Einde inhoudsopgave
Circulaire bijzondere opsporingsgelden
Artikel 3 Centrale registratie en jaaroverzicht bijzondere opsporingsgelden
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
17-12-2014, Stcrt. 2014, 37536 (uitgifte: 31-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2014, Stcrt. 2014, 37536 (uitgifte: 31-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
Het Team Nationale Criminele Inlichtingen (TNCI) van de Landelijke Eenheid verwerkt in een doorlopend systeem alle tipgeldzaken waarbij het in het kader van de uitvoering van deze circulaire betrokken is geweest.
2.
Jaarlijks, in de maand maart, zendt de politiechef van de Landelijke Eenheid, door tussenkomst van de hoofdofficier van justitie van het Landelijk Parket, aan de Minister van Veiligheid en Justitie een overzicht van de zaken waarin in het voorafgaande kalenderjaar tipgeld is toegekend.
Dit overzicht bevat, uitgesplitst per opsporingsdienst:
- 1.
het totaal aantal zaken per delictsoort;
- 2.
het gemiddeld uitbetaalde bedrag per delictsoort;
- 3.
het totale bedrag aan tipgeld dat is toegekend; en
- 4.
de door derden, al dan niet met een afgegeven garantstelling, in het vooruitzicht gestelde of uitbetaalde financiële beloningen ten behoeve van informanten.
Het jaaroverzicht bevat voorts het aantal en de soort zaken (met vermelding van de bedragen), waarin de Landelijke Eenheid bij de uitvoering van toongeld-, pseudokoopgeld- of opkoopgeldzaken, dan wel zaken als bedoeld in artikel 2, derde lid, een adviserende, ondersteunende of uitvoerende rol heeft gespeeld.
Daarnaast worden in dit overzicht gegevens opgenomen over de uitgeloofde beloningen. In het jaaroverzicht worden geen gegevens vermeld die herleidbaar zijn tot concrete zaken of personen.
De hoofdofficier van justitie van het Landelijk Parket zendt een exemplaar van dit jaaroverzicht ter kennisneming aan de voorzitter van het College van procureurs-generaal.