NJ 1915, p. 882
HR, 28-05-1915
HR 28-05-1915, ECLI:NL:HR:1915:104
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 mei 1915
- Magistraten
Voorzitter: Mr. A. J. L. Nijpels. Raden: Mrs. C. Krabbe, B. C. J. Loder, J. A. A. Bosch en A. P. L. Nelissen.
- Zaaknummer
[28051915/NJ_1915,_p._882]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS147498:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1915:104, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑05‑1915
- Wetingang
Samenvatting
De vordering tot het afleggen van verklaring (art. 741 Rv.) heeft geen hoogere waarde dan het daarbij uitgedrukt bedrag der vordering van den beslaglegger ten laste van zijn schuldenaar, daar de vordering tot het doen van verklaring geen andere strekking heeft dan om tot verhaal van dat bedrag te geraken. (Anders Goncl. O. M. met beroep op H. R. 29 Januari 1909, W. 8812.)
Waar de vordering, waarvoor beslag is gelegd, slechts f 50.— bedraagt, zou het vonnis op de vordering tot het doen van verklaring gewezen niet voor hooger beroep vatbaar zijn geweest, ware het niet dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.