Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/12
12 Nadelen
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS453397:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Eindrapport Asser/Groen/Vranken 2006, p. 69-70.
Raad voor de Rechtspraak 2004, nr. 2.
Commissie verbetervoorstellen civiel 2004, nr. 5.3.
De Bock 2011, p. 141.
RiK betekent Regeling inzake Kantoorverklaringen. De RiK houdt in dat getuigen zonder aanwezigheid van een rechter-commissaris op een door partijen te kiezen plaats worden gehoord, zonder dat dit de bewijskracht van de getuigenverklaringen aantast. De Boer/Ynzonides 2004, p. 634. Stubenrouch 2005, p. 76 concludeert dat tijdens het RiK-symposium op 29 november 2004 is gebleken dat de eerste ervaringen met de regeling positief zijn (hoewel de kwantiteit was tegengevallen en het symposium krap een jaar na de invoering van de regeling werd gehouden). Uit informatie van de rechtbank Rotterdam blijkt dat van de RiK na een veelbelovende start vrijwel geen gebruik meer wordt gemaakt. Vgl. Kruseman 1928, p. 201- 202. Hij noemt het in Rotterdam soms toegepaste “informeele redmiddel der praktijk” om in aanvaringsprocedures met medewerking van beide partijen getuigen onder ede een verklaring te laten afleggen op het advocatenkantoor. Partijen konden vervolgens in de procedure verklaren dat zij de inhoud van de verklaring aanvaardden als voor de rechter onder ede afgelegd.
Van der Wiel 2005, p. 70.
www.rechtspraak.nl/Organisatie/Gerechtshoven/Den-Haag/Nieuws/Documents/(concept) agenda-voor-de-Appelrechtspraak-2020.pdf.
Van het voorlopig getuigenverhoor kan echter ook ongewenst gebruik worden gemaakt, bijvoorbeeld omdat het wordt gebruikt als fishing expedition of als goedkope manier van procederen. Ook kost het houden van een voorlopig getuigenverhoor vaak veel tijd en is het rendement soms minimaal of onduidelijk, zeker als na het voorlopig getuigenverhoor een procedure volgt waarin andere of meer getuigen moeten worden gehoord of waarin de reeds gehoorde getuigen opnieuw (aanvullend) moeten worden gehoord.1 Eerder pleitte de Raad voor de Rechtspraak daarom al voor een beperking van de toegang tot het voorlopig getuigenverhoor2 en kwam de Commissie verbetervoorstellen met maatregelen om oneigenlijk en tijdrovend gebruik van het voorlopig getuigenverhoor tegen te gaan.3
Met name het tijdsbeslag van een voorlopig getuigenverhoor maakt het middel bij rechters niet tot een populair middel en heeft geleid tot initiatieven om het voorlopig getuigenverhoor te boycotten.4 Van der Wiel noemt als voorbeelden van openlijke belemmeringen het RiK-ken5 en een brief van de rechtbank ’s- Gravenhage, waarin die rechtbank aangeeft een lage prioriteit toe te kennen aan verzoeken tot het doen houden van een voorlopig getuigenverhoor.6 Een minder zichtbare obstructie is het te ver oprekken van de grenzen van de afwijzingsgronden, waarbij ik direct opmerk dat die grenzen naar mijn mening thans niet duidelijk getrokken zijn en van een onoorbaar oprekken dan ook niet snel sprake kan zijn.
Volgens de Agenda voor de Appelrechtspraak 2020 ten slotte, dienen voorlopige getuigenverhoren in het kader van “versnelling en vereenvoudiging” niet plaats te vinden bij het hof, maar bijvoorbeeld bij de rechtbank of een notaris.7