Rb. Maastricht, 21-12-2005, nr. 100084 - HA ZA 05-290
ECLI:NL:RBMAA:2005:AU9596
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
21-12-2005
- Zaaknummer
100084 - HA ZA 05-290
- LJN
AU9596
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2005:AU9596, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 21‑12‑2005; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 21‑12‑2005
Inhoudsindicatie
Faillissement Megapool. Vordering tot betaling van aan franchisenemer geleverde goederen. Franchisenemer mag Megapool beschouwen als zijn wederpartij bij franchiseovereenkomst en mag tegenvorderingen verrekenen. Dit niettegenstaande het feit dat een dochtervennootschap van Megapool in die overeenkomst als franchisegever wordt genoemd.
Partij(en)
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 21 december 2005
Zaaknummer : 100084 / HA ZA 05-290
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
mr. Hylke Carst BRANDSMA, en mr. Adalbertus Petrus Johannes Maria DE BRUYN, in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Megapool B.V. te Apeldoorn,
beiden kantoorhoudende te Zutphen,
eisers,
procureur mr. F.H. Kuiper,
advocaat mr. H. Krans te Zutphen;
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. A.J.L.J. Pfeil.
1. Het verloop van de procedure
Eisers, hierna te noemen “de Curatoren”, hebben gedaagde, [Naam gedaagde], bij exploot van 11 maart 2005 gedagvaard voor deze rechtbank en hebben gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding is een productie overgelegd. [Gedaagde] heeft daarna onder het overleggen van producties geantwoord.
Op de voet van artikel 131 Rv is een comparitie na antwoord gelast. Van het verhandelde ter comparitie is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. Het geschil
Bij vonnis van 8 april 2004 van de rechtbank Zutphen is Megapool B.V. (verder te noemen: Megapool) in staat van faillissement verklaard met aanstelling van de Curatoren tot curatoren. Megapool houdt alle aandelen in Megapool Franchise B.V. (verder te noemen: MPF). MPF is bij vonnis van 23 augustus 2004 van de rechtbank Zutphen eveneens in staat van faillissement verklaard, eveneens met aanstelling van de Curatoren tot curatoren. De Curatoren zijn tevens als zodanig aangesteld in bijna dertig andere vennootschappen die tot hetzelfde concern behoren.
De Curatoren stellen dat Megapool een vordering heeft op [Gedaagde] ter zake aan hem geleverde maar door hem niet betaalde goederen, hoofdzakelijk bestaand uit zogenaamd wit- en bruingoed. Na verrekening van enige tegenvorderingen van [Gedaagde] op Megapool resteert volgens de Curatoren een vordering op [Gedaagde] van € 49.479,07.
De Curatoren hebben op grond van het vorenstaande gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [Gedaagde] veroordeelt om aan de Curatoren tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
- 1)
een bedrag van € 49.479,07, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 1 september 2004;
- 2)
een bedrag van € 1.788,-- ter zake van kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van het geding.
De vordering wordt door [Gedaagde] weersproken. Zijn verweer zal hierna bij de beoordeling aan de orde komen.
3. De beoordeling
De Curatoren hebben bij dagvaarding een overzicht overgelegd van hun vordering, met daarin opgenomen factuurnummers, data en bedragen. Dit overzicht sluit op een bedrag, exclusief fees, van € 54.848,92. Gelet op de positie van [Gedaagde] als afnemer van door Megapool geleverde goederen, moet dit overzicht voor hem voldoende inzicht geven in de vordering en heeft hij naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen volstaan met een betwisting bij gebrek aan wetenschap. Zij verweer wordt dan ook in zoverre gepasseerd.
[Gedaagde] heeft zich voorts verweerd tegen de vordering met een beroep op verrekening van een aantal tegenvorderingen op Megapool. De door hem onder 8, 9, 10 en 14 CvA bedoelde tegenvorderingen zijn ter comparitie door de Curatoren aanvaard. Dit betekent dat van genoemd bedrag van € 54.848,92 bedragen van respectievelijk € 1.819,- (premie Plus Garantie), € 1.875,- (Garantie Plus-reparaties), € 512,- (niet-gecrediteerde retouren) en € 1.200,- (verwijderingsbijdragen) afgetrokken dienen te worden. Wat resteert is dan een vordering van in hoofdsom € 49.442,92.
[Gedaagde] stelt zich voorts op het standpunt dat hij de vordering kan verrekenen die hij stelt te hebben ter zake - kort gezegd - tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit de tussen hem en MPF bestaand hebbende franchiseovereenkomst. Volgens [Gedaagde] zijn aan hem als franchisenemer veel te hoge prijzen in rekening gebracht (CvA sub 11) en heeft hij schade geleden, mede in de vorm van winstderving, door niet-nakoming van diverse uit de franchiseovereenkomst voortvloeiende verplichtingen van de franchisegever (CvA sub 12 en 13). [Gedaagde] stelt in dit verband dat Megapool en MPF met elkaar kunnen worden vereenzelvigd, althans dat de niet-nakoming van de franchiseovereenkomst aan Megapool kan worden toegerekend, met als gevolg dat [Gedaagde] zijn vordering ter zake de niet-nakoming van de franchiseovereenkomst kan verrekenen met de vordering van Megapool op hem. Hij stelt dat, hoewel hij een franchiseovereenkomst heeft gesloten met MPF, hij altijd alleen heeft gehandeld met Megapool.
