Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen
Artikel 1 [Onderdanen en zij die gewone verblijfplaats hebben. Burgerlijke en handelszaken]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1988
- Bronpublicatie:
25-10-1980, Trb. 1989, 114 (uitgifte: 21-09-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-1988
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-10-1980, Trb. 1989, 114 (uitgifte: 21-09-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
1.
Onderdanen van een Verdragsluitende Staat, alsmede personen die hun gewone verblijfplaats hebben in een Verdragsluitende Staat, hebben in iedere Verdragsluitende Staat recht op rechtsbijstand in burgerlijke en in handelszaken op dezelfde voorwaarden als onderdanen van deze Staat of die daar hun gewone verblijfplaats hebben.
2.
Personen op wie het eerste lid niet van toepassing is, maar die hun gewone verblijfplaats hebben gehad in een Verdragsluitende Staat waar een geding is of wordt aanhangig gemaakt, hebben niettemin recht op rechtsbijstand in de zin van het eerste lid, indien de oorzaak van de vordering voortvloeit uit deze vroegere gewone verblijfplaats.
3.
In Staten waar rechtsbijstand wordt verleend in administratieve, sociale of belastingzaken, is het bepaalde in dit artikel ook van toepassing op zaken gebracht voor de rechter die ter zake bevoegd is.