BR 2017/63
Afwijkingsbevoegdheid parkeernorm; de raad dient in de planregel inzichtelijk te maken onder welke omstandigheden van de afwijkingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, bijvoorbeeld door de planregel te herformuleren en/of toepassing te geven aan artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Bro.
ABRvS 26-04-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1152, m.nt. H.J. Breeman en R.J.G. Bäcker
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
26 april 2017
- Magistraten
Mrs. B.J. van Ettekoven, S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en B.P.M. van Rave
- Zaaknummer
201603678/1/R1
- Noot
H.J. Breeman en R.J.G. Bäcker
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926783:1
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2017:1152, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26‑04‑2017
- Wetingang
(Art. 3.1.2. Bro)
Essentie
Afwijkingsbevoegdheid parkeernorm; de raad dient in de planregel inzichtelijk te maken onder welke omstandigheden van de afwijkingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, bijvoorbeeld door de planregel te herformuleren en/of toepassing te geven aan artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Bro.
Samenvatting
Als voorwaarde voor het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid in artikel 7, lid 7.3, van de planregels is gesteld dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de parkeersituatie. Gelet op de algemene formulering van de afwijkingsmogelijkheid en de toelichting van de raad hierop, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende inzichtelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.