Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 5.8.11 [Voorwaarden voor uitvaardigen beschermingsbevel]
Geldend
Geldend vanaf 17-06-2017
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 5:4:11. De tekst van dit artikel is gewijzigd.
- Bronpublicatie:
31-05-2017, Stb. 2017, 231 (uitgifte: 09-06-2017, kamerstukken: 34611)
- Inwerkingtreding
17-06-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2017, Stb. 2017, 262 (uitgifte: 16-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
1.
De officier van justitie kan op verzoek van een beschermde persoon een Europees beschermingsbevel uitvaardigen indien:
- a.
in Nederland op grond van het Nederlandse recht in strafzaken reeds een beschermingsmaatregel is vastgesteld en
- b.
door deze beschermingsmaatregel een of meer van de in artikel 5.8.3, onder a, bedoelde verboden of beperkingen worden opgelegd aan een persoon die gevaar veroorzaakt en
- c.
de beschermde persoon besluit in een andere Europese lidstaat te gaan wonen of er reeds woont, dan wel besluit in een andere lidstaat te gaan verblijven of er reeds verblijft.
2.
De officier van justitie die de uitvaardiging van een Europees beschermingsbevel overweegt, houdt onder meer rekening met de duur van de periode dat of perioden die de beschermde persoon in de uitvoerende lidstaat wil verblijven en met de ernst van de behoefte aan bescherming.
3.
De officier van justitie doet mededeling van de behandeling van het verzoek om een Europees beschermingsbevel uit te vaardigen aan de beschermde persoon en aan de persoon die gevaar veroorzaakt.