Rb. Leeuwarden, 05-06-2012, nr. AWB 12/880 en AWB 12/1000
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW7521
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
05-06-2012
- Zaaknummer
AWB 12/880 en AWB 12/1000
- LJN
BW7521
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW7521, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 05‑06‑2012; (Voorlopige voorziening+bodemzaak)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2012/75
Uitspraak 05‑06‑2012
Inhoudsindicatie
Ongeldigverklaring rijbewijs en oplegging alcoholslotprogramma (ASP). Geen aanleiding om wettelijke regeling met betrekking tot het ASP buiten werking te stellen. Het ASP is geen criminal charge in de zin van artikel 6 van het EVRM.
Partij(en)
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/880 en AWB 12/1000
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juni 2012 als bedoeld in de artikelen 8:84 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. N. de Vries,
en
de stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,
verweerder,
gemachtigde: mr. drs. M.M. Kleijbeuker.
Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard en hem een alcoholslotprogramma (ASP) opgelegd. Tegen dit besluit is namens verzoeker een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 16 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is bekend onder zaaknummer 12/880.
Tevens heeft verzoeker zich bij brief van 3 mei 2012 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer 12/1000.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2012. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A. Hertogs, kantoorgenoot van verzoekers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
- 1.1.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoeker te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
- 1.2.
Indien, zoals in het onderhavige geval, het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan terwijl beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De voorzieningenrechter zal daarom onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
- 2.1.
Ingevolge artikel 131, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) besluit het CBR indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen tot oplegging van een alcoholslotprogramma.
- 2.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot het ASP met ingang van 1 december 2011 in werking zijn getreden. Ingevolge artikel 132b, eerste lid, van de WVW legt het CBR in de in artikel 131, eerste lid, aanhef en onderdeel b, bedoelde gevallen overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels bij het in dat artikellid bedoelde besluit betrokkene de verplichting op deel te nemen aan een alcoholslotprogramma. Ingevolge artikel 132b, tweede lid, van de WVW verklaart het CBR bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, het rijbewijs van betrokkene ongeldig en bepaalt daarbij dat de ongeldigverklaring betrekking heeft op alle categorieën waarvoor dat rijbewijs geldig was, met uitzondering van de categorie AM. In het vijfde lid van artikel 132b van de WVW is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld ter uitvoering van het eerste en het tweede lid.
- 2.3.
Op grond van artikel 132c, eerste lid, van de WVW dient degene aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, voor zover thans van belang, (a) overeenkomstig de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde bepalingen een alcoholslot te doen inbouwen in ten minste één motorrijtuig dat voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde eisen en (b) de aangegeven kosten op de aangegeven wijze te hebben betaald aan het CBR. In artikel 132c, vierde lid, van de WVW is bepaald dat de duur van het ASP 2 jaar is.
- 2.4.
Ingevolge artikel 17, aanhef en onder a, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (hierna: de Regeling) bepaalt het CBR dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan het alcoholslotprogramma indien bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰, maar lager is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8‰.
Ingevolge artikel 19 van de Regeling omvat het alcoholslotprogramma de volgende onderdelen: a. de inbouw van een alcoholslot; b. de periodieke uitlezing van de gegevens uit het alcoholslot door de erkenninghouder; c. het volgen van het begeleidingsprogramma.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Regeling worden de ten laste van betrokkene komende kosten verbonden aan het opleggen van het alcoholslotprogramma, voor zover niet betrekking hebbend op de kosten van het huren of kopen, de inbouw, het uitlezen, het testen, het kalibreren, het onderhoud en de uitbouw van het typegoedgekeurde alcoholslot onderscheiden in: a. kosten met betrekking tot het opleggen van het alcoholslotprogramma, die € 300,- bedragen; b. kosten met betrekking tot de uitvoering van het alcoholslotprogram-ma voor de in artikel 132c, vierde lid, van de wet bedoelde periode, die € 700,- bedragen; c. kosten met betrekking tot de uitvoering van het alcoholslotprogramma voor de in artikel 132d, tweede of vierde lid, van de wet bedoelde verlenging, die per verlenging € 270,- bedragen; d. kosten verbonden aan het in stand houden van het alcoholslotregister, welke kosten bij of krachtens de WVW zijn vastgesteld.
- 3.
De voorzieningenrechter neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Tijdens een alcoholcontrole, die heeft plaatsgevonden op 4 december 2011, is bij verzoeker een ademalcoholgehalte geconstateerd van 695 ug/l (=1,599 ‰). Verzoekers rijbewijs is daarop ingevorderd. De Politie Fryslân heeft vervolgens, eveneens op 4 december 2011, een mededeling ex artikel 130 van de WVW gedaan aan verweerder. Naar aanleiding van deze mededeling heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard en hem het ASP opgelegd.
- 4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker aangegeven dat het geding zich toespitst op de onder punt 5.1 en 6.1 van deze uitspraak vermelde gronden. In dat verband wordt nog aangevoerd dat verzoeker een first offender is en dat zijn werkgever zich niet bereid heeft getoond het alcoholslot in één van zijn bedrijfswagens te laten plaatsen. Voorts heeft de gemachtigde van verzoeker aangegeven dat naar haar mening de voorzieningen-rechter zich niet hoeft uit te laten over de overige in het beroep- en verzoekschrift aange-voerde gronden.
- 5.1.
