V-N 2022/49.11
Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over invulling begrip ‘in wezen nieuwbouw’ in BTW
HR 04-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1577, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 november 2022
- Magistraten
Van Hilten, Punt, Fierstra, Faase, Van Eijsden
- Zaaknummer
22/01246
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS676592:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1577, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑11‑2022
- Wetingang
Essentie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over de invulling van het begrip ‘in wezen nieuwbouw’. De rechtbank wijst daarbij op het belang van duidelijkheid voor de uitvoerings- en rechtspraktijk.
Samenvatting
A koopt in 2015 een kantoorgebouw voor € 4,8 mln. Het gebouw is, in samenspraak met de huurder, in 2017-2018 verbouwd tot een hotel. De verbouwingskosten bedroegen circa € 7 mln. De waarde in het economische verkeer na verbouwing, tevens de aangegeven heffingsgrondslag voor de overdrachtsbelasting, was € 16.238.650. X koopt het hotel in 2018 voor € 15,8 mln. X verzoekt de inspecteur om te verklaren dat de verbouwing ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.