Hof Arnhem-Leeuwarden, 18-11-2016, nr. 21-006116-15
ECLI:NL:GHARL:2016:9172
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
18-11-2016
- Zaaknummer
21-006116-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:9172, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 18‑11‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:2005, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 18‑11‑2016
Inhoudsindicatie
artikel 197a Sr. Verbeterde lezing (kennelijke misslag) van de feitelijke omschrijving van het ten laste gelegde, gezien de in de tenlastelegging opgenomen pleegplaats. Het beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid (verdachte heeft enkel gehandeld uit humanitaire motieven) wordt verworpen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006116-15
Uitspraak d.d.: 18 november 2016
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 oktober 2015 met parketnummer 18-930229-14 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de bewezen verklaarde pleegperiode, die verkort dient te worden in de periode van 21 mei 2014 tot en met
12 juni 2014. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M.T. de Vaal, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2014 tot en met 12 juni 2014 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, een of meer anderen, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, of hun/hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] in een door verdachte bestuurde auto vanuit het buitenland naar Nederland gebracht en Nederland doen binnenkomen, terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk was.
Het hof leest de woorden "vanuit het buitenland naar Nederland gebracht en Nederland doen binnenkomen", in de feitelijke omschrijving van het ten laste gelegde, verbeterd in "vanuit het buitenland binnen het grondgebied van Nederland gebracht en aldus Nederland doen binnenkomen". Hier is, gezien de in de tenlastelegging opgenomen pleegplaats, sprake van een kennelijke misslag. Door deze verbeterde lezing is verdachte niet in zijn rechtens te beschermen belang geschaad.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 21 mei 2014 tot en met 12 juni 2014 in Nederland, anderen, te weten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, immers heeft verdachte die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] in een door verdachte bestuurde auto vanuit het buitenland binnen het grondgebied van Nederland gebracht en aldus Nederland doen binnenkomen, terwijl verdachte wist dat die toegang wederrechtelijk was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde een beroep gedaan op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat - kort gezegd - de verdachte enkel heeft gehandeld uit humanitaire motieven. In dit verband heeft de raadsman gewezen op de slechte humanitaire situatie in Eritrea, het land van herkomst van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
In het midden latend of het enkele handelen uit humanitair oogpunt moet leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging, stelt het hof vast dat verdachte [betrokkene 1] en [betrokkene 2] niet uit hun land van herkomst maar - nadat zij daar op eigen gelegenheid waren aangekomen - vanuit Italië, welk land als (veilig) land van eerste opvang kan gelden, binnen Nederland heeft gebracht. Niet valt in te zien dat dit vanuit humanitair oogpunt geboden was en niet de voor toelating van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] geldende procedures konden worden gevolgd.
Het verweer wordt verworpen.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 21 mei 2014 tot en met 12 juni 2014 schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Hij heeft twee personen met een auto vanuit Italië opgehaald en binnen het grondgebied van Nederland gebracht zonder dat de voor toelating voorgeschreven procedures waren gevolgd. Verdachte heeft door zijn handelen er toe bijgedragen dat het overheidsbeleid met betrekking tot de bestrijding van wederrechtelijk verblijf in Nederland wordt ondergraven.
Het hof is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten in beginsel oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Daarnaast stelt het hof het volgende vast.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 september 2016 blijkt dat verdachte zowel voor als na het plegen van de bewezen verklaarde feiten geen justitiële contacten heeft gehad.
Voorts kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich voor zijn handelen heeft laten betalen. Er is sprake geweest van een vriendendienst. Verdachte heeft verder werk en een gezin.
Gelet hierop zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf opleggen, die qua duur en vorm zodanig is, dat hij bij de tenuitvoerlegging van die straf met toepassing van het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht op vrije voeten kan blijven en zijn werkzaamheden kan blijven verrichten. Daarnaast rechtvaardigt de ernst van de bewezen verklaarde feiten de oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Deze straffen waren ook door de rechtbank opgelegd in haar vonnis waarvan de advocaat-generaal bevestiging heeft gevorderd.
Het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf is mede bedoeld om verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Het hof acht de feiten te ernstig om deze af te doen met een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman verzocht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 124 (honderdvierentwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 18 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Beswerda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.