Deze zaak hangt samen met de zaak tegen verdachte met nummer 13/03049, in welke zaak ik vandaag eveneens concludeer.
HR, 06-01-2015, nr. 13/03050
ECLI:NL:HR:2015:3
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-01-2015
- Zaaknummer
13/03050
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑01‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2445, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:2445, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑11‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0008
Uitspraak 06‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Art. 326.1 Sv. Verzuim opmaken p-v, nietigheid ottz. O.g.v. de inhoud van de aan de HR toegezonden brief van de griffier van het hof moet worden aangenomen dat verzuimd is een p-v op te maken. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek ttz. en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
Partij(en)
6 januari 2015
Strafkamer
nr. 13/03050
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 februari 1996, nummer 23/001422-95, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. Berndsen, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, aangezien geen proces-verbaal van die terechtzitting is opgemaakt.
2.2.
Volgens art. 326, eerste lid, Sv houdt de griffier het proces-verbaal der terechtzitting, waarin achtereenvolgens aantekening geschiedt van de in acht genomen vormen en van al hetgeen met betrekking tot de zaak op de terechtzitting voorvalt.
2.3.
De raadsman van de verdachte heeft op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad verzocht om toezending van het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep. Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een brief van de griffier van het Hof. Op grond van de inhoud van deze brief moet worden aangenomen dat is verzuimd een proces-verbaal op te maken. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.4.
Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 januari 2015.
Conclusie 04‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 326.1 Sv. Verzuim opmaken p-v, nietigheid ottz. O.g.v. de inhoud van de aan de HR toegezonden brief van de griffier van het hof moet worden aangenomen dat verzuimd is een p-v op te maken. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek ttz. en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
Nr. 13/03050 Zitting: 4 november 2014 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 2 februari 1996 verdachte wegens “poging tot doodslag, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.1.
3. Namens verdachte heeft mr. M. Berndsen, advocaat te Utrecht, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel
4.1. Het middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 januari 1996 nietig is, nu het proces-verbaal van die zitting zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
4.2. Blijkens het uittrekselarrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 februari 1996 is het arrest onder meer gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 januari 1996.
4.3. De raadsman van verdachte heeft overeenkomstig het Procesreglement bij fax van 4 juli 2013 tijdig de rolraadsheer verzocht om alsnog in het bezit te worden gesteld van het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 19 januari 1996. Dit proces-verbaal bevindt zich niet bij de stukken van het geding. De griffier van het Hof heeft reeds direct na het instellen van het cassatieberoep (op 11 juni 2013) bij brief van 14 juni 2013 aan de Hoge Raad medegedeeld dat de aantekeningen van de griffier van hetgeen op 19 januari 1996 ter terechtzitting is voorgevallen niet in het dossier zitten en dat het derhalve niet mogelijk is het proces-verbaal van de zitting op te maken.
4.4. Op grond van het bericht van de griffier moet worden aangenomen dat verzuimd is een proces-verbaal van de terechtzitting op te maken en dat dit verzuim niet meer kan worden hersteld. Het verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en van het naar aanleiding daarvan gewezen arrest meebrengt.2.
4.5. Het middel slaagt. Het tweede middel, dat klaagt dat de aanvulling bewijsmiddelen zich niet bij de stukken bevindt, kan buiten bespreking blijven.
5. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑11‑2014
Vgl. HR 28 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0805.