Einde inhoudsopgave
Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi
Bijlage 2 Gegevensoverbrengingsinterface Boordcomputer Taxi
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2015
- Bronpublicatie:
20-03-2015, Stcrt. 2015, 9656 (uitgifte: 09-04-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/35270)
- Inwerkingtreding
01-04-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2015, Stcrt. 2015, 9656 (uitgifte: 09-04-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/35270)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
bij de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi
Versie 2.2
Datum 8 december 2014
Status DEFINITIEF
Inhoud
Artikel 1 | Definities |
Artikel 2 | Algemeen |
Artikel 2.1 | Doel |
Artikel 2.2 | Hardware koppeling |
Artikel 2.3 | Snelheidseis gegevenslevering |
Artikel 2.4 | Bestandsformaat |
Artikel 2.5 | Overbrengingsprotocol |
Artikel 2.6 | Totstandkoming gegevenslevering |
Artikel 2.6.1 | Periode gegevenslevering |
Artikel 2.6.2 | Verwerking gegevenslevering |
Artikel 2.7 | Authenticatie en autorisatie |
Artikel 2.8 | Integriteit |
Artikel 2.8.1 | Integriteit exportbericht |
Artikel 2.8.2 | Integriteit geregistreerde gegevens |
Artikel 2.8.3 | Processchema’s |
Artikel 2.9 | Foutafhandeling |
Artikel 2.9.1 | Functionele fouten |
Artikel 2.9.2 | Technische fouten |
Artikel 2.9.3 | Onvolledige gegevens |
Artikel 2.10 | Overige kenmerken |
Artikel 3 | Ritadministratie |
Artikel 3.1 | Gegevens en functionele en technische berichtstructuur |
Artikel 3.2 | Ritadministratie.xsd |
Artikel 3.3 | Volgorde gegevens |
Artikel 3.4 | Integriteit gegevens |
Artikel 3.5 | Overige kenmerken |
Artikel 3.5.1 | Naamgeving |
Artikel 3.5.2 | Berichtgrootte |
Artikel 4 | Arbeids-, rij- en rusttijden |
Artikel 4.1 | Gegevens en functionele en technische berichtstructuur |
Artikel 4.2 | Arbeidstijden.xsd |
Artikel 4.3 | Volgorde gegevens |
Artikel 4.4 | Integriteit gegevens |
Artikel 4.5 | Overige kenmerken |
Artikel 4.5.1 | Naamgeving |
Artikel 4.5.2 | Berichtgrootte |
Artikel 5 | Coördinaten |
Artikel 5.1 | Gegevens en functionele en technische berichtstructuur |
Artikel 5.2 | Coordinaten.xsd |
Artikel 5.3 | Volgorde gegevens |
Artikel 5.4 | Integriteit gegevens |
Artikel 5.5 | Overige kenmerken |
Artikel 5.5.1 | Naamgeving |
Artikel 5.5.2 | Berichtgrootte |
Artikel 6 | Gebeurtenis |
Artikel 6.1 | Gegevens en functionele en technische berichtstructuur |
Artikel 6.2 | Gebeurtenis.xsd |
Artikel 6.3 | Volgorde gegevens |
Artikel 6.4 | Integriteit gegevens |
Artikel 6.5 | Codetabel |
Artikel 6.6 | Overige kenmerken |
Artikel 6.6.1 | Naamgeving |
Artikel 6.6.2 | Berichtgrootte |
Artikel 7 | Onderzoek |
Artikel 7.1 | Gegevens en functionele en technische berichtstructuur |
Artikel 7.2 | Onderzoek.xsd |
Artikel 7.3 | Volgorde gegevens |
Artikel 7.4 | Integriteit gegevens |
Artikel 7.5 | Overige kenmerken |
Artikel 7.5.1 | Naamgeving |
Artikel 7.5.2 | Berichtgrootte |
Artikel 8 | Chauffeurskaartdata |
Artikel 8.1 | Gegevens en functionele en technische berichtstructuur |
Artikel 8.2 | Chauffeurskaartdata.xsd |
Artikel 8.3 | Volgorde gegevens |
Artikel 8.4 | Integriteit gegevens |
Artikel 8.5 | Overige kenmerken |
Artikel 8.5.1 | Naamgeving |
Artikel 8.5.2 | Berichtgrootte |
Artikel 9 | Toelichting specificaties gegevensleveringen en algemene XSD |
Artikel 9.1 | Toelichting bij specificaties van gegevensleveringen |
Artikel 9.2 | Algemene XML schema definities in bcttypes.xsd |
Artikel 1. Definities
In deze bijlage wordt verstaan onder:
- a.
XML: eXtensible Markup Language;
- b.
USB: Universal Serial Bus;
- c.
ritadministratie.xsd: XML schema definitie van het resultaatbericht van de gegevenslevering ritadministratie;
- d.
arbeidstijden.xsd: XML schema definitie van het resultaatbericht van de gegevenslevering Arbeids-, rij en rusttijden;
- e.
coordinaten.xsd: XML schema definitie van het resultaatbericht van de gegevenslevering coördinaten;
- f.
gebeurtenis.xsd: XML schema definitie van het resultaatbericht van de gegevenslevering gebeurtenis;
- g.
onderzoek.xsd: XML schema definitie van het resultaatbericht van de gegevenslevering onderzoek;
- h.
chauffeurskaartdata.xsd: XML schema definitie van het resultaatbericht van de gegevenslevering chauffeurskaartdata;
- i.
bcttypes.xsd: XML schema definitie van de gegevenstypen die in de XML schema definities genoemd onder c. t/m h. worden gebruikt.
Artikel 2. Algemeen
Aan dit document wordt gerefereerd als ‘Gegevensoverbrengingsinterface Boordcomputer Taxi Versie 2.2’. Deze versie dateert van 8 december 2014’.
Artikel 2.1. Doel
In dit artikel worden de gemeenschappelijke kenmerken beschreven die gelden voor de gegevensleveringen ‘Ritadministratie’, ‘Arbeids-, rij- en rusttijden’, ‘Coördinaten’, ‘Gebeurtenis’, ‘Onderzoek’ en ‘Chauffeurskaartdata’.
Artikel 2.2. Hardware koppeling
De overbrengingsinterface die gebruikt wordt voor de gegevensoverbrenging naar een externe gegevensdrager is een USB poort. Er geldt:
- a.
de USB poort moet aantoonbaar compliant zijn met de specificaties zoals opgesteld door het USB Implementers Forum, Inc.;
- b.
de USB poort is een USB type A connector.
De snelheidseis, als beschreven in artikel 2.3, is leidend bij de keuze van USB 1.1 of hoger. Als de snelheidseis van alle gegevensleveringen (‘Ritadministratie’, ‘Arbeids-, rij- en rusttijden’, ‘Coördinaten’, ‘Gebeurtenis’, ‘Onderzoek’ en ‘Chauffeurskaartdata’) beschreven in deze bijlage gehaald kan worden met USB 1.1 (12 Mbit/s) dan is USB 1.1 toegestaan, zo niet dan moet USB 2.0 (480 Mbit/s) of hoger gebruikt worden.
Artikel 2.3. Snelheidseis gegevenslevering
Na opvragen van een gegevenslevering moet het corresponderende XML bericht binnen de volgende termijnen beschikbaar zijn op het externe gegevensdrager:
- a.
Bestand tot 3 Mbyte binnen 10 seconden;
- b.
Voor iedere Mbyte die het bestand groter is kan de termijn met 3 seconden worden vergroot.
Artikel 2.4. Bestandsformaat
Voor externe opslagmedia moet het bestandssysteem FAT32 ondersteund worden.
Artikel 2.5. Overbrengingsprotocol
De boordcomputer fungeert als host en neemt het initiatief voor gegevensoverdracht naar de externe gegevensdrager.
Artikel 2.6. Totstandkoming gegevenslevering
Om een gegevenslevering tot stand te laten komen, stelt de boordcomputer de houder van een boordcomputerkaart in staat om:
- a.
zich met de boordcomputerkaart te authenticeren;
- b.
de externe gegevensdrager met de overbrengingsinterface van de boordcomputer te verbinden;
- c.
op de boordcomputer één of meerdere gegevensleveringen te selecteren. Standaard zijn alle gegevensleveringen waarvoor de gebruiker is geautoriseerd geselecteerd;
- d.
op de boordcomputer een periode in te voeren waarover gegevens opgevraagd moeten worden voor de betreffende gegevenslevering(en);
- e.
op de boordcomputer de betreffende gegevenslevering(en) over de ingevoerde periode met één gebruikershandeling starten.
Nadat alle geselecteerde gegevensleveringen succesvol zijn afgerond en de berichten met de gegevens beschikbaar zijn op de externe gegevensdrager, toont de boordcomputer een melding dat de gegevens beschikbaar zijn.
Artikel 2.6.1. Periode gegevenslevering
De periode, als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel d, bedraagt per levering maximaal 1 jaar, met uitzondering van de gegevenslevering ‘Onderzoek’ die geen maximum periode kent, en de gegevenslevering ‘Chauffeurskaartdata’ die de periode van de arbeids-, rij- en rusttijdendata van de chauffeurskaart overneemt.
De standaardwaarde voor ‘Datumtijd begin periode’ is het tijdstip van opvragen minus 29 kalenderdagen, met uitzondering van de gegevenslevering ‘Onderzoek’, waar ‘Datumtijd begin periode’ standaard leeg is, en de gegevenslevering ‘Chauffeurskaartdata’, waar de standaarwaarde voor ‘Datumtijd begin periode’ overeenkomt met het oudste record op de chauffeurskaart. ‘Datumtijd einde periode’ is standaard leeg. Als bij opvragen van een gegevenslevering ‘Datumtijd begin periode’ leeg is, wordt deze gevuld met de datum en het tijdstip van de activering. Is ‘Datumtijd einde periode’ leeg, dan wordt ‘Datumtijd einde periode’ gevuld met de datum en het tijdstip waarop het bericht wordt samengesteld;
In de gegevenslevering ‘Coördinaten’, ‘Gebeurtenis’ en ‘Onderzoek’ worden alle gegevens opgenomen die binnen de opgevraagde periode vallen.
