Rb. Utrecht, 19-07-2012, nr. 818860 AE VERZ 12-264 PK 442
ECLI:NL:RBUTR:2012:BX3475
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
19-07-2012
- Zaaknummer
818860 AE VERZ 12-264 PK 442
- LJN
BX3475
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2012:BX3475, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 19‑07‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2012-0704
VAAN-AR-Updates.nl 2012-0704
Uitspraak 19‑07‑2012
Inhoudsindicatie
Voorwaardelijk ontbindingsverzoek arbeidsovereenkomst gedetacheerde medewerker detentiecentrum Justitie na ontslag op staande voet. Verzoek wordt afgewezen omdat het op dezelfde feiten is gebaseerd als het ontslag op staande voet, welke feiten door werknemer worden betwist. Van belang is dat in deze procedure geen plaats is voor een met voldoende waarborgen omklede bewijslevering, terwijl hoger beroep van de beslissing evenmin openstaat. Voor zover verzoek mede steunt op de terreinontzegging door Justitie, is dat geen aanleiding voor een andere beslissing. Indien na het door werknemer verzochte getuigenverhoor komt vast te staan dat hij geen fysiek geweld heeft gebruikt, mag ervan worden uitgegaan dat Justitie deze beslissing zal herzien.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 818860 AE VERZ 12-264 PK 442
beschikking d.d. 19 juli 2012
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G4S Security Services B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen G4S,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S.W.J. Koenen,
tegen:
[verweerder]
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.W. Koekebakker.
1. Het verloop van de procedure
G4S heeft op 11 juni 2012 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 9 juli 2012 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1.
G4S drijft een onderneming, die zich onder meer richt op het detacheren van detentietoezichthouders ten behoeve van detentiecentra van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
[verweerder], geboren op [1980], is op 23 mei 2005 in dienst van G4S getreden. Het laatstgenoten loon bedroeg € 2.054,40 bruto per 4 weken, exclusief 8% vakantiebijslag. Zijn functie was Beveiligingsemployé. Hij was tewerkgesteld in het Detentiecentrum Zeist.
2.2.
Op 27 april 2012 heeft G4S [verweerder] op staande voet ontslagen. De schriftelijke bevestiging daarvan vermeldt onder meer het volgende:
"Op vrijdag 27-04-2012 heeft u met [A], locatiemanager G4S en [B], Operationeel manager G4S een gesprek gehad. Aanleiding hiervoor was de melding, die over u is geschreven door collega [C] over een conflict wat heeft plaatsgevonden op 25-04-2012.
We hebben u gevraagd uw verhaal op papier te zetten.
Op de bewuste dag en tijdstip was u belast met de functie van ambulant 52 AB. Er is aan u gevraagd om een ingeslotene van 52 EF terug naar zijn afdeling te begeleiden. Dit heeft u gedaan. Op het moment dat u op 52 EF aankwam, zag u een Arabisch sprekende ingeslotene. U heeft met hem in het Arabisch gesproken. Op het moment dat collega [C] u hoort, spreekt hij u hierop aan en geeft aan dat er een afspraak is dat er met ingeslotenen die Nederlands spreken ook Nederlands gesproken dient te worden. Dit zodat de andere collega's ook weten waar het gesprek over gaat. U heeft bij collega van [C] aangegeven, dat u niet wenst te worden aangesproken waar een ingeslotene bij staat. Als hij u aanspreekt op een moment dat er geen ingeslotene bij aanwezig is, kunt u dit accepteren maar niet op deze manier.
- U.
geeft aan dat u hierna naar beneden wilde gaan om een televisie weg te brengen. U wordt door collega van [C] tegen gehouden, waarop u aangeeft naar beneden te willen om de televisie weg te brengen. Hierop bent u naar beneden gegaan. Verder is er volgens uw schriftelijke verklaring niets gebeurd.
Hierna hebben [A] en [B] een gesprek gehad met [C]. Uit zijn schriftelijke, dan wel mondelinge verklaring komt naar voren, dat u hem heeft geslagen op het moment dat hij u heeft aangesproken. U heeft hem met de vuist in de buikstreek geslagen. Dit wordt schriftelijk bevestigd door onder andere [D], collega DBV".
