Hof 's-Hertogenbosch, 03-03-2016, nr. 200 162 968, 01
ECLI:NL:GHSHE:2016:780
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
03-03-2016
- Zaaknummer
200 162 968_01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2016:780, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 03‑03‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2016-0063
Uitspraak 03‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Verzoek wijziging kinderalimentatie. Kinderbijdrage destijds overeengekomen met bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven. Wijziging van omstandigheden niet aannemelijk gemaakt. Volgt bekrachtiging vonnis.
Partij(en)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 3 maart 2016
Zaaknummer: 200.162.968/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/190527 / FA RK 14-1126
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats]
,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. L.F. Portier,
tegen
[verweerster] ,
wonende te
[woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. Rouchdi.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 22 oktober 2014.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 januari 2015, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het (het hof begrijpt: inleidende) verzoek van de man van 25 februari 2014 alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 24 juni 2015, heeft de vrouw verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans deze verzoeken af te wijzen, als ongegrond dan wel in strijd met de wet, waarbij de man in de proceskosten dient te worden veroordeeld.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 december 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- -
de man, bijgestaan door mr. Portier;
- -
de vrouw, bijgestaan door mr. Rouchdi.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- -
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 27 augustus 2014;
- -
het door de advocaat van de man op 13 juli 2015 ingediende V8-formulier, met bijlage;
- -
het door de advocaat van de man op 20 juli 2015 ingediende V6-formulier, met bijlagen;
- -
het door de advocaat van de vrouw op 22 juli 2015 ingediende V8-formulier, met bijlage;
- -
het door de advocaat van de man op 24 augustus 2015 ingediende V8-formulier.
3. De beoordeling
3.1.
Partijen zijn op 19 juli 2002 gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] .
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de vrouw.
3.2.
Bij beschikking van 20 oktober 2010 heeft de rechtbank Roermond tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 8 november 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking, waarvan wijziging wordt gevraagd, heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – voorts, voor zover thans van belang, (overeenkomstig het tussen partijen op 14 september 2010 overeengekomen echtscheidingsconvenant) bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voormelde kinderen moet voldoen een bedrag van € 300,-- per kind per maand met ingang van 1 oktober 2010.
De bijdrage voor de kinderen beloopt ingevolge de wettelijke indexering per 1 januari 2016 € 321,30 per kind per maand.
3.3.
De man heeft bij inleidend verzoekschrift d.d. 25 februari 2014 de rechtbank verzocht de kinderbijdrage te wijzigen als in dat verzoekschrift vermeld. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen als onvoldoende onderbouwd.
3.4.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. De man is met drie grieven in hoger beroep gekomen. De grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omgang aan de orde te stellen.
3.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
De man stelt dat de geldende kinderbijdrage is overeengekomen met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Evenals de rechtbank, is het hof van oordeel dat die stelling van de man niet aannemelijk is geworden. Uit de beperkte financiële stukken die door de man zijn overgelegd, blijkt dat de onderneming van de man in de jaren 2009/2010 nauwelijks opbrengsten had. De man is desondanks akkoord gegaan met een kinderbijdrage van € 300,-- per kind per maand, terwijl hij in de procedure rond de echtscheiding volgens zijn eigen verklaring werd bijgestaan door een advocaat en een boekhouder. De man moet aldus hebben beseft dat partijen - door een kinderbijdrage van € 300,-- per kind per maand overeen te komen terwijl er op papier uit de onderneming van de man geen, althans weinig inkomsten waren - bij de vaststelling van de kinderalimentatie bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven. Van grove miskenning van de wettelijke maatstaven kan onder die omstandigheden geen sprake zijn. De grief van de man op dit punt faalt.
3.5.2.
Vervolgens komt het hof toe aan de vraag of er een wijziging in de omstandigheden is aan de zijde van de man die noopt tot een herberekening van de geldende kinderalimentatie. Het hof stelt op grond van de overgelegde - beperkte - financiële stukken van de onderneming van de man vast dat, als er al sprake is van een wijziging van omstandigheden, deze wijziging gunstig van karakter is. Dat wil zeggen: er lijkt sprake te zijn van een positieve trend in de resultaten van de onderneming. Deze wijziging kan niet leiden tot toewijzing van het inleidende verzoek van de man, die verlaging van de kinderbijdrage beoogt.
3.5.3.
Het hof neemt ten slotte in aanmerking dat door de vrouw ter zitting onweersproken is gesteld dat zij inkomsten noch vermogen heeft. Ook deze omstandigheid levert geen grond op tot aanpassing van de door de man te betalen bijdrage.
3.6
De beschikking waarvan beroep dient dus te worden bekrachtigd.
Proceskosten
3.7.
De proceskosten van beide instanties worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn. Het hof ziet in de argumenten van de vrouw geen reden om hiervan af te wijken.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 22 oktober 2014;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.A.R.M. van Leuven, mr. E.A.M. Scheij en mr. H.J. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2016.