Aanbeveling nr. H1 (2013/C 279/07) betreffende de toepassing van de uitspraak in de zaak-Gottardo, volgens welke de voordelen voor de nationale werknemers van een bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen een lidstaat en een derde staat ook moeten worden toegekend aan de werknemers die onderdaan zijn van andere lidstaten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 27-09-2013
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
19-06-2013, PbEU 2013, C 279 (uitgifte: 27-09-2013, regelingnummer: H1 (2013/C 279/07))
- Inwerkingtreding
27-09-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2013, PbEU 2013, C 279 (uitgifte: 27-09-2013, regelingnummer: H1 (2013/C 279/07))
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
Internationale sociale zekerheid / Vrij verkeer
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
Internationale sociale zekerheid / Pensioen
(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)
Aanbeveling van 19 juni 2013 betreffende de toepassing van de uitspraak in de zaak-Gottardo, volgens welke de voordelen voor de nationale werknemers van een bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen een lidstaat en een derde staat ook moeten worden toegekend aan de werknemers die onderdaan zijn van andere lidstaten
DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,
Gezien artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), uit hoofde waarvan de Administratieve Commissie verantwoordelijk is voor de behandeling van alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009(2),
Gezien artikel 72, onder c), van Verordening (EG) nr. 883/2004, op grond waarvan zij belast is met het bevorderen en verder ontwikkelen van de samenwerking tussen de lidstaten en hun organen op het gebied van de sociale zekerheid,
Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit is een essentiële garantie voor de verwezenlijking van het vrije verkeer van werknemers waarin artikel 21, lid 1, en artikel 45, lid 1, van het VWEU voorzien. Het houdt de afschaffing in van elke discriminatie tussen onderdanen van lidstaten.
- (2)
In de zaak-Gottardo (3) heeft het Hof zijn oordeel gebaseerd op dit beginsel, zoals uiteengezet in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met betrekking tot de situatie van een persoon die in de Europese Unie verbleef en in Frankrijk, Italië en Zwitserland had gewerkt. Aangezien deze persoon niet over voldoende rechten beschikt om in Italië een pensioen te ontvangen, heeft zij gevraagd dat het samentellingsbeginsel waarin de bilaterale overeenkomst tussen Italië en Zwitserland voor de nationale onderdanen voorziet, zou worden toegepast op de tijdvakken die zij in Zwitserland en in Italië heeft vervuld.
- (3)
Het Hof heeft in deze zaak voor recht verklaard dat wanneer een lidstaat met een derde staat een bilaterale internationale overeenkomst inzake sociale zekerheid sluit waarin is bepaald dat de in die derde staat vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van het recht op ouderdomsuitkeringen, deze lidstaat overeenkomstig het fundamentele beginsel van gelijke behandeling verplicht is de onderdanen van de andere lidstaten dezelfde voordelen te verlenen als die welke zijn eigen onderdanen krachtens deze overeenkomst genieten, tenzij hij een objectieve rechtvaardiging voor zijn weigering kan aanvoeren (4).
- (4)
In dat verband volgt uit het oordeel van het Hof dat zijn uitlegging van het begrip ‘wetgeving’ in artikel 1, onder l), van Verordening (EG) nr. 883/2004 niet tot gevolg kan hebben dat wordt afgedaan aan de verplichting voor elke lidstaat om het in artikel 45, lid 2, van het EG-Verdrag neergelegde beginsel van gelijke behandeling na te leven.
- (5)
In deze zaak heeft het Hof geoordeeld dat het verstoren van het evenwicht en de wederkerigheid van een bilaterale overeenkomst tussen een lidstaat en een derde staat voor de lidstaat die partij is bij die overeenkomst geen objectieve rechtvaardiging is voor een weigering om de voordelen die deze overeenkomst voor de eigen onderdanen inhoudt, tot de onderdanen van de overige lidstaten uit te breiden.
- (6)
Het Hof accepteerde evenmin de tegenwerpingen met betrekking tot de eventuele hogere financiële kosten of de administratieve problemen bij de samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de betrokken derde staat als rechtvaardiging van de niet-naleving van de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien door de lidstaat die partij is bij de bilaterale overeenkomst.
- (7)
Het is van belang dat alle noodzakelijke consequenties worden getrokken uit dit arrest, dat van essentieel belang is voor de onderdanen van de EU die hun recht op vrij verkeer naar een andere lidstaat hebben uitgeoefend.
- (8)
Daarom moet worden gepreciseerd dat bilaterale overeenkomsten inzake sociale zekerheid tussen een lidstaat en een derde staat aldus moeten worden uitgelegd dat de voordelen voor de onderdanen van de verdragsluitende lidstaat in principe ook moeten worden toegekend aan burgers van een andere lidstaat die zich objectief gezien in dezelfde situatie bevinden.
- (9)
Onafhankelijk van de uniforme toepassing van de jurisprudentie in de zaak-Gottardo op bijzondere situaties, dienen de bestaande bilaterale overeenkomsten in principe te worden onderzocht. Ten aanzien van eerder gesloten overeenkomsten schrijft artikel 351 van het VWEU voor dat de betrokken lidstaat of lidstaten gebruik maakt of maken ‘van alle passende middelen om de vastgestelde onverenigbaarheid op te heffen’, en bepaalt artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie dat de lidstaten ‘alle algemene en bijzondere maatregelen (treffen) die geschikt zijn om de nakoming van de uit de Verdragen of uit de handelingen van de instellingen van de Unie voortvloeiende verplichtingen te verzekeren’.
- (10)
Wat betreft nieuwe bilaterale overeenkomsten inzake sociale zekerheid die tussen een lidstaat en een derde staat worden gesloten, dient eraan te worden herinnerd dat deze overeenkomsten een uitdrukkelijke verwijzing dienen te bevatten naar het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit van de onderdanen van een andere lidstaat die het recht op vrij verkeer hebben uitgeoefend in de lidstaat die verdragsluitende partij is bij de desbetreffende overeenkomst.
- (11)
De toepassing van het Gottardo-arrest hangt in individuele gevallen grotendeels af van de samenwerking met derde landen, aangezien die een verklaring over de door de betrokkene vervulde tijdvakken van verzekering moeten opstellen.
- (12)
De Administratieve Commissie dient deze kwestie te regelen, aangezien het Gottardo-arrest betrekking heeft op de toepassing van het principe van gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid,
BEVEELT de bevoegde instellingen en organen AAN:
Voetnoten
PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.
PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.
Arrest van 15 januari 2002 in zaak C-55/00, Elide Gottardo/Istituto nazionale della previdenza sociale, Jurispr. 2002, blz. I-413 e.v.
Arrest van 15 januari 2002 in zaak C-55/00, Elide Gottardo /Istituto nazionale della previdenza sociale, Jurispr. 2002, blz. I-413, punt 34.