In de gegevenslevering ‘Ritadministratie’, ‘Arbeidstijd’ en ‘Chauffeurskaartdata’ worden alle gegevensets opgenomen die de gevraagde periode, inclusief grenzen, overlappen. In de onderstaande tabel is de selectie voor deze gegevensleveringen verder uitgewerkt. Alle gegevensets worden opgenomen die voldoen aan één van de onderstaande condities:
Conditie 1 | Datumtijd begin gegevenset ligt vóór Datumtijd begin periode en Datumtijd einde gegevenset is gelijk aan Datumtijd begin periode |
Conditie 2 | Datumtijd begin gegevenset ligt vóór Datumtijd begin periode en Datumtijd einde gegevenset ligt ná Datumtijd begin periode en Datumtijd einde gegevenset ligt vóór Datumtijd einde periode |
Conditie 3 | Datumtijd begin gegevenset ligt vóór Datumtijd begin periode en Datumtijd einde gegevenset ligt ná Datumtijd einde periode |
Conditie 4 | Datumtijd begin gegevenset is gelijk aan Datumtijd begin periode en Datumtijd einde gegevenset ligt ná Datumtijd begin periode en Datumtijd einde gegevenset ligt vóór Datumtijd einde periode |
Conditie 5 | Datumtijd begin gegevenset is gelijk aan Datumtijd begin periode en Datumtijd einde gegevenset is gelijk aan Datumtijd einde periode |
Conditie 6 | Datumtijd begin gegevenset is gelijk aan Datumtijd begin periode en Datumtijd einde gegevenset ligt na Datumtijd einde periode |
Conditie 7 | Datumtijd begin gegevenset ligt na Datumtijd begin periode en Datumtijd begin gegevenset ligt voor Datumtijd einde periode en Datumtijd einde gegevenset ligt na Datumtijd begin periode en Datumtijd einde gegevenset ligt voor Datumtijd einde periode |
Conditie 8 | Datumtijd begin gegevenset ligt na Datumtijd begin periode en Datumtijd begin gegevenset ligt voor Datumtijd einde periode en Datumtijd einde gegevenset is gelijk aan Datumtijd einde periode |
Conditie 9 | Datumtijd begin gegevenset ligt na Datumtijd begin periode en Datumtijd begin gegevenset ligt voor Datumtijd einde periode en Datumtijd einde gegevenset ligt na Datumtijd einde periode |
Conditie 10 | Datumtijd begin gegevenset is gelijk aan Datumtijd einde periode en Datumtijd einde gegevenset ligt na Datumtijd einde periode |
De tabel kan als volgt gevisualiseerd worden. Alle gegevenssets behalve gegevensset 11 en 12 worden in het bericht opgenomen.
Figuur 1
Artikel 2.6.2. Verwerking gegevenslevering
Aanvragen van een gegevenslevering is een synchrone aanvraag die direct verwerkt moet worden.
Als de boordcomputer bezig is met de verwerking van een aanvraag voor een gegevenslevering, dan is het niet mogelijk om dezelfde gegevenslevering of een andere gegevenslevering aan te vragen zolang de huidige aanvraag niet is afgerond.
Het is wel eenvoudig mogelijk om een aanvraag te onderbreken. Na onderbreken van de huidige aanvraag is een nieuwe aanvraag van een gegevenslevering direct (< 1 seconde wachten) mogelijk.
De overige functies van de boordcomputer blijven functioneren als de boordcomputer bezig is met het verwerken van een aanvraag voor een gegevenslevering ‘Ritadministratie’, ‘Arbeids-, rij- en rusttijden’, ‘Coördinaten’, ‘Gebeurtenis’, ‘Onderzoek’ of ‘Chauffeurskaartdata’.
Overschrijven van een bericht op de externe gegevensdrager met dezelfde naam, is alleen toegestaan na een bevestiging van de gebruiker.
Artikel 2.7. Authenticatie en autorisatie
Aanvragen van de gegevensleveringen ‘Ritadministratie’, ‘Arbeids-, rij- en rusttijden’, ‘Coördinaten’, ‘Gebeurtenis’, ‘Onderzoek’ en ‘Chauffeurskaartdata’ moet alleen mogelijk zijn voor daartoe geauthenticeerde en geautoriseerde gebruikers.
Artikel 2.8. Integriteit
De door de boordcomputer geregistreerde gegevens worden voorzien van een elektronische handtekening zodat achteraf de authenticiteit en integriteit van deze gegevens kan worden vastgesteld. Voor het aanmaken van de elektronische handtekeningen worden de boordcomputerkaarten gebruikt.
De integriteit van gegevens wordt onderverdeeld in ‘integriteit exportbericht’ en ‘integriteit geregistreerde gegevens’.
Artikel 2.8.1. Integriteit exportbericht
De boordcomputer kent zes gegevensleveringen, te weten ‘Ritadministratie’, ‘Arbeids-, rij- en rusttijden’, ‘Coördinaten’, ‘Gebeurtenis’, ‘Onderzoek’ en ‘Chauffeurskaartdata’. Deze gegevensleveringen worden elk in een exportbericht vanuit de boordcomputer overgebracht. Dit exportbericht is een XML bericht dat bestaat uit een gegevenslevering-element zoals gespecificeerd in één van de artikelen 3 t/m 8, gevolgd door een element met een elektronische handtekening berekend over het gegevenslevering-element en de identificatie van de sleutel gebruikt voor het berekenen van de elektronische handtekening.
Voor het genereren en de opmaak van de elektronische handtekening wordt gebruik gemaakt van de W3C Recommendation ‘XML Signature Syntax and Processing Version 1.1’ (XMLDSIG11) van 11 april 2013. De XMLDSIG11 specificatie (http://www.w3.org/TR/xmldsig-core1/) is een door het World Wide Web Consortium (W3C) ontworpen standaard voor de XML syntax en het genereren van elektronische handtekeningen.
Het XML exportbericht bestaat uit een <Envelope>-element met daarin een van de gegevenslevering-elementen <Ritadministratie>, <Arbeidstijden>, <Coordinaten>, <Gebeurtenis>, <Onderzoek> of <Chauffeurskaartdata>, gevolgd door een <Signature>-element. Het gegevenslevering-element bevat een resultaatbericht van een gegevenslevering zoals gespecificeerd in één van de artikelen 3 t/m 8. Het <Signature>-element is opgebouwd conform de XMLDSIG11 specificatie en bevat achtereenvolgens de elementen
- a.
<SignedInfo> met daarin o.a. verwijzingen naar en de ‘message digests’ van het gegevenslevering-element respectievelijk het <KeyInfo> element,
- b.
<SignatureValue> met daarin de elektronische handtekening over het <SignedInfo> element en
- c.
<KeyInfo> met daarin een representatie van het certificaat behorende bij de sleutel die voor de handtekening werd gebruikt.
Het XML exportbericht kent, afhankelijk van de omsloten gegevenslevering, een van de volgende structuren:
Het <Signature> element in eender welke van de zes bovenstaande XML exportberichten heeft altijd de volgende, aan de XMLDSIG11 conformerende, opbouw:
Toelichting:
- a.
de waarden op een gele achtergrond betreffen voorbeelden; deze waarden moeten door de boordcomputer berekend en/of bepaald worden;
- b.
het gegevenslevering-element uit de omvattende <Envelop> bevat het resultaat bericht van een gegevenslevering en heeft een Id gelijk aan ‘idGegevenslevering’;
- c.
het <KeyInfo> heeft een Id gelijk aan ‘idKeyInfo’;
- d.
het <SignedInfo> element verwijst met twee <Reference> elementen naar twee te ondertekenen elementen op basisvan hun Id (zie de tekst op een blauwe achtergrond);
- e.
zowel het gegevenlevering-element als het <KeyInfo> element worden als volgt getransformeerd: eerst gecanonicaliseerd en daarna van alle overbodige witruimte ontdaan:
- 1.
de witruimte van alle text() nodes worden genormaliseerd met normalize-space(.);
- 2.
de (enige) text() node van elk element met Base64 gecodeerde inhoud wordt bovendien van alle (resterende) spaties ontdaan met translate(..., ‘ ’, ‘’) (zie de tekst op een groene achter-grond).
- f.
het <DigestValue> element van het eerste <Reference> element moet worden gevuld met de Base64 codering van de SHA-256 hash van het (volgens e. getransformeerde) gegevenslevering-element;
- g.
het <DigestValue> element van het tweede <Reference> element moet worden gevuld met de Base64 codering van de SHA-256 hash van het (volgens e. getransformeerde) <KeyInfo>-element;
- h.
het <SignedInfo> element moet, zoals hierboven weergegeven, ontdaan van alle overbodige witruimte in de envelop worden opgenomen, omdat de XMLDSIG11 standaard niet voorziet in het toepassen van enige andere transformatie dan canonicaliseren van dit element;
- i.
het <SignatureValue> element moet worden gevuld met de Base64 codering van de RSA-SHA256 (PKCS#1 v1.5) handtekening die berekend is over het (volgens h. opgemaakte en daarna gecanoca-liseerde) <SignedInfo> element. Voor het opbouwen van deze handtekening wordt verwezen naar sectie 6.4.2 van XMLDSIG11;
- j.
het <X509Certificate> element moet worden gevuld met de Base64 codering van het DER-gecodeerde certificaat behorende bij de RSA-sleutel waarmee de <SignatureValue> is berekend (in dit geval het boordcomputercertificaat);
- k.
Alle canonicalisatie moet plaatsvinden conform ‘Exclusive XML Canonicalization Version 1.0, 18 July 2002’ (XML-EXC-C14N) met identifier http://www.w3.org/2001/10/xml-exc-c14n#;
- l.
Alle XSL transformaties moeten plaatsvinden conform ‘XSL Transformations (XSLT) Version 1.0, 16 November 1999’ (XSLT) met identifier http://www.w3.org/TR/1999/REC-xslt-19991116 en de daaraan gerelateerde standaard ‘XML Path Language (XPath) Version 1.0, 16 November 1999’ met identifier http://www.w3.org/TR/1999/REC-xpath-19991116;
- m.
Alle Base64 codering vindt in eerste instantie plaats op basis van de specificatie in XMLDSIG11;
- n.
Voorafgaand aan hashing en/of ondertekening van een XML node moet die node worden gecanonicaliseerd volgens XML-EXC-C14N en moet:
- 1.
elke text-node worden genormaliseerd volgens de XPath normalize-space functie;
- 2.
elke text-node die Base64 gecodeerd is bovendien worden ontdaan van alle resterende spaties conform de XPath functie translate(string, ‘ ’, ‘’).
De keuze van het algoritme voor de Digest en de Signature is afhankelijk van het certificaat op de kaart waarmee de handtekening wordt gezet. Als dit in de toekomst anders wordt dan SHA-256 respectieve-lijk RSA-SHA256’ zullen de algoritmes voor Digest en Signature meeveranderen.
Artikel 2.8.2. Integriteit geregistreerde gegevens
Bepaalde gegevenssets, die door de boordcomputer taxi worden geregistreerd, dienen vanaf het moment van vastleggen de waarborg van integriteit en authenticiteit te bevatten. In de specificatie van elke soort gegevenslevering in artikel 3 t/m 8 wordt aangegeven welke gegevensset dit betreft, op welke momenten deze gegevensset met een elektronische handtekening worden ondertekend en als zodanig moeten worden vastgelegd en met welke private sleutel die ondertekening moet gebeuren.
Voor een gegevensset die bij vastleggen elektronisch ondertekend wordt, wordt een tekenbericht gegenereerd. Dit tekenbericht is, op enkele uitzonderingen na, gelijk aan het (corresponderende) XML exportbericht:
Voor de namespace en de structuur van het betreffende <Data> element wordt verwezen naar de artikelen 3.4, 4.4, 6.4, 7.4, respectievelijk 8.4.
Ook het <Signature> element van het tekenbericht wijkt op slechts enkele onderdelen af van die van het XML exportbericht:
- a.
Het eerste <Reference> element heeft een andere URI, namelijk ‘#idData’;
- b.
