HR, 12-03-2024, nr. 23/01622
ECLI:NL:HR:2024:351
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-03-2024
- Zaaknummer
23/01622
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:351, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑03‑2024; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:1136
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑03‑2024
Inhoudsindicatie
Beklag ex art. 552a Sv door advocatenkantoor na beslag ex art. 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming t.z.v. verdenking van grootschalige fraude in voedselketen. Is klaagster ontvankelijk in cassatieberoep m.b.t. klaagschrift ex art. 552a Sv, nu na verwerping van cassatieberoep tegen ongegrondverklaring klaagschrift ex art. 98.4 Sv, onherroepelijk is beslist dat beslag dat resteert na schifting RC niet strijdig is met verschoningsrecht? HR kan cassatieberoep van klaagster niet in behandeling nemen v.zv. gericht tegen beslissing Rb dat beroep van klaagster op haar verschoningsrecht ongegrond is. Redenen staan vermeld in HR:2024:315. Klaagster (partieel) n-o m.b.t. beslissing Rb over verschoningsrecht en verwerping beroep voor overige. Samenhang met 23/01615, 23/01617, 23/01618, 23/01619, 23/01620, 23/01621, 23/01625, 23/01626, 23/01627, 23/01628, 23/01632, 23/01633, 23/01634, 23/01635, 23/01636, 23/01639, 23/01640, 23/01641, 23/01642, 23/01643 en 23/01644.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 23/01622 Bv
Datum 12 maart 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, economische kamer, van 7 maart 2023, nummer RK 21/002611, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de klaagster.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te ‘s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in haar beroep voor zover het de klachten over het verschoningsrecht betreft en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep naar aanleiding van het tweede cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de beslissing van de rechtbank tot ongegrondverklaring van het beklag voor zover de klaagster daaraan ten grondslag heeft gelegd dat zich – ook na een schifting onder leiding van de rechter-commissaris – onder het beslag (digitale) stukken en gegevens bevinden ten aanzien waarvan een bevoegdheid tot verschoning kan worden uitgeoefend.
2.2
De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de klaagster niet in behandeling nemen voor zover het gericht is tegen de beslissing van de rechtbank dat het beroep van de klaagster op haar verschoningsrecht ongegrond is. De redenen daarvoor staan vermeld in de beschikking die de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 23/01644 Bv, ECLI:NL:HR:2024:315.
3. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het gericht is tegen de beslissing van de rechtbank dat het beroep van de klaagster op haar verschoningsrecht ongegrond is;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2024.