Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 468/2014 vaststelling kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (ECB/2014/17)
Artikel 13 Kennisgeving van het uitoefenen van het recht van vestiging binnen het GTM door kredietinstellingen die zijn gevestigd in niet-deelnemende lidstaten
Geldend
Geldend vanaf 15-05-2014
- Bronpublicatie:
16-04-2014, PbEU 2014, L 141 (uitgifte: 14-05-2014, regelingnummer: 468/2014 ECB/2014/17)
- Inwerkingtreding
15-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2014, PbEU 2014, L 141 (uitgifte: 14-05-2014, regelingnummer: 468/2014 ECB/2014/17)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien de bevoegde autoriteit van een niet-deelnemende lidstaat de in artikel 35, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU vermelde informatie volgens de in artikel 35, lid 3, van deze richtlijn vermelde procedure doorstuurt naar de NBA van de deelnemende lidstaat waar het bijkantoor gevestigd zal worden, zal deze NBA de ECB onverwijld op de hoogte stellen van de ontvangst van deze kennisgeving.
2.
Binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving van de bevoegde autoriteit van een niet-deelnemende lidstaat, zal de ECB, in geval van een significant bijkantoor in de zin van artikel 6 van de GTM-verordening en deel IV van deze verordening, of de betreffende NBA in geval van een minder significant bijkantoor in de zin van de in artikel 6 van de GTM-verordening en in deel IV van deze verordening vermelde criteria, zich gereedmaken voor het toezichthouderschap op het bijkantoor op basis van de artikelen 40 tot en met 46 van Richtlijn 2013/36/EU, en, indien noodzakelijk, de voorwaarden aangeven waaronder, om redenen van algemeen belang, het bijkantoor zijn werkzaamheden mag uitoefenen in de ontvangende lidstaat.
3.
De NBA's informeren de ECB omtrent de voorwaarden waaronder op grond van nationaal recht en om redenen van algemeen belang werkzaamheden uitgeoefend kunnen worden door een bijkantoor in hun lidstaat.
4.
Wijzigingen van enige informatie die door de kredietinstelling die een bijkantoor wenst te vestigen is verschaft krachtens artikel 35, lid 2, onder b), c) of d), van Richtlijn 2013/36/EU, worden gemeld aan de in lid 1 vermelde NBA.