De inhoud van het <X509Certificate> element representeert, afhankelijk van het gestelde in de artikelen 3.1, 4.1, 6.1, 7.1, respectievelijk 8.1, ofwel het boordcomputercertificaat ofwel het chauffeurskaartcertificaat.
Na generatie van het tekenbericht wordt de waarde van het element <SignatureValue> als <Integriteit> element opgeslagen bij de gegevens waarover de elektronische handtekening is berekend. Het tekenbericht zelf hoeft niet te worden opgeslagen, zolang de getekende gegevens in de vorm waarin zij werden getekend kunnen worden gereproduceerd. Dat betekent dat de boordcomputer, behalve de gegevens die het <Data> element vormen, het certificaat dat voor ondertekening werd gebruikt, moet vastleggen.
Het genereren en vastleggen van de elektronische handtekening over het <Data> element vindt plaats bij het vastleggen van de gegevens die het <Data> element vormen.
Bij het samenstellen van een exportbericht worden de gegevens van het <Data> element onveranderd overgenomen uit de administratie op de boordcomputer. Het <Data> element wordt opnieuw geproduceerd, en moet exact gelijk zijn aan het <Data> element waarvoor een elektronische handteke-ning is berekend bij vastleggen van het gegeven. De geregistreerde elektronische handtekening moet worden overgenomen in het <Integriteit> element, het is niet toegestaan om de elektronische handtekening opnieuw te berekenen. Ook moet per <Integriteit> element het voor de betreffende handtekening gebruikte certificaat onveranderd worden overgenomen uit de administratie op de boordcomputer.
Artikel 2.8.3. Processchema’s
Een mogelijk proces voor samenstellen van de elementen voor een tekenbericht en het genereren van de elektronische handtekening over die elementen is weergegeven in figuur 2.
Figuur 2
Van de output van de groen gekleurde deelprocessen kan het tekenbericht (zonder <SignatureValue>) worden samengesteld. De 256-bytes RSA handtekening zou daarna gebruikt kunnen worden voor het completeren van het tekenbericht, maar moet in ieder geval worden gearchiveerd in de boordcompu-ter.
Figuur 3 geeft een mogelijk proces voor samenstellen van de elementen van een exportbericht weer. Het exportbericht kan worden geassembleerd met de output van de groen gekleurde deelprocessen.
Figuur 3
Artikel 2.9. Foutafhandeling
Bij het opvragen van de gegevensleveringen kunnen foutsituaties optreden. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen functionele fouten, technische fouten en niet volledige gegevens.
Artikel 2.9.1. Functionele fouten
Bij onderstaande foutsituaties moet de boordcomputer de bijbehorende foutmelding tonen:
Foutsituatie | Afhandeling |
---|---|
Boordcomputer is niet vergrendeld sinds laatste activering. | Verwerking gegevenslevering(en) stopt en de boordcomputer toont de melding ‘Boordcomputer is niet vergrendeld sinds laatste activering’. |
Er is geen externe gegevensdrager verbonden met de overbrengingsinterface van de boordcomputer als de gebruiker een gegevenslevering start. | Verwerking gegevenslevering(en) stopt en de boordcomputer toont de melding ‘Geen externe gegevensdrager beschikbaar’. |
‘Datumtijd begin periode’ bevat geen geldige waarde als de gebruiker een gegevenslevering start. ‘Datumtijd begin periode’ is verplicht. | Verwerking gegevenslevering(en) stopt en de boordcomputer toont de melding ‘Datumtijd begin periode bevat geen geldige waarde’. |
‘Datumtijd einde periode’ bevat geen geldige waarde als de gebruiker een gegevenslevering start. ‘Datumtijd einde periode’ mag leeg zijn. | Verwerking gegevenslevering(en) stopt en de boordcomputer toont de melding ‘Datumtijd einde periode bevat geen geldige waarde’. |
‘Datumtijd einde periode’ ligt voor ‘Datumtijd begin periode’ als de gebruiker een gegevenslevering start. | Verwerking gegevenslevering(en) stopt en de boordcomputer toont de melding ‘Datumtijd einde periode ligt voor Datumtijd begin periode’. |
Overige functionele foutsituaties | Verwerking gegevenslevering stopt en de boordcomputer toont een foutmelding. |
Artikel 2.9.2. Technische fouten
Foutsituatie | Afhandeling |
---|---|
Exporteren van een bericht naar de externe gegevensdrager gaat fout. | Verwerking gegevenslevering(en) stopt en de boordcomputer toont de melding ‘Exporteren van een bericht naar de externe gegevensdrager is niet gelukt’. |
Overige technische foutsituaties. | Verwerking gegevenslevering stopt en de boordcomputer toont een foutmelding. |
Artikel 2.9.3. Onvolledige gegevens
Het niet volledig zijn van gegevens op de boordcomputer mag geen reden zijn om een resultaat bericht niet te exporteren.
Artikel 2.10. Overige kenmerken
Kenmerk | Invulling |
---|---|
Tekenset bericht | De Unicode tekensets ‘Basic Latin’, ‘Latin-1 Supplement’ en ‘Latin Extended-A’, alsmede de controle karakters tab, linefeed en carriage return karakters. Code points: U+0009, U+000A, U+000D, U+0020 t/m U+007E en U+00A0 t/m U+017F. |
Codering bericht | UTF-8 |
Artikel 3. Ritadministratie
Artikel 3.1. Gegevens en functionele en technische berichtstructuur
Voor het bericht ‘Ritadministratie’ worden de volgende gegevens en functionele en technische berichtstructuur onderkend:
Entiteit / attribuut | XML element | Inhoud | G | C | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BERICHT | Ritadministratie; Id=”idGegevenslevering” | SEQ | V | 1 | ||||||
Datumtijd samenstellen bericht | DatTdSmBr | DT | V | 1 | ||||||
KORTE IDENTIFICATIE BOORDCOMPUTER | KortIdBCT | SEQ | V | 1 | ||||||
Goedkeuringsnummer | GdKrgsNr | S28 *) | V | 1 | ||||||
Programmatuur versienummer | ProgVrNr | C50 | V | 1 | ||||||
PERIODE | Periode | SEQ | V | 1 | ||||||
Datumtijd begin periode | DatTdBegPr | DT | V | 1 | ||||||
Datumtijd einde periode | DatTdEndPr | DT | V | 1 | ||||||
AUTO | Auto | SEQ | V | 1 | ||||||
Kenteken | Kntkn | S6 | V | 1 | ||||||
CERTIFICAAT BOORDCOMPUTER | CertificaatBCT | SEQ | V | 1 | ||||||
Publieke sleutel boordcomputer | PubliekeSleutel; codering=”base64” | B *) | V | 1 | ||||||
VERVOERDER | Vervoerder | SEQ | V | 1..* | ||||||
KvK-nummer | KvKnr | S12 *) | V | 1 | ||||||
P-nummer | Pnr | S8 *) | V | 1 | ||||||
ONDERNEMERSKAART | Ondernemerskaart | SEQ | V | 1..* | ||||||
Ondernemerskaart volgnummer | OkVgNr | S5 *) | V | 1 | ||||||
RIT | Rit | SEQ | C | 0..* | ||||||
DATA | Data; Id=”idData” | SEQ | V | 1 | ||||||
Rit volgnummer | RtVgNr | I(1..∞) | V | 1 | ||||||
Mutatiecode | MtCd | {‘I’, ‘D’, ‘M’} | V | 1 | ||||||
Datumtijd registratie | DatTdReg | DT | V | 1 | ||||||
Type rit | Type | {‘B’, ‘O’} | V | 1 | ||||||
Coördinaat beginpunt rit | LocBeg | SEQ | V | 1 | ||||||
Breedtegraad | Lat | D2.6(-90..+90) | V | 1 | ||||||
Lengtegraad | Lon | D3.6(-180..+180) | V | 1 | ||||||
Datumtijd begin rit | DatTdBeg | DT | V | 1 | ||||||
Km stand begin rit | KmStdBeg | I8(0..MAX) | V | 1 | ||||||
Coördinaat eindpunt rit | LocEnd | SEQ | C | 0..1 | ||||||
Breedtegraad | Lat | D2.6(-90..+90) | V | 1 | ||||||
Lengtegraad | Lon | D3.6(-180..+180) | V | 1 | ||||||
Datumtijd einde rit | DatTdEnd | DT | C | 0..1 | ||||||
Km stand einde rit | KmStdEnd | I8(0..MAX) | C | 0..1 | ||||||
Ritprijs | Prijs | I(0..∞) | C | 0..1 | ||||||
BESTUURDER | Bestuurder | SEQ | V | 1 | ||||||
Chauffeursidentificatienummer | ChIdNr | S9 *) | V | 1 | ||||||
Chauffeurskaart volgnummer | CkVgNr | S5 *) | V | 1 | ||||||
INTEGRITEIT | Integriteit | SEQ | C | 0..1 | ||||||
Elektronische handtekening boordcomputer | ElHdBc; codering=”base64” | B | K | 1 | ||||||
Elektronische handtekening fout | ElHdFout | S | ||||||||
Datumtijd handtekening | DatTdHd | DT | V | 1 |
Voor de legenda van het bovenstaande overzicht wordt verwezen naar artikel 10.
Toelichting:
- a.
De PERIODE is het tijdvak waarover de gebruiker de ritadministratie heeft opgevraagd.
- b.
RIT wordt per BESTUURDER uniek geïdentificeerd door een volgnummer.
- c.
Er zijn 2 mogelijke waarden voor ‘Type rit’: ‘B’ voor een beladen rit en ‘O’ voor een onbeladen rit.
- d.
De DATA van een RIT moet ondertekend worden met de elektronische handtekening van de boordcomputer om de integriteit van de ritgegevens achteraf te kunnen bepalen. Daartoe bevat INTEGRITEIT het attribuut ‘Elektronische handtekening boordcomputer’. Indien bij het genereren van de handtekening een gebeurtenis met foutcode S005 of F008 optreedt, wordt, in plaats van de handtekening, deze foutcode geregistreerd in het attribuut ‘Elektronische handtekening fout’.
- e.
De Ritprijs is in eurocenten.
- f.
Een kilometerstand wordt opgenomen als een geheel getal, afgerond of afgekapt op een hele kilometer.
- g.
Voor een RIT wordt de bestuurder opgenomen in het bericht.
- h.
Alleen als de chauffeurskaart niet beschikbaar is tijdens registratie van een RIT moet ‘Chauffeurskaart volgnummer’ van de BESTUURDER volledig gevuld worden met nullen.
- i.
De attributen ‘Coördinaat eindpunt rit’, ‘Datumtijd einde rit’, ‘Km stand einde rit’, ‘Ritprijs’ en de entiteit INTEGRITEIT zijn verplicht tenzij de RIT nog niet is beëindigd.
- j.
De mutatiecode van een RIT is ‘I’ als het volgnummer van de RIT voor de eerste keer wordt geregistreerd. De I staat voor Insert.
- k.