2.3.
Bij brief van 1 mei 2012 heeft de Vestigingsdirecteur van het Detentiecentrum Zeist aan G4S meegedeeld dat aan [verweerder] de toegang wordt ontzegd tot het terrein en alle gebouwen van het Detentiecentrum, omdat uit onderzoek van G4S is gebleken dat [verweerder] een collega fysiek heeft aangevallen.
2.4.
Op 22 juni 2012 heeft [verweerder] een verzoek ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met betrekking tot hetgeen is voorgevallen tussen [verweerder] en zijn collega [C].
3. Het verzoek, het verweer en de beoordeling
3.1.
G4S verzoekt de arbeidsovereenkomst, voor zover deze rechtens nog bestaat, te ontbinden wegens gewichtige redenen, primair op grond van een dringende reden, subsidiair op grond van veranderingen in de omstandigheden, in het laatste geval zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding.
G4S legt aan haar verzoek ten grondslag dat van haar niet kan worden gevergd dat zij een werknemer die fysiek geweld gebruikt tegenover een collega in dienst houdt. Het gedrag van [verweerder] vormt primair een dringende reden die ontbinding rechtvaardigt. Subsidiair is sprake van veranderingen in de omstandigheden: door het gedrag van [verweerder] heeft G4S elk vertrouwen in hem verloren en is de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig en blijvend verstoord.
Ter onderbouwing van de door haar gestelde feiten beroept G4S zich op door haar overgelegde schriftelijke verklaringen van [C], [E] en [D]. Voorts stelt G4S dat [verweerder] wisselende verklaringen heeft afgelegd: in een schriftelijke verklaring schrijft hij niets over fysiek contact, na het ontslag heeft hij toegegeven dat hij een slaande beweging heeft gemaakt, en ter zitting stelt hij dat hij [C] van zich heeft afgeduwd.
3.2.
[verweerder] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek. Volgens hem is alleen sprake geweest van een begroeting in het Arabisch, en niet van een gesprek. In het bijzijn van de gedetineerde heeft [C] [verweerder] op hoge toon en intimiderend aangesproken. Omdat hij dicht bij hem kwam staan, heeft [verweerder] hem zachtjes weggeduwd. Hij heeft hem niet geslagen of gestompt.
3.3.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Het verzoek van G4S is uitsluitend gebaseerd op de stelling dat [verweerder] fysiek geweld tegen [C] zou hebben gebruikt. De juistheid van die stelling laat zich niet goed beoordelen, nu de door G4S overgelegde schriftelijke verklaringen enerzijds en de verklaringen van [verweerder] anderzijds op essentiële punten uiteenlopen. Hierbij is van belang dat in deze procedure, waarin ontbinding wordt verzocht voor het geval de arbeidsovereenkomst nog in stand mocht blijken te zijn, geen plaats is voor met voldoende waarborgen omklede bewijslevering, terwijl hoger beroep van de beslissing evenmin openstaat.
Bij deze stand van zaken is het verzoek niet toewijsbaar. De kantonrechter merkt hierbij op dat [verweerder] inmiddels ook het initiatief heeft genomen te trachten op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen over hetgeen is voorgevallen, en wel door het indienen van bovengenoemd verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, welk verzoek bij beschikking van heden wordt toegewezen.
Voor zover G4S bedoeld heeft het verzoek mede te doen steunen op de terreinontzegging door Justitie aan [verweerder], is dat geen aanleiding voor een andere beslissing op het ontbindingsverzoek. Indien na de getuigenverhoor mocht komen vast te staan dat [verweerder] geen fysiek geweld heeft gebruikt, mag er tevens van worden uitgegaan dat Justitie haar beslissing zal herzien.
3.4.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen. De proceskosten zullen tussen partijen worden gecompenseerd, gelet op de rechtsverhouding tussen partijen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat elk van partijen de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2012.