RvdW 2015/517
Schending staatsgeheim, art 98 Sr. Doorwerking bronbescherming van journalistieke bronnen, art. 10 EVRM. Gebruik voor bewijs door AIVD afgeluisterde telefoongesprekken van journalisten.
HR 31-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:768
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 maart 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
13/01003
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Sponken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:768, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑03‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:1777, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑09‑2014
- Wetingang
Art. 98 Sr; art. 359a Sv; art. 6 lid 3, art. 10 lid 2 EVRM
Essentie
AIVD-medewerker is veroordeeld wegens schending staatsgeheim cfm art 98 Sr via lek aan Telegraaf-journalist. Tot het bewijs zijn gebezigd twee door AIVD afgeluisterde telefoongesprekken van journalisten. Het recht van de journalist op bescherming van journalistieke bronnen is geen reden om jegens de verdachte — aan wie het in strijd met haar functie als AIVD-medewerker verstrekken van staatsgeheime informatie aan de pers is tenlastegelegd — het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting te verbinden aan de vrucht van het door de CTIVD jegens de journalisten als niet-proportioneel aangemerkte afluisteren van hun telefoons. De opvatting dat de verdachte op gelijke voet als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.