Annuleren van de laatste handmatig ingevoerde ‘Aanvang rit’ is mogelijk. Het te annuleren record bevat alleen gegevens van het begin van de rit (‘Rit volgnummer’, ‘Mutatiecode’, ‘Datumtijd registratie’, ‘Type rit’, ‘Coördinaat beginpunt rit’, ‘Datumtijd begin rit’ en ‘Km stand begin rit’). Annuleren moet op de volgende manier worden aangegeven:
- 1.
De gegevens van het te annuleren record worden ongewijzigd ondertekend met de elektronische handtekening van de boordcomputer.
- 2.
Een nieuwe record wordt geregistreerd met de volgende gegevens: het volgnummer is gelijk aan het volgnummer van het te annuleren record uit k.1, mutatiecode is ‘D’, ‘Datumtijd registratie’ is het tijdstip van registreren van dit nieuwe record, en de waarden van de overige attributen zijn gelijk aan de waarden van de overeenkomstige attributen van het te annuleren record. Ook dit record moet ondertekend worden met de elektronische handtekening van de boordcomputer.
- l.
Annuleren van de laatste handmatig ingevoerde ‘Einde rit’ is mogelijk. Het te annuleren record bevat zowel gegevens van het begin van de rit (‘Volgnummer’, ‘Mutatiecode’, ‘Datumtijd registratie’, ‘Type rit’, ‘Coördinaat beginpunt rit’, ‘Datumtijd begin rit’ en ‘Km stand begin rit’) als einde van de rit (‘Coördinaat einde rit’, ‘Datumtijd einde rit’, ‘Km stand einde rit’, ‘Ritprijs’). Annuleren moet op de volgende manier worden aangegeven:
- 1.
De gegevens van het te annuleren record worden ongewijzigd ondertekend met de elektronische handtekening van de boordcomputer als dit nog niet is gebeurd.
- 2.
Een nieuwe record wordt geregistreerd met de volgende gegevens: het volgnummer is gelijk aan het volgnummer van het te annuleren record uit l.1, mutatiecode is ‘D’, ‘Datumtijd registratie’ is het tijdstip van registreren van dit nieuwe record, en de waarden van de overige attributen zijn gelijk aan de waarden van de overeenkomstige attributen van het te annuleren record. Ook dit record moet ondertekend worden met de elektronische handtekening van de boordcomputer.
- 3.
Een volgend nieuw record wordt geregistreerd met de volgende gegevens: het volgnummer is gelijk aan het volgnummer van het te annuleren record uit l.1, mutatiecode is ‘M’, ‘Datumtijd registratie’ is het tijdstip van registreren van dit nieuwe record, de waarden van de attributen ‘Type rit’, ‘Coördinaat begin rit’, ‘Datumtijd begin rit’ en ‘Km stand begin rit’ zijn gelijk aan de waarden van de overeenkomstige attributen van het te annuleren record, en de attributen ‘Coördinaat einde rit’, ‘Datumtijd einde rit’, ‘Km stand einde rit’ en ‘Ritprijs’ zijn initieel leeg om gevuld te worden bij het opnieuw uitvoeren van de handmatige actie ‘Einde rit’.
- m.
het attribuut ‘Publieke sleutel boordcomputer’ dient te worden gevuld met het gehele X509 certificaat van de boordcomputer.
Artikel 3.2. Ritadministratie.xsd
De onderstaande Ritadministratie.xsd wordt gebruikt.
Voor de definitie van bcttypes.xsd wordt verwezen naar artikel 9.
Artikel 3.3. Volgorde gegevens
De geselecteerde ritten moeten gegroepeerd per vervoerder, en daarbinnen per ondernemerskaart, in oplopende volgorde van volgnummer worden opgenomen in de ritadministratie.
Artikel 3.4. Integriteit gegevens
Alle ritten worden ondertekend worden met een elektronische handtekening op basis van de private sleutel van de systeemkaart.
De ritadministratie bevat een element <Rit> en <Rit> bevat de elementen <Data> en <Integriteit>. Het <Data> element bevat de volgende ritgegevens:
- a.
RtVgNr
- b.
MtCd
- c.
DatTdReg
- d.
Type
- e.
LocBeg.Lat en LocBeg.Lon
- f.
DatTdBeg
- g.
KmStdBeg
- h.
LocEnd.Lat en LocEnd.Lon
- i.
DatTdEnd
- j.
KmStdEnd
- k.
Prijs
- l.
Bestuurder.ChIdNr
- m.
Bestuurder.CkVgNr
Het <Integriteit> element bevat de elektronische handtekening van het bijbehorende Data element.
Bij het samenstellen van de ritadministratie moeten de gegevens van het <Data> element onveranderd worden overgenomen uit de ritadministratie op de boordcomputer. Het berekenen van de ‘Elektronische handtekening boordcomputer’ van het <Data> element van een <Rit> wordt gedaan bij het beëindigen van de rit. De vastgelegde ‘Elektronische handtekening boordcomputer’ wordt per <Rit> onveranderd overgenomen in het onderliggende <Integriteit> element.
Artikel 3.5. Overige kenmerken
Artikel 3.5.1. Naamgeving
De naamgeving van de gegevenslevering ‘Ritadministratie’ is als volgt:
Hierbij worden de cursief gedrukte gegevens gevuld met de corresponderende registratiewaarde. De volgende formaten worden hierbij gebruikt:
Gegeven | Formaat |
Kenteken | Zoals opgenomen in de gegevenslevering zelf |
DatumtijdSamenstellenBericht | CCYYMMDDHHMMSS |
DatumtijdBeginPeriode | CCYYMMDDHHMM |
DatumtijdEindePeriode | CCYYMMDDHHMM |
Artikel 3.5.2. Berichtgrootte
Bij 100 ritten is het bericht ‘ritadministratie’ maximaal 100 Kbyte groot.
Artikel 4. Arbeids-, rij- en rusttijden
Artikel 4.1. Gegevens en functionele en technische berichtstructuur
Voor het bericht ‘Arbeids-, rij- en rusttijden’ worden de volgende gegevens en functionele en technische berichtstructuur onderkend:
Entiteit / attribuut | XML element | Inhoud | G | C | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BERICHT | Arbeidstijden; Id=”idGegevenslevering” | SEQ | V | 1 | ||||||||
Datumtijd samenstellen bericht | DatTdSmBr | DT | V | 1 | ||||||||
KORTE IDENTIFICATIE BOORDCOMPUTER | KortIdBCT | SEQ | V | 1 | ||||||||
Goedkeuringsnummer | GdKrgsNr | S28 *) | V | 1 | ||||||||
Programmatuur versienummer | ProgVrNr | C50 | V | 1 | ||||||||
PERIODE | Periode | SEQ | V | 1 | ||||||||
Datumtijd begin periode | DatTdBegPr | DT | V | 1 | ||||||||
Datumtijd einde periode | DatTdEndPr | DT | V | 1 | ||||||||
AUTO | Auto | SEQ | V | 1 | ||||||||
Kenteken | Kntkn | S6 | V | 1 | ||||||||
VERVOERDER | Vervoerder | SEQ | V | 1..* | ||||||||
KvK-nummer | KvKnr | S12 *) | V | 1 | ||||||||
P-nummer | Pnr | S8 *) | V | 1 | ||||||||
ONDERNEMERSKAART | Ondernemerskaart | SEQ | C | 0..* | ||||||||
Ondernemerskaart volgnummer | OkVgNr | S5 *) | V | 1 | ||||||||
BESTUURDER | Bestuurder | SEQ | C | 0..* | ||||||||
Chauffeursidentificatienummer | ChIdNr | S9 *) | V | 1 | ||||||||
Chauffeurskaart volgnummer | CkVgNr | S5 *) | V | 1 | ||||||||
CERTIFICAAT | Certificaat | CHOICE | V | 1 | ||||||||
CERTIFICAAT CHAUFFEUR | CertificaatChauffeur | SEQ | K | 1 | ||||||||
Publieke sleutel chauffeur | PubliekeSleutel; codering=”base64” | B *) | V | 1 | ||||||||
CERTIFICAAT BOORDCOMPUTER | CertificaatBCT | SEQ | K | 1 | ||||||||
Publieke sleutel boordcomputer | PubliekeSleutel; codering=”base64” | B *) | V | 1 | ||||||||
ARBEIDSTIJD | Arbeidstijd | SEQ | C | 0..* | ||||||||
DATA | Data; Id=”idData” | SEQ | V | 1 | ||||||||
Arbeidstijd volgnummer | ArVgNr | I(1..∞) | V | |||||||||
Datumtijd registratie | DatTdReg | DT | V | |||||||||
Datumtijd begin arbeidstijd | DatTdBeg | DT | V | |||||||||
Datumtijd einde arbeidstijd | DatTdEnd | DT | V | |||||||||
onbenoemde keuze uit een van de volgende 3 attributen | CHOICE | C | 0..* | |||||||||
RIJTIJD | Rijtijd | SEQ | C | 0..1 | ||||||||
Rijtijd volgnummer | RtVgNr | I(1..∞) | V | 1 | ||||||||
Datumtijd registratie | DatTdReg | DT | V | 1 | ||||||||
Datumtijd begin rijtijd | DatTdBeg | DT | V | 1 | ||||||||
Datumtijd einde rijtijd | DatTdEnd | DT | V | 1 | ||||||||
PAUZE | Pauze | SEQ | C | 0..1 | ||||||||
Pauze volgnummer | PzVgNr | I(1..∞) | V | 1 | ||||||||
Mutatiecode | MtCd | {‘I’, ‘D’} | V | 1 | ||||||||
Datumtijd registratie | DatTdReg | DT | V | 1 | ||||||||
Datumtijd begin pauze | DatTdBeg | DT | V | 1 | ||||||||
Datumtijd einde pauze | DatTdEnd | DT | V | 1 | ||||||||
ANDERE WERKZAAMHEDEN | AdrWrkzmhdn | SEQ | C | 0..1 | ||||||||
Andere werkzaamheden volgnummer | AwVgNr | I(1..∞) | V | 1 | ||||||||
Mutatiecode | MtCd | {‘I’, ‘D’} | V | 1 | ||||||||
Datumtijd registratie | DatTdReg | DT | V | 1 | ||||||||
Datumtijd begin andere werkzaamhd. | DatTdBeg | DT | V | 1 | ||||||||
Datumtijd einde andere werkzaamhd. | DatTdEnd | DT | V | 1 | ||||||||
INTEGRITEIT | Integriteit | SEQ | V | 1 | ||||||||
Elektronische handtekening chauffeur | ElHdCh; codering=”base64” | B | K | 1 | ||||||||
Elektronische handtekening boordcomputer | ElHdBc; codering=”base64” | B | ||||||||||
Elektronische handtekening fout | ElHdFout | S | ||||||||||
Datumtijd handtekening | DatTdHd | DT | V | 1 |
Voor de legenda van het bovenstaande overzicht wordt verwezen naar artikel 10.
Toelichting:
- a.
De PERIODE is het tijdvak waarover de gebruiker de ritadministratie heeft opgevraagd.
- b.
ARBEIDSTIJD wordt per BESTUURDER uniek geïdentificeerd door een volgnummer.
- c.