Verzoeker voert aan dat de wettelijke regeling met betrekking tot het ASP buiten werking gesteld moet worden, vanwege de verregaande consequenties die het opleggen van een ASP voor hem heeft en omdat een goede voorlichting met betrekking tot de invoering van de maatregel heeft ontbroken. De gemachtigde van verzoeker wijst daarbij op de Memorie van Toelichting waarin de wetgever heeft aangegeven een goede voorlichting van groot belang te achten voor het resultaat van het nieuwe maatregelenpakket, niet alleen vanuit een oogpunt van preventie, maar ook vanuit de combinatie met handhaving. Een doel van de voorlichting is om de inhoud van de maatregelen op hoofdlijnen uiteen te zetten waarbij vooral zal worden ingegaan op de consequenties voor de overtreders, zodat elke bestuurder weet welke maatregel met welke consequentie hem boven het hoofd hangt bij een alcoholovertreding. Verweerder voert aan dat er een voorlichtingsprogramma heeft plaatsgevonden in de vorm van mededelingen in alle plaatselijke huis-aan-huisbladen.
- 5.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat de in 5.1 aangevoerde grieven van verzoeker alleen zouden kunnen slagen als de strikte toepassing van dwingende wettelijke voorschriften zich niet zou verdragen met algemene rechtsbeginselen. Het is de voorzieningenrechter echter, gelet op het bepaalde in artikel 120 van de Grondwet, niet toegestaan wetten in formele zin te toetsen aan algemene rechtsbeginselen. Een wettelijke regeling zou alleen buiten werking gesteld kunnen worden, als er sprake zou zijn van omstandigheden waaronder strikte wetstoepassing in het voorliggende geval tot onaanvaardbare resultaten zou leiden.
- 5.3.
Van zulke omstandigheden is de voorzieningenrechter niet gebleken. Voor wat betreft de verregaande consequenties van het opleggen van een ASP voor verzoeker overweegt hij dat uit de Parlementaire Geschiedenis (TK 2008-2009, 31 896, nr. 4, p. 7 e.v.) blijkt dat de wetgever de hoge kosten, de beperking in mobiliteit en de omstandigheid dat een betrokkene niet langer voor zijn werk kan rijden in motorrijtuigen zonder alcoholslot, uitdrukkelijk heeft meegewogen. De wetgever heeft deze kosten en beperkingen voor de betrokkene gerechtvaardigd geacht. Ook ziet de voorzieningenrechter zo'n omstandigheid niet gelegen in het ontbreken van tijdige voorlichting over de invoering van het ASP, waarbij hij aantekent dat verweerder dit gebrek aan voorlichting uitdrukkelijk heeft betwist. Verder blijkt uit de ongedateerde brief van de Nationale Ombudsman aan de Minister van Infrastructuur en Milieu, die verzoeker op de zitting heeft overgelegd, en waarin de Nationale Ombudsman wijst op het ontbreken van voldoende voorlichting over de invoering van het ASP, niet dat deze consequenties verbonden wenst te zien aan het achterwege blijven van die voorlichting. Al met al ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de wettelijke regeling met betrekking tot het ASP buiten werking te stellen. Deze grieven van verzoeker falen daarom.
- 6.1.
Verzoeker voert voorts aan dat de opgelegde maatregel een punitief karakter draagt, vanwege de extreem hoge kosten die met het opleggen van de maatregel gepaard gaan, maar ook vanwege de gevolgen die het programma heeft voor betrokkenen die hun rijbewijs nodig hebben voor hun werk. Omdat in verzoekers geval ook een strafrechtelijke procedure is doorlopen, is naar zijn mening sprake van strijd met het ne bis in idem beginsel.
- 6.2.
Voor wat betreft het gestelde puntitieve karakter van het ASP overweegt de rechtbank dat gelet op de Parlemetaire Geschiedenis (TK 2008-2009, 31 896, nr. 4, p. 5), de wetgever met het invoeren van het ASP heeft bedoeld de betrokkene te leren en te laten aantonen dat hij een scheiding kan aanbrengen tussen het besturen van motorrijtuigen en het gebruik van alcohol. Verder heeft de wetgever, zoals al overwogen onder 5.3, de ingrijpende gevolgen van het ASP voor de betrokkene uitdrukkelijk meegewogen. Gelet op de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, inhoudende dat het opleggen van de verplichting zich te onderwerpen aan een educatieve maatregel geen criminal charge is in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om ten aanzien van het ASP, eveneens gericht op het leren van het maken van een scheiding tussen alcoholgebruik en het besturen van een motorrijtuig, tot een ander oordeel te komen. Hierin ligt tevens besloten dat de verplichting tot het betalen van de kosten van het ASP niet punitief van aard is, omdat deze kosten worden voldaan voor de uitvoering van het ASP en het verplichte begeleidingsprogramma en niet als boete wegens een overtreding. Dat verzoeker de verplichting tot het betalen van de kosten wel als punitief ervaart, maakt dat niet anders. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet hierop dan ook geen sprake van strijd met het ne bis in idem beginsel. Het betoog van verzoeker faalt.
- 7.
De voorzieningenrechter is gelet op het bovenstaande van oordeel dat het beroep van verzoeker ongegrond dient te worden verklaard. Gelet op de beslissing in de hoofdzaak is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
- 8.
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- -
verklaart het beroep in de hoofdzaak met zaaknummer 12/880 ongegrond;
- -
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer 12/1000 af.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2012.
w.g. J.A. van Loo
w.g. P.G. Wijtsma
Tegen de uitspraak in het verzoek om een voorlopige voorziening met registratienummer 12/1000 kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Tegen de uitspraak in de hoofdzaak met registratienummer 12/880 staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
- 2500.
EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u dan waarom u de uitspraak niet juist vindt.