De Curatoren hebben zich verzet tegen dit beroep op verrekening. Zij stellen daarbij in de eerste plaats dat [Gedaagde] er aan voorbij ziet dat de beweerde tegenvordering een vordering betreft die hooguit geldend gemaakt zou kunnen worden tegen (het eveneens failliete) MPF, niet tegen Megapool. De betreffende vordering, zo begrijpt de rechtbank de stellingen van de Curatoren, kan [Gedaagde] indienen in het faillissement van MPF en dient, in geval van betwisting, het onderwerp te vormen van een renvooiprocedure. Bovendien dient die vordering volgens de Curatoren, gelet op de in de franchiseovereenkomst opgenomen arbitrageclausule, te worden beoordeeld door het NAI. De curatoren betwisten dat er grond is voor vereenzelviging van MPF en Megapool.
De rechtbank stelt voorop dat de franchiseovereenkomst van 4 januari 1999 is aangegaan door MPF als franchisegever. In de tekst van de overeenkomst wordt MPF steeds aangeduid als “Megapool”. Blijkens artikel 9 en bijlage 1 van de overeenkomst was uitgangspunt dat het door franchisenemer [Gedaagde] te voeren assortiment door hem bij MPF zou worden besteld en door MPF zou worden geleverd. Artikel 6 van de overeenkomst bepaalt dat MPF in geval van huur de hoofdhuurder zal zijn van het door de franchisenemer te gebruiken vestigingspunt. Artikel 11 bepaalt dat de franchisevergoedingen aan MPF zullen worden voldaan. Tussen partijen staat echter vast dat de praktijk was dat [Gedaagde] de benodigde goederen niet bij MPF maar bij Megapool diende te bestellen en bestelde, en dat Megapool deze goederen leverde. Megapool bracht [Gedaagde] de goederen in rekening en Megapool ontving de betaling van de goederen. Voorts was het Megapool, en dus ook hier niet MPF, die als hoofdhuurder optrad van het door [Gedaagde] gebruikte vestigingspunt, en was het Megapool aan wie [Gedaagde] de op grond van de franchiseovereenkomst verschuldigde bedragen ter zake onder meer het gebruiksrecht van het vestigingspunt en de franchisevergoeding betaalde. Een andere grondslag voor dit alles dan de franchiseovereenkomst is gesteld noch gebleken. Evenmin is gesteld of gebleken dat MPF enige (eigen) activiteit heeft ontplooid ter uitvoering van de franchiseovereenkomst of dat sprake was van vertegenwoordiging door Megapool van MPF.
De praktijk was derhalve dat niet MPF maar Megapool optrad als franchisegever en dat [Gedaagde] uitsluitend zaken deed met Megapool. Naar het oordeel van de rechtbank mocht en mag [Gedaagde] Megapool om die reden en gelet op de overige omstandigheden van het geval beschouwen als zijn contractuele wederpartij. De rechtbank betrekt daarbij nog in het bijzonder de omstandigheid dat Megapool en MPF moeder en dochter zijn en dat, afgezien van de partijaanduiding in de franchiseovereenkomst, op geen enkele wijze blijkt dat Megapool en MPF zich hebben bekommerd om hun identiteitsverschil. Dit leidt de rechtbank tot de slotsom dat [Gedaagde] zijn eventuele vordering uit hoofde van de franchiseovereenkomst op de voet van artikel 53 Fw mag verrekenen met hetgeen hij op grond van die overeenkomst aan Megapool verschuldigd is.
Zoals ter comparitie afgesproken zullen partijen - eerst eisers dan gedaagde - in de gelegenheid worden gesteld bij conclusie na comparitie nader in te gaan op de gestelde tegenvordering van [Gedaagde]. De Curatoren worden uitgenodigd daarbij aan te geven of zij hun standpunt met betrekking tot de arbitrage handhaven, en zo ja, wat daarvan volgens hen de processuele consequenties zijn.
Wat betreft de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 september 2004, waartegen [Gedaagde] geen specifiek verweer heeft gevoerd, overweegt de rechtbank reeds thans dat deze toewijsbaar is over hetgeen eventueel toewijsbaar zal blijken te zijn aan hoofdsom. De vordering ter zake buitengerechtelijke incassokosten, waartegen [Gedaagde] zich heeft verzet, zal reeds dienen te worden afgewezen op de grond dat onvoldoende is gebleken van verrichtingen waarvoor de proceskosten niet reeds een vergoeding plegen in te sluiten.
De rechtbank zal, zoals eveneens ter comparitie besproken, bepalen dat tegen dit vonnis tussentijds hoger beroep zal kunnen worden ingesteld.
4. De beslissing
De rechtbank:
verwijst de zaak naar de rol van 22 februari 2006 voor conclusie na comparitie aan de zijde van de Curatoren en bepaalt dat [Gedaagde] 6 weken na het nemen van die conclusie een antwoordconclusie na comparitie zal mogen nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan;
bepaalt dat tegen dit vonnis tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.