Einde inhoudsopgave
Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk.
- Bronpublicatie:
20-08-2010, Stb. 2010, 343 (uitgifte: 01-09-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2010, Stb. 2010, 387 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Dit besluit treedt tegelijk in werking met art. I, lid 1, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (07-09-2010, Stb. 333).
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een voorstel tot verlening van een onderscheiding wordt gericht aan de burgemeester of de gezaghebber van de woonplaats van de te onderscheiden persoon.
2.
De burgemeester of de gezaghebber zendt het voorstel met zijn advies aan de commissaris van de Koning onderscheidenlijk de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
3.
De commissaris van de Koning of de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zendt het voorstel met zijn advies en het advies van de burgemeester onderscheidenlijk de gezaghebber aan het Kapittel voor de civiele orden, genoemd in artikel III van de rijkswet van 15 april 1994 tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje Nassau[lees: Oranje-Nassau], en de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden (Stb. 1994, 350).
4.
Het Kapittel zendt het voorstel met zijn advies aan Onze Minister wie het aangaat. Het Kapittel houdt de stukken die betrekking hebben op de voorbereiding van zijn adviezen ter beschikking van Onze Minister wie het aangaat.
5.
Onze Minister wie het aangaat doet de voordracht voor het koninklijk besluit tot verlening van de onderscheiding. Indien de voordracht meer dan een minister aangaat, wordt het koninklijk besluit tot verlening van de onderscheiding gezamenlijk voorgedragen.
6.
Indien Onze Minister wie het aangaat het advies van het Kapittel niet overneemt, legt deze het voorstel met het advies van het Kapittel voor aan de ministerraad, die over de voordracht besluit.
7.
Van elk besluit omtrent een voorstel tot verlening van een onderscheiding wordt door Onze Minister wie het aangaat opgave gedaan aan het Kapittel.