeker] en [verzoekster] in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van1 december 2020, voor zover het de daarin vastgestelde hoogte van het salaris van de curator betreft. [verzoeker] en [verzoekster] verzoeken de rechtbank (het hof begrijpt: het hof) om die beschikkingen in zoverre te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het salaris van de curator vast te stellen op maximaal het boedelsaldo, onder aftrek van hetgeen reeds is geëist (en niet is behandeld) in het schrijven van 16 november 2020.
2.2
Naast het verzoekschrift met bijlagen heeft het hof op 28 december 2020 nog het proces-verbaal van de terechtzitting bij de rechtbank op 1 december 2020 ontvangen.
2.3
Omdat het verzoekschrift niet door een advocaat was ingediend, heeft het hof [verzoeker] en [verzoekster] bij aangetekende brief van 9 december 2020 (volgens Track & Trace bezorgd op 10 december 2020 om 17.00 uur) ingevolge het bepaalde in artikel 281 lid 1 Rv tot en met 23 december 2020 in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen.Van deze gelegenheid hebben [verzoeker] en [verzoekster] geen gebruik gemaakt.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1
Ingevolge artikel 278 Rv juncto artikel 359 Rv moet een verzoekschrift in hoger beroep worden ingediend en ondertekend door een daartoe bevoegde advocaat. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op het onderhavige verzoekschrift, voor zover dat al niet volgt uit artikel 5 Fw.
3.2
Omdat [verzoeker] en [verzoekster] zelf hun verzoek hebben ingediend, zijn zij bij de hiervoor onder rov. 2.2 genoemde brief van 9 december 2020 gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Hiervan is, zoals reeds is vastgesteld, geen gebruik gemaakt, zodat [verzoeker] en [verzoekster] ingevolge artikel 281 lid 1 Rv niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun verzoek in hoger beroep. 4. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [verzoeker] en [verzoekster] niet-ontvankelijk in hun verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. Wattel, B.J. Engberts en Ch.E. Bethlem, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Engberts, en op 7 januari 2021 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.