Prg. 2022/215
Bestuurdersaansprakelijkheid. De matigingsgronden als bedoeld in art. 2:248 lid 4 BW zijn limitatief opgesomd.
HR 13-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:691
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 mei 2022
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons
- Zaaknummer
21/01620
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:691, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑05‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:47, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑01‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑04‑2021
- Wetingang
Art. 2:248 lid 4 BW
Essentie
Insolventierecht. Bestuurlijke aansprakelijkheid. Zijn matigingsgronden in art. 2:248 BW limitatief opgesomd of heeft rechter vrijheid op andere gronden vordering van curator te matigen?
Nee, deze matigingsgronden zijn limitatief opgesomd.
Samenvatting
Curator vordert verklaring voor recht dat gedaagden hun taak als (indirect) bestuurder kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld en aansprakelijk zijn voor de schulden in het faillissement. Curator vordert hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling van het tekort. Gedaagden doen een beroep op matiging, welk beroep wordt verworpen, aangezien:
- -
sprake was van een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling;
- -
geen sprake was van een onbelangrijk verzuim;
- -
niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.