HR, 06-05-2003, nr. 02068/02 H
ECLI:NL:HR:2003:AH8765
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-05-2003
- Zaaknummer
02068/02 H
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2003:AH8765, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑05‑2003; (Herziening)
Uitspraak 06‑05‑2003
Inhoudsindicatie
Herziening. Arnhemse Villamoord in 1998. Medeplegen diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbende, art. 312.3 Sr. Aanvragen houden betwisting in van juistheid van diverse door hof genomen beslissingen op verzoeken en verweren, bevatten herhaling van t.o.v. hof geuite klachten en behelzen voorts als opvatting van aanvrager dat hij ten onrechte is veroordeeld. Als grondslag voor herziening kunnen krachtens art. 457.1.2 Sv slechts dienen een of meer door opgave van b.m. gestaafde omstandigheden die bij onderzoek ttz. niet zijn gebleken en die ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van veroordeelde hetzij tot ontslag van rechtsvervolging hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van OM hetzij tot toepasselijkverklaring van minder zware strafbepaling. Het in aanvragen gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als beroep op omstandigheden als hiervoor vermeld. Aanvraag n-o. Vervolg op HR:2002:AD8901 (strafzaak).
6 mei 2003
Strafkamer
nr. 02068/02 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een tweetal aanvragen tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 12 december 2000, nummer 21/000018-00, ingediend door:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats]) op [geboortedatum] 1965, ten tijde van de indiening van de tweede aanvraag gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Vught" (Huis van Bewaring "Nieuw Vosseveld 1") te Vught.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 29 december 1999 - de aanvrager ter zake van 1 subsidiair "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft" veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf.
1.2. De Hoge Raad heeft bij arrest van 12 maart 2002 het tegen het arrest van het Hof ingestelde cassatieberoep verworpen.
2. De aanvragen tot herziening
De aanvragen tot herziening, de eerste gedateerd 7 februari 2002 en de tweede, ongedateerd, ingekomen bij de Griffie van de Hoge Raad op 16 september 2002, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit. Deze aanvragen houden, zakelijk samengevat, een betwisting in van de juistheid van diverse door het Hof genomen beslissingen op verzoeken en verweren, bevatten een herhaling van ten overstaan van het Hof geuite klachten en behelzen voorts als opvatting van de aanvrager dat hij ten onrechte is veroordeeld.
3. Beoordeling van de aanvragen
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvraag tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvragen gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvragen kunnen daarom, gelet op het bepaalde in de artikelen 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvragen niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 6 mei 2003.