NJ 1950/293
„Ten gevolge hebben" in den zin van art. 300, 2e lid Sr.
HR 24-01-1950, ECLI:NL:HR:1950:37, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 januari 1950
- Magistraten
Mrs Fick, Feber, Rombach, Vrij, van Berckel
- Zaaknummer
[24011950/NJ_1950-293]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS166037:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1950:37, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑01‑1950
- Wetingang
(Sr art. 300.)
Essentie
„Ten gevolge hebben" in den zin van art. 300, 2e lid Sr.
Samenvatting
De Rechter, ofschoon aannemende en bij zijn strafoplegging er rekening mee houdende, dat de in de bewezenverklaring genoemde vrouw een meer dan normaal zachten schedel heeft, heeft niettemin, zonder tegenstrijdige gronden te bezigen, kunnen beslissen dat het bewezenverklaarde zwaar lichamelijk letsel een gevolg in den zin van art. 300, 2e lid Sr. was van de bewezen verklaarde mishandeling. Immers de Rechter behoefde, al nam hij aan dat in een normaal geval de toegebrachte verwonding minder uitwerking zou hebben gehad, genoemd ernstig gevolg niet te beschouwen als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.