Besluit van 6 maart 2019, houdende vaststelling van het tijdstip van gedeeltelijke inwerkingtreding van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288), de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht, het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht en het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Inwerkingtredingsbesluit digitaal procederen in bestuursrechtelijke cassatieprocedures).
HR, 11-06-2021, nr. 20/02334
ECLI:NL:HR:2021:913
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-06-2021
- Zaaknummer
20/02334
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:913, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑06‑2021; (Cassatie)
Uitspraak 11‑06‑2021
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/02334
Datum 11 juni 2021
ARREST
op het door D.A.N. Bartels te Utrecht ingediende beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 juni 2020, nrs. 19/00914 en 19/00915, op het verzet tegen de uitspraak van het Hof van 17 december 2019.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
1.1
In deze zaak is bij aangetekende brief beroep in cassatie ingesteld. Het cassatieberoep is gericht tegen een uitspraak op verzet van het Hof van 30 juni 2020. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie is ingesteld door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener namens [X] te [Z]. De Hoge Raad heeft dat beroepschrift op 24 juli 2020 ontvangen.
1.2
Artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019, Staatsblad 2020, 991., brengt mee dat een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener verplicht is digitaal te procederen in die gevallen waarin het beroep in cassatie is gericht tegen een uitspraak die op of na 15 april 2020 is bekendgemaakt. Dat is in deze zaak het geval zodat het beroepschrift in cassatie digitaal, via het webportaal van de Hoge Raad, had moeten worden ingediend.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarom bij brief van 19 november 2020 (onder meer) verzocht het beroepschrift in cassatie binnen zes weken via het webportaal van de Hoge Raad in te dienen. Deze brief is aangetekend verzonden en is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie. De indiener van het beroepschrift heeft geen gevolg gegeven aan dat verzoek.
Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 8:36a, lid 5, Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2021.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑06‑2021