RIJTIJD wordt per BESTUURDER uniek geïdentificeerd door een volgnummer.
- d.
PAUZE wordt per BESTUURDER uniek geïdentificeerd door een volgnummer.
- e.
ANDERE WERKZAAMHEDEN wordt per BESTUURDER uniek geïdentificeerd door een volgnummer.
- f.
De DATA van ARBEIDSTIJD, inclusief bijbehorende voorkomens van RIJTIJD, PAUZE en ANDERE WERKZAAMHEDEN, moet ondertekend worden met een elektronische handtekening om de integriteit van de gegevens achteraf te kunnen bepalen. Indien de chauffeurskaart aanwezig is wordt getekend met de elektronische handtekening van de chauffeur, indien de chauffeurskaart niet aanwezig is wordt getekend met de elektronische handtekening van de boordcomputer. Indien bij het genereren van de handtekening een gebeurtenis met foutcode S005, S006, F008 of F009 optreedt, wordt, in plaats van de handtekening, deze foutcode geregistreerd in het attribuut ‘Elektronische handtekening fout’.
- g.
De mutatiecode van een PAUZE of ANDERE WERKZAAMHEDEN is ‘I’ als het volgnummer van de PAUZE of ANDERE WERKZAAMHEDEN voor de eerste keer wordt geregistreerd. De I staat voor Insert.
- h.
Annuleren van de laatste handmatige actie is mogelijk. Voor PAUZE en ANDERE WERKZAAMHEDEN moet dit op volgende manier worden aangegeven:
- 1.
De bestaande PAUZE of ANDERE WERKZAAMHEDEN wordt niet gewijzigd.
- 2.
Een nieuwe PAUZE of ANDERE WERKZAAMHEDEN wordt geregistreerd met het volgnummer van de PAUZE of ANDERE WERKZAAMHEDEN die geannuleerd moet worden.
- 3.
Datumtijd registratie van de nieuwe PAUZE of ANDERE WERKZAAMHEDEN is het tijdstip van registratie van de nieuwe PAUZE of ANDERE WERKZAAMHEDEN.
- 4.
Mutatiecode van de nieuwe PAUZE of ANDERE WERKZAAMHEDEN is ‘D’ om aan te geven dat de PAUZE of ANDERE WERKZAAMHEDEN met dit specifieke volgnummer geannuleerd moet worden.
- i.
Ook in de taxivervoermodus zonder chauffeurskaart moeten ARBEIDSTIJD, RIJTIJD, PAUZE en ANDERE WERKZAAMHEDEN worden vastgelegd. Alle voorkomens van ARBEIDSTIJD, RIJTIJD, PAUZE en ANDERE WERKZAAMHEDEN die zijn vastgelegd zonder chauffeurskaart worden per VERVOERDER uitgeleverd voor een BESTUURDER met het handmatig ingegeven Chauffeursidentificatienummer en het Chauffeurskaart volgnummer gevuld met nullen.
- j.
Een bericht bevat per BESTUURDER de optionele attributen ‘Publieke sleutel chauffeur’ en ‘Publieke sleutel boordcomputer’ waarvan precies 1 attribuut verplicht gevuld moet worden. Als de BESTUURDER bekend is moet het attribuut ‘Publieke sleutel chauffeur’ gevuld worden met het gehele X509 handtekeningcertificaat van de chauffeur, als de bestuurder onbekend is moet het attribuut ‘Publieke sleutel boordcomputer’ gevuld worden met het gehele X509 certificaat van de boordcomputer.
- k.
Een bericht bevat per ARBEIDSTIJD de optionele attributen ‘Elektronische handtekening chauffeur’ en ‘Elektronische handtekening boordcomputer’ waarvan precies 1 attribuut verplicht gevuld moet worden. Als de bijbehorende BESTUURDER bekend is moet het attribuut ‘Elektronische handtekening chauffeur’ gevuld worden, als de bestuurder onbekend is moet het attribuut ‘Elektronische handtekening boordcomputer’ gevuld worden.
Artikel 4.2. Arbeidstijden.xsd
De onderstaande Arbeidstijden.xsd wordt gebruikt.
Artikel 4.3. Volgorde gegevens
De geselecteerde arbeidstijden moeten gegroepeerd per vervoerder, en daarbinnen per ondernemerskaart, en daarbinnen per bestuurder in oplopende volgorde van volgnummer worden opgenomen. Binnen een arbeidstijd moeten de rijtijd, pauze en andere werkzaamheden elk in oplopende volgorde van volgnummer worden opgenomen.
Artikel 4.4. Integriteit gegevens
Alle arbeidstijden worden ondertekend met een elektronische handtekening. Voor het plaatsen van de elektronische handtekening wordt gebruik gemaakt van de private sleutel van de chauffeurskaart indien deze aanwezig is, en van de private sleutel van de systeemkaart indien de chauffeurskaart niet aanwezig is.
De ‘Arbeids-, rij- en rusttijden’ bevat een element <Arbeidstijd> en <Arbeidstijd> bevat de elementen <Data> en <Integriteit>. Het <Data> element bevat de volgende arbeidstijd gegevens:
- a.
ArVgNr
- b.
DatTdReg
- c.
DatTdBeg
- d.
DatTdEnd
- e.
Rijtijd
- f.
RtVgNr
- g.
DatTdReg
- h.
DatTdBeg
- i.
DatTdEnd
- j.
Pauze
- k.
PzVgNr
- l.
MtCd
- m.
DatTdReg
- n.
DatTdBeg
- o.
DatTdEnd
- p.
AdrWrkzmhdn
- q.
AwVgNr
- r.
MtCd
- s.
DatTdReg
- t.
DatTdBeg
- u.
DatTdEnd
Het <Integriteit> element bevat de elektronische handtekening chauffeur of elektronische handtekening boordcomputer van het bijbehorende <Data> element.
Bij het samenstellen van bericht ‘Arbeids-, rij- en rusttijden’ moeten de gegevens van het <Data> element onveranderd worden overgenomen uit de boordcomputer. Het berekenen van de ‘Elektronische handtekening chauffeur’ of ‘Elektronische handtekening boordcomputer’ van het <Data> element moet gebeuren bij het beëindigen van een arbeidstijd. De vastgelegde ‘Elektronische handtekening chauffeur’ of ‘Elektronische handtekening boordcomputer’ moeten per arbeidstijd onveranderd worden overgenomen in het onderliggende <Integriteit> element.
Artikel 4.5. Overige kenmerken
Artikel 4.5.1. Naamgeving
De naamgeving van de gegevenslevering ‘Arbeidstijd’ is als volgt:
Hierbij worden de cursief gedrukte gegevens gevuld met de corresponderende registratiewaarde. De volgende formaten worden hierbij gebruikt:
Gegeven | Formaat |
Kenteken | Zoals opgenomen in de gegevenslevering zelf |
DatumtijdSamenstellenBericht | CCYYMMDDHHMMSS |
DatumtijdBeginPeriode | CCYYMMDDHHMM |
DatumtijdEindePeriode | CCYYMMDDHHMM |
Artikel 4.5.2. Berichtgrootte
Bij 100 arbeidstijden is het bericht ‘arbeidstijd’ maximaal 120 Kbyte groot.
Artikel 5. Coördinaten
Artikel 5.1. Gegevens en functionele en technische berichtstructuur
Voor het bericht ‘Coördinaten’ worden de volgende gegevens en functionele en technische berichtstructuur onderkend:
Entiteit / attribuut | XML element | Inhoud | G | C | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BERICHT | Arbeidstijden; Id=”idGegevenslevering” | SEQ | V | 1 | |||||
Datumtijd samenstellen bericht | DatTdSmBr | DT | V | 1 | |||||
KORTE IDENTIFICATIE BOORDCOMPUTER | KortIdBCT | SEQ | V | 1 | |||||
Goedkeuringsnummer | GdKrgsNr | S28 *) | V | 1 | |||||
Programmatuur versienummer | ProgVrNr | C50 | V | 1 | |||||
PERIODE | Periode | SEQ | V | 1 | |||||
Datumtijd begin periode | DatTdBegPr | DT | V | 1 | |||||
Datumtijd einde periode | DatTdEndPr | DT | V | 1 | |||||
AUTO | Auto | SEQ | V | 1..2 | |||||
Kenteken | Kntkn | S6 | V | 1 | |||||
VERVOERDER | Vervoerder | SEQ | V | 1..* | |||||
KvK-nummer | KvKnr | S12 *) | V | 1 | |||||
P-nummer | Pnr | S8 *) | V | 1 | |||||
ONDERNEMERSKAART | Ondernemerskaart | SEQ | V | 1..* | |||||
Ondernemerskaart volgnummer | OkVgNr | S5 *) | V | 1 | |||||
COORDINAAT | COORD | SEQ | C | 0..* | |||||
Coördinaat volgnummer | VgNr | I(1..∞) | V | 1 | |||||
Datumtijd registratie | Dt | DT | V | 1 | |||||
Breedtegraad | Lat | D2.6(-90..+90) | V | 1 | |||||
Lengtegraad | Lon | D3.6(-180..+180) | V | 1 | |||||
Werkingsmodus | Md | {‘O’, ‘C’, ‘B’, ‘K’} | V | 1 | |||||
Werkingsniveau | Nv | {‘T’, ‘A’, ‘B’} | C | 0..1 |
Voor de legenda van het bovenstaande overzicht wordt verwezen naar artikel 10.
Toelichting:
- a.
De PERIODE is het tijdvak waarover de gebruiker de coördinaten heeft opgevraagd.
- b.
COORDINAAT wordt per VERVOERDER uniek geïdentificeerd door een volgnummer.
- c.
In werkingsmodus ‘Operationele modus’ is het attribuut ‘Werkingsniveau’ verplicht.
- d.
Alle coördinaten met een datumtijd registratie die ligt voor het tijdstip van de laatste activering van de boordcomputer worden gegroepeerd bij dezelfde AUTO – VERVOERDER – ONDERNEMERSKAART combinatie waarbij ‘Kenteken’, ‘KvK-nummer’, ‘P-nummer’ en ‘Ondernemerskaart volgnummer’ worden gevuld met de lege string (‘’).
- e.
Alle coördinaten die zijn geregistreerd na het tijdstip van de laatste activering worden geleverd met het kenteken van de auto, het KvK-nummer en P-nummer van de vervoerder en het volgnummer van de ondernemerskaart waarvoor de coördinaten zijn geregistreerd.
- f.
Alleen de werkingsmodus ‘Operationele Modus’ kent meerdere werkingsniveaus. Bij de overige modi wordt werkingsniveau ‘Basis’ aangehouden.
Artikel 5.2. Coordinaten.xsd
De onderstaande Coordinaten.xsd wordt gebruikt.
Artikel 5.3. Volgorde gegevens
De geselecteerde coördinaten moeten gegroepeerd per kenteken, en daarbinnen per vervoerder, en daarbinnen per ondernemerskaart, in oplopende volgorde van volgnummer, in het bericht worden opgenomen.
Artikel 5.4. Integriteit gegevens
Het bericht ‘Coördinaten’ wordt ondertekend met een elektronische handtekening van de boordcomputer. De afzonderlijke coördinaten worden niet ondertekend.
