Einde inhoudsopgave
Penitentiaire beginselenwet
Artikel 18a [Opstellen detentie- en re-integratieplan]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 18a (oud) vernummerd tot art. 18c.
- Bronpublicatie:
24-06-2020, Stb. 2020, 224 (uitgifte: 03-07-2020, kamerstukken: 35122)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2021, Stb. 2021, 252 (uitgifte: 10-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Algemeen
1.
De directeur draagt zorg dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een detentie- en re-integratieplan wordt vastgesteld. Het detentie- en re-integratieplan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast.
2.
Het detentie- en re-integratieplan vermeldt in ieder geval:
- a.
het individuele begeleidingsplan, inclusief eventuele zorg die de gedetineerde nodig heeft,
- b.
de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde tracht te behalen,
- c.
de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt en de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt,
- d.
de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van de gedetineerde, voor zover deze ontbreken.
3.
De directeur betrekt bij het opstellen van het detentie- en re-integratieplan eventuele adviezen van de rechter, het openbaar ministerie of de reclassering omtrent de tenuitvoerlegging.
4.
De directeur kan ten behoeve van het vaststellen of het aanpassen van het detentie- en re-integratieplan overleggen:
- a.
met de reclassering;
- b.
met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de gedetineerde ingezetene was of overwegend verbleef voorafgaand aan de detentie dan wel de gemeente waarin de gedetineerde zich na afloop van zijn detentie wil vestigen, over de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d.
5.
De directeur draagt zorg dat de tenuitvoerlegging overeenkomstig het detentie- en re-integratieplan plaatsvindt.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de nadere eisen waaraan een detentie- en re-integratieplan ten minste moet voldoen en de voorschriften die bij de vaststelling of een aanpassing van het plan in acht moeten worden genomen. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over welke gegevens, in welke gevallen en onder welke voorwaarden, kunnen worden uitgewisseld tussen de directeur, het college van burgemeester en wethouders en de reclassering ten behoeve van de toepassing van het vierde lid.