HR, 05-11-2019, nr. 18/00224
ECLI:NL:HR:2019:1695
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-11-2019
- Zaaknummer
18/00224
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Internationaal strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1695, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑11‑2019; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:1119
ECLI:NL:PHR:2019:1119, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑09‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1695
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑11‑2019
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op goederen en data van gegevensdragers t.b.v. verstrekking aan Belgische justitiële autoriteiten. Geen middelen ingediend, betrokkenen n-o. Samenhang met 18/00075 B en 18/00225 B.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/00224 B
Datum 5 november 2019
BESCHIKKING
op de beroepen in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 2 januari 2018, nummers RK 17/2138 en RK 17/2139, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend
door
[klager 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 197,
en
[klager 3],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de betrokkenen.
1. Geding in cassatie
De beroepen zijn ingesteld door de betrokkenen. Middelen van cassatie zijn namens dezen niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klagers niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van de beroepen
Nu de betrokkenen niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie hebben doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 447, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkenen in het beroep niet kunnen worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de betrokkenen niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 november 2019.
Conclusie 17‑09‑2019
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op goederen en data van gegevensdragers t.b.v. verstrekking aan Belgische justitiële autoriteiten. Geen middelen ingediend, betrokkenen n-o. Samenhang met 18/00075 B en 18/00225 B.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 18/00224
Zitting 17 september 2019
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[klager 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
en
[klager 3],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de klagers.
De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft bij beschikking van 2 januari 2018 het klaagschrift dat strekt tot opheffing van het beslag op verschillende in de beschikking genoemde voorwerpen ongegrond verklaard.
Er bestaat samenhang met de zaken 18/00075 B en 18/00225 B. Ook in deze zaken zal ik vandaag concluderen.
Namens [klager 2] en [klager 3] is cassatieberoep ingesteld. De aanzeggingen in cassatie zijn op 20 november 2018 ([klager 3]) en 26 november 2018 ([klager 2]) rechtsgeldig betekend. Binnen de in art. 447 lid 5 Sv gestelde termijn van één maand is geen schriftuur houdende middelen van cassatie binnengekomen.
Nu niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend, kunnen de klagers ingevolge art. 447 lid 5 Sv niet in hun cassatieberoep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de klagers niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG