Einde inhoudsopgave
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 9 [Onbevoegd besturen]
Geldend
Geldend vanaf 24-04-2021
- Bronpublicatie:
07-04-2021, Stb. 2021, 197 (uitgifte: 23-04-2021, kamerstukken: 35293)
- Inwerkingtreding
24-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-04-2021, Stb. 2021, 197 (uitgifte: 23-04-2021, kamerstukken: 35293)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Inrichting wegverkeer
Verkeersrecht (V)
1.
Het is degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd, verboden gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid is ontzegd, op de weg een motorrijtuig te besturen of als bestuurder te doen besturen.
2.
Het is degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, indien aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën is afgegeven, verboden op de weg een motorrijtuig van die categorie of categorieën dan wel gedurende dat gedeelte van de geldigheidsduur te besturen of als bestuurder te doen besturen. Hetzelfde verbod geldt voor degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, tenzij aan hem, nadat hij aan deze voorwaarden heeft voldaan, een ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën is afgegeven.
3.
Het tweede lid geldt niet ten aanzien van de bestuurder van een motorrijtuig gedurende de tijd dat aan hem ter verkrijging van een rijbewijs voor de categorie of categorieën van motorrijtuigen waarop de ongeldigverklaring betrekking heeft, rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven en gedurende de tijd dat door hem een rijproef wordt afgelegd in het kader van een onderzoek, door of vanwege de overheid ingesteld, naar zijn rijvaardigheid of geschiktheid.
4.
Het is degene van wie ingevolge artikel 130, tweede lid, de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs is gevorderd, dan wel wiens rijbewijs is ingevorderd en aan wie dat bewijs niet is teruggegeven, verboden op de weg een motorrijtuig van de categorie of categorieën waarvoor dat bewijs was afgegeven, te besturen of als bestuurder te doen besturen.
5.
Het is degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen is geschorst, verboden gedurende de tijd dat de schorsing van kracht is, op de weg een motorrijtuig van de categorie of categorieën waarop de schorsing betrekking heeft, te besturen of als bestuurder te doen besturen.
6.
Het vierde en het vijfde lid gelden niet ten aanzien van de bestuurder van een motorrijtuig gedurende de tijd dat door hem een rijproef wordt afgelegd in het kader van een ingevolge artikel 131, eerste lid, onderdeel b, gevorderd onderzoek. Voorts geldt het vijfde lid niet ten aanzien van de bestuurder van een motorrijtuig gedurende de tijd dat aan hem, ter voorbereiding op een onderzoek naar de rijvaardigheid in het kader van een ingevolge artikel 131, eerste lid, onderdeel b, gevorderd onderzoek, rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven.
7.
Het is degene van wie ingevolge artikel 164 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs is gevorderd, dan wel van wie zodanig bewijs is ingevorderd en aan wie dat bewijs niet is teruggegeven, verboden op de weg een motorrijtuig van de categorie of categorieën waarvoor dat bewijs was afgegeven, te besturen of als bestuurder te doen besturen.
8.
Het is degene van wie ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften de inlevering van het rijbewijs is gevorderd, dan wel wiens rijbewijs krachtens die wet is ingenomen, verboden op de weg een motorrijtuig, voor het besturen waarvan het rijbewijs is afgegeven, te besturen of als bestuurder te doen besturen met ingang van het tijdstip, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van die wet.
9.
Voor de toepassing van het tweede, vierde, vijfde, zesde en achtste lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland.