Verordening (EG) Nr. 1717/2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 14-12-2006
- Bronpublicatie:
15-11-2006, PbEU 2006, L 327 (uitgifte: 24-11-2006, regelingnummer: 1717/2006)
- Inwerkingtreding
14-12-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-11-2006, PbEU 2006, L 327 (uitgifte: 24-11-2006, regelingnummer: 1717/2006)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 179, lid 1, en artikel 181A,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Gemeenschap verleent veel economische, financiële, technische, humanitaire en macro-economische hulp aan derde landen. Een van de belangrijkste doelstellingen van het externe optreden van de Europese Unie (hierna ‘EU’ genoemd) waaraan de communautaire instrumenten voor buitenlandse hulp bijdragen, is het scheppen van een stabiel klimaat voor menselijke en economische ontwikkeling en het bevorderen van mensenrechten, democratie en fundamentele vrijheden. In hun conclusies over de doeltreffendheid van het externe optreden van de EU van november 2004 stelden de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, dat vrede, veiligheid en stabiliteit samen met mensenrechten, democratie en ‘good governance’ essentiële elementen voor duurzame economische groei en de uitbanning van armoede zijn.
- (2)
In het EU-programma ter voorkoming van gewelddadige conflicten, dat door de Europese Raad is bekrachtigd, wordt benadrukt dat ‘politieke inzet van de EU voor conflictpreventie een van de belangrijkste doelstellingen van het buitenlandse beleid van de EU is’ en aangegeven dat de instrumenten van de communautaire ontwikkelingssamenwerking een bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking hiervan en aan de ontwikkeling van de EU tot wereldspeler.
- (3)
Maatregelen die krachtens deze verordening genomen worden voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de artikelen 177 en 181 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna ‘EG-Verdrag’ genoemd), kunnen complementair zijn met en dienen aan te sluiten bij de maatregelen die de EU heeft goedgekeurd voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in het kader van titel V en maatregelen die zijn goedgekeurd in het kader van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna ‘EU-Verdrag’ genoemd). De Raad en de Commissie dienen samen te werken om deze consistentie te garanderen, elk in overeenstemming met de eigen bevoegdheden.
- (4)
De Europese consensus inzake ontwikkeling, die door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie op 22 november 2005 werd goedgekeurd en door de Europese Raad op 15 en 16 december 2005 werd verwelkomd, zegt dat de Gemeenschap, binnen de respectieve bevoegdheden van haar instellingen, een alomvattende preventiebenadering zal ontwikkelen ten aanzien van de problematiek van zwakke staten, conflicten, natuurrampen en andere soorten crises en dat deze verordening daaraan een bijdrage dient te leveren.
- (5)
De Europese Raad heeft op 12 december 2003 zijn goedkeuring gehecht aan de Europese veiligheidsstrategie.
- (6)
Volgens de verklaring van de Europese Raad over terrorismebestrijding van 25 maart 2004 moeten doelstellingen in verband met terrorismebestrijding geïntegreerd worden in de programma's voor buitenlandse hulp. Ook in de EU-Millenniumstrategie inzake het voorkomen en controleren van georganiseerde misdaad, die op 27 maart 2000 door de Raad werd goedgekeurd, werd opgeroepen tot nauwere samenwerking met derde landen.
- (7)
Stabilisatie na een crisis vergt langdurige en flexibele inzet van de internationale gemeenschap, met name de eerste jaren na een crisis, op basis van geïntegreerde overgangsstrategieën.
- (8)
De uitvoering van hulpprogramma's in tijden van crisis en politieke instabiliteit vereist specifieke maatregelen om voldoende flexibiliteit in de besluitvorming en de toewijzing van financiële middelen te garanderen, evenals versterkte maatregelen om de samenhang met bilaterale hulp en de bundeling met andere donormiddelen te garanderen, waaronder de overdracht van overheidstaken door middel van onrechtstreeks gecentraliseerd beheer.
- (9)
In de resoluties van het Europees Parlement en de conclusies van de Raad naar aanleiding van de mededelingen van de Commissie inzake de samenhang van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling wordt benadrukt dat de maatregelen in het kader van verschillende communautaire financieringsinstrumenten in crisissituaties goed op elkaar moeten aansluiten.
- (10)
Om de bovengenoemde kwesties doelmatig en tijdig te kunnen aanpakken zijn specifieke financiële middelen en instrumenten nodig die een aanvulling kunnen vormen op humanitaire hulp en de samenwerkingsinstrumenten voor de lange termijn. Humanitaire hulp moet ook in de toekomst verleend worden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (2).
- (11)
Naast de maatregelen die met de partnerlanden zijn overeengekomen in het kader van het samenwerkingsbeleid op basis van de samenhangende communautaire instrumenten voor externe hulp, moet de Gemeenschap hulp kunnen verlenen gericht op belangrijke mondiale en transnationale problemen die potentieel destabiliserend zijn.
- (12)
In de ‘Richtsnoeren voor de versterking van de operationele samenwerking tussen de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, en de lidstaten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking’ van 2001 wordt benadrukt dat de buitenlandse hulpverleningen van de EU beter op elkaar afgestemd moet worden.
- (13)
Deze verordening stelt voor de periode 2007–2013 de financiële middelen vast die voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (3).
- (14)
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4).
- (15)
Deze verordening bestrijkt het terrein en komt in de plaats van een aantal bestaande verordeningen betreffende de externe hulpverlening van de Gemeenschap; die verordeningen moeten dan ook worden ingetrokken.
- (16)
Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt vanwege de noodzakelijke multilaterale respons op de in deze verordening beschreven terreinen, kunnen zij vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgenomen optreden beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. De Gemeenschap kan maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van het Europees Parlement van 6 juli 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 november 2006.
PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).