Verordening (EEG) nr. 3577/92 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de Lid-Staten (cabotage in het zeevervoer)
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1993
- Bronpublicatie:
07-12-1992, PbEG 1992, L 364 (uitgifte: 12-12-1992, regelingnummer: 3577/92)
- Inwerkingtreding
01-01-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-1992, PbEG 1992, L 364 (uitgifte: 12-12-1992, regelingnummer: 3577/92)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Een Lid-Staat kan, als voorwaarde voor het verrichten van cabotagediensten, met scheepvaartmaatschappijen die aan geregelde diensten vanuit, tussen en naar eilanden deelnemen, openbare-dienstcontracten sluiten of hun openbare-dienstverplichtingen opleggen.
Wanneer een Lid-Staat openbare-dienstcontracten sluit of openbare-dienstverplichtingen oplegt, doet hij zulks op niet-discriminatoire grondslag voor alle reders uit de Gemeenschap.
2.
Bij het opleggen van openbare-dienstverplichtingen beperken de Lid-Staten zich tot eisen inzake de havens die moeten worden aangedaan, de regelmaat, de continuïteit, de frequentie, de dienstverleningscapaciteit, de te heffen tarieven en de bemanning van het schip.
Indien zulks van toepassing is, dienen alle reders uit de Gemeenschap in aanmerking te komen voor compensaties die wegens openbare-dienstverplichtingen verschuldigd zijn.
3.
Bestaande openbare-dienstcontracten mogen van kracht blijven tot hun looptijd verstreken is.