Artikel 5.5. Overige kenmerken
Artikel 5.5.1. Naamgeving
De naamgeving van de gegevenslevering ‘Coördinaten’ is als volgt:
Hierbij worden de cursief gedrukte gegevens gevuld met de corresponderende registratiewaarde. De volgende formaten worden hierbij gebruikt:
Gegeven | Formaat |
Kenteken | Het kenteken van de auto waarin de boordcomputer als laatste is geactiveerd. |
DatumtijdSamenstellenBericht | CCYYMMDDHHMMSS |
DatumtijdBeginPeriode | CCYYMMDDHHMM |
DatumtijdEindePeriode | CCYYMMDDHHMM |
Artikel 5.5.2. Berichtgrootte
Een bericht ‘Coördinaten’ bevat maximum 1.440 coördinaten per dag, wanneer de auto continu rijdt en 1 coördinaat per minuut wordt vastgelegd. Voor de periode van een dag geeft dat een bericht van maximaal 236 Kbyte. Per jaar is het bericht ‘Coördinaten’ maximaal 84 Mbyte groot.
Artikel 6. Gebeurtenis
Artikel 6.1. Gegevens en functionele en technische berichtstructuur
Voor het bericht ‘Gebeurtenis’ worden de volgende gegevens en functionele en technische berichtstructuur onderkend:
Entiteit / attribuut | XML element | Inhoud | G | C | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BERICHT | Gebeurtenis; Id=”idGegevenslevering” | SEQ | V | 1 | ||||||
Datumtijd samenstellen bericht | DatTdSmBr | DT | V | 1 | ||||||
KORTE IDENTIFICATIE BOORDCOMPUTER | KortIdBCT | SEQ | V | 1 | ||||||
Goedkeuringsnummer | GdKrgsNr | S28 *) | V | 1 | ||||||
Programmatuur versienummer | ProgVrNr | C50 | V | 1 | ||||||
PERIODE | Periode | SEQ | V | 1 | ||||||
Datumtijd begin periode | DatTdBegPr | DT | V | 1 | ||||||
Datumtijd einde periode | DatTdEndPr | DT | V | 1 | ||||||
AUTO | Auto | SEQ | V | 1 | ||||||
Kenteken | Kntkn | S6 | V | 1 | ||||||
CERTIFICAAT BOORDCOMPUTER | CertificaatBCT | SEQ | K | 1 | ||||||
Publieke sleutel boordcomputer | PubliekeSleutel; codering=”base64” | B *) | V | 1 | ||||||
VERVOERDER | Vervoerder | SEQ | V | 1..* | ||||||
KvK-nummer | KvKnr | S12 *) | V | 1 | ||||||
P-nummer | Pnr | S8 *) | V | 1 | ||||||
ONDERNEMERSKAART | Ondernemerskaart | SEQ | V | 1..* | ||||||
Ondernemerskaart volgnummer | OkVgNr | S5 *) | V | 1 | ||||||
GEBEURTENIS | Gbrtns | SEQ | C | 0..* | ||||||
DATA | Data | SEQ | V | 1 | ||||||
Gebeurtenis volgnummer | GbVgNr | I(1..∞) | V | 1 | ||||||
Code | Code | S4 | V | 1 | ||||||
Datumtijd registratie | DatTdReg | DT | V | 1 | ||||||
Km stand | KmStd | I8(0..MAX) | V | 1 | ||||||
Status rijden auto | StRdnAt | {‘R’, ‘S’} | V | 1 | ||||||
Werkingsmodus | WrkngsMds | {‘O’, ‘C’, ‘B’, ‘K’} | V | 1 | ||||||
Werkingsniveau | WrkngsNv | {‘T’, ‘A’, ‘B’} | V | 1 | ||||||
Aanvullende relevante informatie | AanvInfo | S100 | O | 0..1 | ||||||
BESTUURDER | Bestuurder | SEQ | C | 0..1 | ||||||
Chauffeursidentificatienummer | ChIdNr | S9 *) | V | 1 | ||||||
Chauffeurskaart volgnummer | CkVgNr | S5 *) | V | 1 | ||||||
INTEGRITEIT | Integriteit | SEQ | V | 1 | ||||||
Elektronische handtekening boordcomputer | ElHdBc; codering=”base64” | B | K | 1 | ||||||
Elektronische handtekening fout | ElHdFout | S | ||||||||
Datumtijd handtekening | DatTdHd | DT | V | 1 |
Voor de legenda van het bovenstaande overzicht wordt verwezen naar artikel 10.
Toelichting:
- a.
de PERIODE is het tijdvak waarover de gebruiker de gebeurtenissen heeft opgevraagd.
- b.
GEBEURTENIS wordt per VERVOERDER uniek geïdentificeerd door een volgnummer.
- c.
BESTUURDER is verplicht als tijdens het optreden van de gebeurtenis de werkingsmodus ‘Operationele Modus’ actief is in het werkingsniveau ‘Arbeidstijd’ of ‘Taxivervoer’.
- d.
Alleen de werkingsmodus ‘Operationele Modus’ kent meerdere werkingsniveaus. Bij de overige modi wordt werkingsniveau ‘Basis’ aangehouden.
- e.
De DATA van een GEBEURTENIS moet ondertekend worden met de elektronische handtekening van de boordcomputer om de integriteit van de gegevens achteraf te kunnen bepalen. Daartoe bevat INTEGRITEIT het attribuut ‘Elektronische handtekening boordcomputer’. Indien bij het genereren van de handtekening een gebeurtenis met foutcode S005 of F008 optreedt, wordt, in plaats van de handtekening, deze foutcode geregistreerd in het attribuut ‘Elektronische handtekening fout’.
- f.
Het attribuut ‘Status rijden auto’ wordt ingevuld op basis van gegevens van de verplaatsingsopnemer.
- g.
Een kilometerstand wordt opgenomen als een geheel getal, afgerond of afgekapt op een hele kilometer.
- h.
Door het vullen van het attribuut ‘Aanvullende relevante informatie’ kan waar relevant aanvullende informatie worden toegevoegd voor een bepaalde code.
- i.
Indien er geen bestuurder actief is tijdens registratie van een gebeurtenis moet BESTUURDER niet worden opgenomen in de registratie.
- j.
Alleen als er een bestuurder actief, maar de chauffeurskaart niet beschikbaar is tijdens registratie van een GEBEURTENIS moet ‘Chauffeurskaart volgnummer’ van de BESTUURDER gevuld worden met nullen.
- k.
Het attribuut ‘Publieke sleutel boordcomputer’ dient te worden gevuld met het gehele X509 certificaat van de boordcomputer.
Artikel 6.2. Gebeurtenis.xsd
De onderstaande Gebeurtenis.xsd wordt gebruikt.
Artikel 6.3. Volgorde gegevens
De geselecteerde gebeurtenissen moeten gegroepeerd per vervoerder, en daarbinnen per ondernemerskaart, in oplopende volgorde van volgnummer, in het bericht worden opgenomen.
Artikel 6.4. Integriteit gegevens
Alle gebeurtenissen worden ondertekend op basis van de private sleutel van de boordcomputer.
Het bericht Gebeurtenis bevat een element <Gebeurtenis> en het element <Gebeurtenis> bevat de elementen <Data> en <Integriteit>. Het <Data> element bevat de volgende gegevens:
- a.
GbVgNr
- b.
Code
- c.
DatTdReg
- d.
KmStd
- e.
StRdnAt
- f.
WrkngsMds
- g.
WrkngsNv
- h.
AanvInfo
- i.
Bestuurder.ChIdNr
- j.
Bestuurder.CkVgNr
Het <Integriteit> element bevat de elektronische handtekening boordcomputer van het bijbehorende <Data> element.
Bij het samenstellen van het bericht ‘Gebeurtenis’ moeten de gegevens van het <Data> element onveranderd worden overgenomen uit de administratie op de boordcomputer. Het berekenen van de ‘Elektronische handtekening boordcomputer’ van het Data element van een Rit moet gebeuren bij het optreden van de gebeurtenis. De vastgelegde ‘Elektronische handtekening boordcomputer’ moet per gebeurtenis onveranderd worden overgenomen in het onderliggende <Integriteit> element.
Artikel 6.5. Codetabel
In de onderstaande tabel staat de in het bericht op te nemen code per gebeurtenis vermeld.
Code | Omschrijving |
---|---|
S001 | een storing in de werking van de registratiefuntie |
S002 | een storing in de werking van de beveiligingsfuncties |
S003 | een storing in de werking van de sensoren |
S004 | een storing in de overbrenging van gegevens naar een externe interface zoals beschreven in deze bijlage |
S005 | een storing in de werking van de systeemkaart |
S006 | een storing in de werking van de boordcomputerkaart |
S007 t/m S999 | gereserveerd voor overheidsdoeleinden |
F001 | een integriteitsfout in de uitvoercode |
F002 | een integriteistfout in de systeemgegevens |
F003 | een integriteitfout in de opgeslagen gebruikersgegevens |
F004 | een integriteitfout bij de gegevensuitvoer naar de chauffeurskaart |
F005 | een fout in de registratiefunctie |
F006 | een fout die de beveiliging van de boordcomputer in gevaar brengen |
F007 | een fout bij de gegevensuitvoer naar externe inrichtingen |
F008 | een fout bij het gebruik van de systeemkaart |
F009 | een fout bij het gebruik van de boordcomputerkaart |
F010 | een fout in de bewegingsensor |
F011 | een fout in de positiebepalingsensor |
F012 | een fout in de koppeling met de taxameter |
F013 t/m F999 | gereserveerd voor overheidsdoeleinden |
M001 | het aanzetten van de boordcomputer |
M002 | het uitzetten van de boordcomputer |
M003 | het inbrengen van een boordcomputerkaart |
M004 | het uitnemen van een boordcomputerkaart |
M005 | het inbrengen van een ongeldige boordcomputerkaart |
M006 | het inbrengen van een chauffeurskaart waarvan blijkt dat de datum en het tijdstip van de laatste registratie op de chauffeurskaart, op een later tijdstip valt dan de actuele datum en het tijdstip van de boordcomputer |
M007 | het niet op een juiste wijze afsluiten van een kaartsessie |
M008 | het inbrengen van een chauffeurskaart waarvan blijkt dat de laatste kaartsessie niet juist is afgesloten |
M009 | het ontstaan van onvoldoende opslagcapaciteit op het geheugen van de boordcomputer |
M010 | het verdwijnen van onvoldoende opslagcapaciteit op het geheugen van de boordcomputer |
M011 | het ontstaan van onvoldoende opslagcapaciteit op de chauffeurskaart |
M012 | het verdwijnen van onvoldoende opslagcapaciteit op de chauffeurskaart |
M013 | het ontstaan van een onderbreking van ten minste 5 seconden in de stroomvoorziening van de boordcomputer |
M014 | het verdwijnen van een onderbreking van ten minste 5 seconden in de stroomvoorziening van de boordcomputer |
M015 | het begin van een periode waarin de contactgeschakelde voedingsbron is uitgeschakeld in de toestand rijden |
M016 | het einde van een periode waarin de contactgeschakelde voedingsbron is uitgeschakeld in de toestand rijden |
M017 | het optreden van een toestand verplaatsen zonder dat er sprake is van een toestand rijden |
M019 | het begin van het niet kunnen verkrijgen van positiegegevens gedurende 5 minuten |
M020 | het einde van het niet kunnen verkrijgen van positiegegevens gedurende 5 minuten |
M021 | een afwijking van meer dan twee procent tussen de, met behulp van bewegingsgegevens van de bewegingsopnemer en de constante van de boordcomputer, berekende afstand en de werkelijke afstand |
M022 | een afwijking van meer dan vijf procent tussen de berekende afstand op basis van gegevens van de bewegingsopnemer en positiebepalingsensor |
M023 | het overbrengen van gegevens inclusief de naam van de externe interface |
M024 | gebeurtenissen die kunnen duiden op het in gevaar brengen van de beveiliging van de boordcomputer |
M025 | het activeren van de boordcomputer |
M026 | het keuren van de boordcomputer |
M027 | het deactiveren van de boordcomputer |
M028 | het inschakelen van een bedrijfsvergrendeling van de boordcomputer |
M029 | inschakelen van een werkingsmodus inclusief naam werkingsmodus |
M030 | het uitschakelen van een werkingsmodus inclusief naam werkingsmodus |
M031 | het begin van rijden in de operationele modus werkingsniveau taxivervoer zonder chauffeurskaart |
M032 | het einde van rijden in de operationele modus werkingsniveau taxivervoer zonder chauffeurskaart |
M033 | het detecteren van een niet-succesvolle authenticatiepoging |
M034 | installeren van een programmatuurrevisie |
M035 | starten van audit- en beveiligingsfuncties |
M036 | stoppen van audit- en beveiligingsfuncties |
M037 | het uitblijven of weigeren van een elektronische handtekening |
M038 | niet-geautoriseerde wijziging in de configuratie van de boordcomputer |
M039 | toegang tot het gebeurtenissenlogboek |
M040 t/m M999 | gereserveerd voor overheidsdoeleinden |
Een fabrikant is vrij om voor eigen doeleinden codes aan de bovenstaande reeks toe te voegen. Elke code moet bestaan uit een hoofdletter gevolgd door drie cijfers.
