Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:46 [Dienstverrichting naar Nederland vanuit bijkantoor in andere lidstaat]
Geldend
Geldend vanaf 17-03-2021
- Bronpublicatie:
03-03-2021, Stb. 2021, 131 (uitgifte: 16-03-2021, kamerstukken: 35599)
- Inwerkingtreding
17-03-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-03-2021, Stb. 2021, 131 (uitgifte: 16-03-2021, kamerstukken: 35599)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar uit te oefenen.
2.
Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is en aldaar het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar uitoefent, verboden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat het bedrijf van herverzekeraar in Nederland uit te oefenen, tenzij hij de Nederlandsche Bank hiervan kennis geeft en aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
- a.
artikel 3:24 met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar, onderscheidenlijk schadeverzekeraar, dan wel het bedrijf van herverzekeraar en de uitoefening van die bevoegdheid in de staat van zijn zetel;
- b.
artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de solvabiliteit, met dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel in dat artikel voor ‘een verzekeraar met zetel in Nederland’ moet worden gelezen ‘een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is’.
De levensverzekeraar of schadeverzekeraar legt daarbij een door de toezichthoudende instantie van de staat waar hij zijn zetel heeft afgegeven verklaring over waaruit blijkt dat hij ingevolge deze bevoegdheid in die staat tevens bevoegd is tot het uitoefenen van het bedrijf van herverzekeraar en dat bedrijf aldaar ook daadwerkelijk uitoefent.
3.
De kennisgeving geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4.
De levensverzekeraar of schadeverzekeraar kan overgaan tot het uitoefenen van zijn herverzekeringsbedrijf door middel van het verrichten van diensten vanuit het bijkantoor naar Nederland na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:47, en nadat de verklaringen, bedoeld in het tweede lid, zijn afgegeven.
5.
De levensverzekeraar of schadeverzekeraar, bedoeld in het tweede lid, oefent zijn herverzekeringsbedrijf door middel van het verrichten van diensten naar Nederland uitsluitend uit in de herverzekeringsactiviteiten tot het uitoefenen waarvan hij in de staat waar hij zijn zetel heeft bevoegd is.