Artikel 6.6. Overige kenmerken
Artikel 6.6.1. Naamgeving
De naamgeving van de gegevenslevering ‘Gebeurtenis’ is als volgt:
Hierbij worden de cursief gedrukte gegevens gevuld met de corresponderende registratiewaarde. De volgende formaten worden hierbij gebruikt:
Gegeven | Formaat |
Kenteken | Zoals opgenomen in de gegevenslevering zelf |
DatumtijdSamenstellenBericht | CCYYMMDDHHMMSS |
DatumtijdBeginPeriode | CCYYMMDDHHMM |
DatumtijdEindePeriode | CCYYMMDDHHMM |
Artikel 6.6.2. Berichtgrootte
Bij 100 gebeurtenissen is het bericht ‘Gebeurtenis’ maximaal 100 Kbyte groot.
Artikel 7. Onderzoek
Artikel 7.1. Gegevens en functionele en technische berichtstructuur
Voor het bericht ‘Onderzoek’ worden de volgende gegevens en functionele en technische berichtstructuur onderkend:
Entiteit / attribuut | XML element | Inhoud | G | C | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BERICHT | Onderzoek; Id=”idGegevenslevering” | SEQ | V | 1 | |||||
Datumtijd samenstellen bericht | DatTdSmBr | DT | V | 1 | |||||
KORTE IDENTIFICATIE BOORDCOMPUTER | KortIdBCT | SEQ | V | 1 | |||||
Goedkeuringsnummer | GdKrgsNr | S28 *) | V | 1 | |||||
Programmatuur versienummer | ProgVrNr | C50 | V | 1 | |||||
PERIODE | Periode | SEQ | V | 1 | |||||
Datumtijd begin periode | DatTdBegPr | DT | V | 1 | |||||
Datumtijd einde periode | DatTdEndPr | DT | V | 1 | |||||
AUTO | Auto | SEQ | V | 1 | |||||
Kenteken | Kntkn | S6 | V | 1 | |||||
CERTIFICAAT BOORDCOMPUTER | CertificaatBCT | SEQ | K | 1 | |||||
Publieke sleutel boordcomputer | PubliekeSleutel; codering=”base64” | B *) | V | 1 | |||||
IDENTIFICATIE BOORDCOMPUTER | IdentificatieBCT | SEQ | V | 1 | |||||
Naam fabrikant | NmFb | S *) | V | 1 | |||||
Serienummer | SrNr | C50 *) | V | 1 | |||||
Versienummer | VrNr | C50 | V | 1 | |||||
Bouwjaar | BwJr | I(1..∞) | V | 1 | |||||
Goedkeuringsnummer | GdKrgsNr | S28 *) | V | 1 | |||||
PROGRAMMATUUR | Programmatuur | SEQ | V | 1..* | |||||
Versienummer | VrNr | C50 | V | 1 | |||||
Datumtijd installatie | DatTdIns | DT | V | 1 | |||||
ACTIVERINGSONDERZOEK | ActiveringsOnderzoek | SEQ | V | 1 | |||||
DATA | Data | SEQ | V | 1 | |||||
Volgnummer | VgNr | I(1..∞) | V | 1 | |||||
Km stand | KmStd | I8(1..MAX) | V | 1 | |||||
Datumtijd onderzoek | DatTdOndrzk | DT | V | 1 | |||||
Constante boordcomputer | CnstBCT | I(0..∞) | V | 1 | |||||
Effectieve omtrek wielband | EffOmtrkWlbd | I(0..∞) | V | 1 | |||||
Bandenmaat | BdMt | S(min 1 karakter, maar geen spaties) | V | 1 | |||||
Koppeling taxameter | KpTxMtr | {‘Aanwezig’, ‘Afwezig’} | V | 1 | |||||
Resultaat | Rslt | {‘Positief’, ‘Negatief’} | V | 1 | |||||
Opmerking | Opm | S100 | V | 1 | |||||
WERKPLAATS | Werkplaats | SEQ | V | 1 | |||||
Erkenningsnummer | ErkNr | S20 *) | V | 1 | |||||
Keuringskaart volgnummer | KkVgNr | S5 *) | V | 1 | |||||
INTEGRITEIT | Integriteit | SEQ | V | 1 | |||||
Elektronische handtekening boordcomputer | ElHdBc; codering=”base64” | B | K | 1 | |||||
Elektronische handtekening fout | ElHdFout | S | |||||||
Datumtijd handtekening | DatTdHd | DT | V | 1 | |||||
PERIODIEK ONDERZOEK | PeriodiekOnderzoek | SEQ | C | 0..* | |||||
DATA | Data | SEQ | V | 1 | |||||
Volgnummer | VgNr | I(1..∞) | V | 1 | |||||
Km stand | KmStd | I8(1..MAX) | V | 1 | |||||
Datumtijd onderzoek | DatTdOndrzk | DT | V | 1 | |||||
Constante boordcomputer | CnstBCT | I(0..∞) | V | 1 | |||||
Effectieve omtrek wielband | EffOmtrkWlbd | I(0..∞) | V | 1 | |||||
Bandenmaat | BdMt | S(min 1 karakter, maar geen spaties) | V | 1 | |||||
Koppeling taxameter | KpTxMtr | {‘Aanwezig’, ‘Afwezig’} | V | 1 | |||||
Resultaat | Rslt | {‘Positief’, ‘Negatief’} | V | 1 | |||||
Opmerking | Opm | S100 | V | 1 | |||||
WERKPLAATS | Werkplaats | SEQ | V | 1 | |||||
Erkenningsnummer | ErkNr | S20 *) | V | 1 | |||||
Keuringskaart volgnummer | KkVgNr | S5 *) | V | 1 | |||||
INTEGRITEIT | Integriteit | SEQ | V | 1 | |||||
Elektronische handtekening boordcomputer | ElHdBc; codering=”base64” | B | K | 1 | |||||
Elektronische handtekening fout | ElHdFout | S | |||||||
Datumtijd handtekening | DatTdHd | DT | V | 1 |
Voor de legenda van het bovenstaande overzicht wordt verwezen naar artikel 10.
Toelichting:
- a.
De PERIODE is het tijdvak waarover de gebruiker de gebeurtenissen heeft opgevraagd.
- b.
ACTIVERINGSONDERZOEK wordt uniek geïdentificeerd door een volgnummer.
- c.
PERIODIEK ONDERZOEK wordt uniek geïdentificeerd door een volgnummer.
- d.
Constante boordcomputer is in impulsen per kilometer.
- e.
Effectieve omtrek wielband is in millimeters.
- f.
Bandenmaat is in inches.
- g.
De DATA van een ACTIVERINGSONDERZOEK c.q. een PERIODIEK ONDERZOEK moet ondertekend worden met de elektronische handtekening van de boordcomputer om de integriteit van de gegevens achteraf te kunnen bepalen. Daartoe bevat INTEGRITEIT het attribuut ‘Elektronische handtekening boordcomputer’. Indien bij het genereren van de handtekening een gebeurtenis met foutcode S005 of F008 optreedt, wordt, in plaats van de handtekening, deze foutcode geregistreerd in het attribuut ‘Elektronische handtekening fout’.
- h.
Een kilometerstand wordt opgenomen als een geheel getal, afgerond of afgekapt op een hele kilometer.
- i.
Het attribuut ‘Publieke sleutel boordcomputer’ dient te worden gevuld met het gehele X509 certificaat van de boordcomputer.
Artikel 7.2. Onderzoek.xsd
De onderstaande Onderzoek.xsd dient te worden gebruikt.
Artikel 7.3. Volgorde gegevens
Als eerste wordt het geselecteerde activeringsonderzoek in het bericht opgenomen. Daarna worden de geselecteerde periodieke onderzoeken in oplopende volgorde van volgnummer in het bericht opgenomen.
Artikel 7.4. Integriteit gegevens
Het activeringsonderzoek en de periodieke onderzoeken worden ondertekend op basis van de private sleutel van de boordcomputer.
Het bericht ‘Onderzoek’ bevat het element <ActiveringsOnderzoek> en nul of meer <PeriodiekOnderzoek> elementen. Elke instantie van een van beide elementen bevat de elementen <Data> en <Integriteit>. Het <Data> element bevat elk van deze gevallen dezelfde gegevens:
- a.
VgNr
- b.
KmStd
- c.
DatTdOndrzk
- d.
CnstBCT
- e.
EffOmtrkWlbd
- f.
BdMt
- g.
KpTxMtr
- h.
Rslt
- i.
Opm
- j.
Werkplaats.ErkNr
- k.
Werkplaats.KkVgNr
Het <Integriteit> element bevat de elektronische handtekening van het bijbehorende <Data> element.
Bij het samenstellen van het bericht ‘Onderzoek’ moeten de gegevens van het <Data> element onveranderd worden overgenomen uit de registratie op de boordcomputer. Het berekenen van de elektronische handtekening van het <Data> element van een ‘Onderzoek’ wordt gedaan bij het afronden van een onderzoek. De vastgelegde elektronische handtekening wordt per onderzoek overgenomen in het onderliggende <Integriteit> element.
Artikel 7.5. Overige kenmerken
Artikel 7.5.1. Naamgeving
De naamgeving van de gegevenslevering ‘Onderzoek’ is als volgt:
Hierbij worden de cursief gedrukte gegevens gevuld met de corresponderende registratiewaarde. De volgende formaten worden hierbij gebruikt:
Gegeven | Formaat |
Kenteken | Zoals opgenomen in de gegevenslevering zelf |
DatumtijdSamenstellenBericht | CCYYMMDDHHMMSS |
DatumtijdBeginPeriode | CCYYMMDDHHMM |
DatumtijdEindePeriode | CCYYMMDDHHMM |
Artikel 7.5.2. Berichtgrootte
Bij 10 onderzoeken is het bericht ‘onderzoek’ maximaal 10 Kbyte groot.
Artikel 8. Chauffeurskaartdata
Artikel 8.1. Gegevens en functionele en technische berichtstructuur
Voor het bericht ‘Chauffeurskaartdata’ worden de volgende gegevens en functionele en technische berichtstructuur onderkend:
Entiteit / attribuut | XML element | Inhoud | G | C | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BERICHT | Chauffeurskaartdata; Id=”idGegevenslevering” | SEQ | V | 1 | ||||
Datumtijd samenstellen bericht | DatTdSmBr | DT | V | 1 | ||||
KORTE IDENTIFICATIE BOORDCOMPUTER | KortIdBCT | SEQ | V | 1 | ||||
Goedkeuringsnummer | GdKrgsNr | S28 *) | V | 1 | ||||
Programmatuur versienummer | ProgVrNr | C50 | V | 1 | ||||
PERIODE | Periode | SEQ | V | 1 | ||||
Datumtijd begin periode | DatTdBegPr | DT | V | 1 | ||||
Datumtijd einde periode | DatTdEndPr | DT | V | 1 | ||||
BESTUURDER | Bestuurder | SEQ | V | 1 | ||||
Chauffeursidentificatienummer | ChIdNr | S9 *) | V | 1 | ||||
Chauffeurskaart volgnummer | CkVgNr | S5 *) | V | 1 | ||||
CERTIFICAAT | Certificaat | SEQ | V | 1 | ||||
CERTIFICAAT CHAUFFEUR | CertificaatChauffeur | SEQ | V | 1 | ||||
Publieke sleutel chauffeur | PubliekeSleutel; codering=”base64” | B *) | V | 1 | ||||
CHAUFFEURSKAARTDATA | ChKrtData | SEQ | C | 0..1 | ||||
DATA | Data; Id=”idData” | SEQ | V | 1 | ||||
Chauffeursactiviteiten | ChauffeursActiviteiten; codering=”base64” | B *) | V | 1 | ||||
Boordcomputercertificaten | BCTCertificaten; codering=”base64” | B *) | V | 1 | ||||
INTEGRITEIT | Integriteit | SEQ | V | 1 | ||||
Elektronische handtekening chauffeur | ElHdCh; codering=”base64” | B | K | 1 | ||||
Elektronische handtekening fout | ElHdFout | S | ||||||
Datumtijd handtekening | DatTdHd | DT | V | 1 |
Voor de legenda van het bovenstaande overzicht wordt verwezen naar artikel 10.
Toelichting:
- a.
De PERIODE bestrijkt het eerste tot en met het laatste record op de chauffeurskaart. De ‘Datumtijd begin periode’ en ‘Datumtijd einde periode’ in de gegevenslevering worden overgenomen uit ‘Chauffeursactiviteiten’ in de CHAUFFEURSKAARTDATA.
- b.
‘Chauffeursactiviteiten’ bevat de Base64 gecodeerde weergave van de binaire inhoud van het bestand ‘EF.Driver_Activity_Data’, overgenomen van de chauffeurskaart.
- c.
‘Boordcomputercertificaten’ bevat de Base64 gecodeerde weergave van de binaire inhoud van het bestand ‘EF.BCT_Certificates’, overgenomen van de chauffeurskaart.
- d.
De DATA van CHAUFFEURSKAARTDATA moet ondertekend worden met de elektronische handtekening van de chauffeur om de integriteit van de gegevens achteraf te kunnen bepalen. Daartoe bevat INTEGRITEIT het attribuut ‘Elektronische handtekening chauffeur’. Indien bij het genereren van de handtekening een gebeurtenis met foutcode S006 of F009 optreedt, wordt, in plaats van de handtekening, deze foutcode geregistreerd in het attribuut ‘Elektronische handtekening fout’.
- e.
Het attribuut ‘Publieke sleutel chauffeur’ dient te worden gevuld met het gehele X509 handtekeningcertificaat van de chauffeur.
Artikel 8.2. Chauffeurskaartdata.xsd
De onderstaande Chauffeurskaartdata.xsd wordt gebruikt.
Artikel 8.3. Volgorde gegevens
De chauffeurskaartdata wordt overgenomen zoals deze wordt aangetroffen op de chauffeurskaart.
Artikel 8.4. Integriteit gegevens
Chauffeurskaartdata wordt ondertekend met een elektronische handtekening. Voor het plaatsen van de elektronische handtekening wordt gebruik gemaakt van de private sleutel behorende bij het handtekeningcertificaat van de chauffeurskaart.
Het bericht ‘Chauffeurskaartdata’ bevat een element <ChKrtData> en <ChKrtData> bevat de elementen <Data> en <Integriteit>. Het <Data> element bevat de base64 representaties van de binaire inhoud van de chip-bestanden ‘EF.Driver_Activity_Data’ en ‘EF.BCT_Certificates’, zoals overgenomen uit de chauffeurskaart, in de volgende respectievelijke elementen:
- a.
ChauffeursActiviteiten
- b.
BCTCertificaten
Het <Integriteit> element bevat de elektronische handtekening chauffeur van het bijbehorende <Data> element.
Bij het samenstellen van bericht ‘Chauffeurskaartdata’ moeten de gegevens van het <Data> element zoals hierboven gespecificeerd worden overgenomen uit de chauffeurskaart. Het berekenen van de ‘Elektronische handtekening chauffeur’ moet gebeuren zodra deze data van de chauffeurskaart is overgenomen. De vastgelegde ‘Elektronische handtekening chauffeur’ moet onveranderd worden overgenomen in het onderliggende <Integriteit> element.
Artikel 8.5. Overige kenmerken
Artikel 8.5.1. Naamgeving
De naamgeving van de gegevenslevering ‘Chauffeurskaartdata’ is als volgt:
Hierbij worden de cursief gedrukte gegevens gevuld met de corresponderende registratiewaarde. De volgende formaten worden hierbij gebruikt:
Gegeven | Formaat |
Chauffeursidentificatienummer | Zoals opgenomen in de gegevenslevering zelf |
Chauffeurskaartvolgnummer | Zoals opgenomen in de gegevenslevering zelf |
DatumtijdSamenstellenBericht | CCYYMMDDHHMMSS |
DatumtijdBeginPeriode | CCYYMMDDHHMM |
DatumtijdBeginPeriode | CCYYMMDDHHMM |
Artikel 8.5.2. Berichtgrootte
Het bericht ‘Chauffeurskaartdata’ is maximaal 200 Kbyte groot.
Artikel 9. Toelichting specificaties gegevensleveringen en algemene XSD
Artikel 9.1. Toelichting bij specificaties van gegevensleveringen
De toelichting bij elk van de functioneel/technische specificaties van een gegevenslevering uit artikelen 3 t/m 8 bestaat uit de navolgende legenda:
Kolomkop / waarde | Betekenis | |
---|---|---|
Entiteit / attribuut: | Functionele beschrijving van het gegeven. De visuele groepering van entiteiten en attributen representeert de hiërarchische structuur van het bericht. | |
XML element: | De technische berichtstructuur is XML. In deze kolom wordt de naam van het XML element waarin het betreffende gegeven wordt opgeslagen vermeld. Indien het betreffende element een XML attribuut kent, dan is diens naam en waarde bij de elementnaam opgenomen (bijv. codering=”base64”). | |
Inhoud: | Datatype, lengte en vorm van de inhoud van het XML element: | |
*) | Waarde zoals overgenomen uit de betreffende boordcomputerkaart. | |
{lijst} | Eén van de waarden in de lijst. | |
B | Binaire data gecodeerd als Base64. | |
C# | Een reeks van maximaal # karakters beginnend en eindigend met een letter of cijfer met daartussenin optioneel een of meer letters, cijfers, punten (‘.’) en/of liggende streepjes (‘-’). | |
CHOICE | Wordt gebruikt wanneer de inhoud van een entiteit naar keuze of conditie één van twee of meer onderliggende entiteiten/attributen moet bevatten. Gebruik wordt nader toegelicht. | |
D#.# | Een reëel getal met de vermelde precisie (de # links van de punt representeert het maximale aantal cijfers van het gehele deel en de # rechts van de punt representeert het maximale aantal decimalen). | |
D#.#(bereik) | Een reëel getal met de vermelde precisie (zie D#.#) en binnen het vermelde bereik inclusief de vermelde eindwaarden. | |
DT | Tijdstip gecodeerd als een datum en een tijd in UTC. | |
I | Een geheel getal in het bereik -oneindig tot +oneindig. | |
I# | Een geheel getal van maximaal # cijfers. | |
I#(bereik) | Een geheel getal van maximaal # cijfers binnen het vermelde bereik inclusief de vermelde eindwaarden. Het symbool MAX staat hierbij voor het getal bestaande uit even zo veel 9’s als # aangeeft. | |
I(bereik) | Een geheel getal binnen het vermelde bereik inclusief de vermelde eindwaarden. Het symbool ‘∞’ staat hierbij voor oneindig. | |
S | Een onbepaald lange reeks van willekeurige karakters. | |
S# | Een reeks van maximaal # willekeurige karakters. | |
SEQ | Een geordende groep van onderliggende elementen. | |
G: | Gebruik van het gegeven: | |
C | Conditioneel. Gebruik wordt nader toegelicht. | |
K | Keuze. Wordt gebruikt wanneer er naar keuze of conditie één van twee of meer elementen moet worden gebruikt. Gebruik wordt nader toegelicht. | |
O | Optioneel. Gebruik naar keuze. | |
V | Verplicht. | |
C: | Cardinaliteit: specificeert hoe veel keer het element wordt herhaald. Hierbij staat ∞ voor een onbeperkt aantal keren. |
Artikel 9.2. Algemene XML schema definities in bcttypes.xsd
De berichtstructuren uit artikelen 3 t/m 8 maken allen gebruik van een algemene XSD: bcttypes.xsd. Dit is een XML schema definitie zonder default namespace en zonder targetNamespace. Daardoor neemt het de default namespace en targetNamespace van elke XML schema definitie die bcttypes.xsd ’include’ aan. Dit effect heet: ‘chameleon include’.
De inhoud van bcttypes.xsd is als volgt: