Hof Arnhem-Leeuwarden, 17-05-2018, nr. TBS P18/0087
ECLI:NL:GHARL:2018:4678
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
17-05-2018
- Zaaknummer
TBS P18/0087
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:4678, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 17‑05‑2018; (Beschikking)
Uitspraak 17‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Opleggingsrechter heeft gemotiveerd geoordeeld dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is gemaximeerd. Het hof heeft daarom niet de bevoegdheid zich opnieuw over deze vraag uit te laten.
TBS P18/0087
Beslissing d.d. 17 mei 2018
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
verblijvende in de [kliniek] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 28 november 2017, houdende afwijzing van het verzoek tot aanhouding teneinde de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te doen onderzoeken en verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2015, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
- het verlengingsadvies van de [kliniek] van 4 oktober 2017, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 8 februari 2016 tot en met 29 augustus 2017;
- de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 19 oktober 2017;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 30 november 2017;
- de aanvullende informatie van de [kliniek] van 25 april 2018, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 29 augustus 2017 tot en met 28 november 2017.
Het hof heeft ter zitting van 3 mei 2018 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht en de advocaat-generaal mr. A.M. de Vries.
Overwegingen:
Het advies van de [kliniek]
Kernproblematiek
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van ernstige verslavings-, psychiatrische- en persoonlijkheidsproblematiek. Daarnaast is hij verstandelijk beperkt.
De terbeschikkinggestelde lijdt aan schizofrenie en kampt voorts met een chronische vorm van paranoïdie, die vermoedelijk niet alleen voortkomt uit de schizofrenie, maar ook uit een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid. Bij de terbeschikkinggestelde is verder sprake van antisociale persoonlijkheidskenmerken.
Recidivegevaar
Het risico op gewelddadig gedrag wordt bij een intramuraal verblijf als laag ingeschat. Bij begeleid verlof wordt dit risico als laag tot matig ingeschat en bij onbegeleid verlof als matig tot hoog. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het risico op een terugval in gewelddadig gedrag ingeschat als hoog.
Het verlengingsadvies van 4 oktober 2017
De verwachting is dat de terbeschikkinggestelde, gezien de ernst en de chroniciteit van zijn pathologie en gelet op de voorgeschiedenis van mislukte opnamen en behandelingen, gebaat zal zijn bij langdurige behandeling en begeleiding. Het ziektebesef- en inzicht is nagenoeg afwezig en in het verleden heeft hij zich meermalen onttrokken aan behandeling. Momenteel wordt toegewerkt naar een vervolgtraject binnen de reguliere Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Dit traject zal zeker twee jaar in beslag gaan nemen. Voordat gestart kan worden met het praktiseren van begeleide verloven zullen eerst de verschillende probleemgebieden de komende periode intensief bewerkt moeten worden. Bij goed verloop zal hierna onbegeleid verlof volgen. Het advies van de kliniek luidt om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlegen.
De aanvullende informatie van 25 april 2018
De situatie is sinds het uitbrengen van het vorige verlengingsadvies nagenoeg ongewijzigd. Er is sprake van een stabiel maar psychotisch ziektebeeld. De terbeschikkinggestelde volgt zijn dagprogramma trouw en hij werkt mee aan controles op middelengebruik. De komende periode zal met gepast risicomanagement voorzichtige uitbouw van vrijheden plaatsvinden. Een directe overgang naar de reguliere GGZ is volgens de kliniek een stap te ver. De voorkeur gaat uit naar voortzetting van de behandeling binnen De Voorde, waar sprake is van een strak kader en waar forensische expertise aanwezig is.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een herbeoordeling van het oordeel over de maximering van de terbeschikkingstelling, zoals bepleit door de advocaat-generaal, in casu in strijd is met de rechtszekerheid. Bij de beoordeling van de vraag of de terbeschikkingstelling is gemaximeerd is het onherroepelijke opleggingsvonnis leidend. Gelet op het uitvoerig gemotiveerde oordeel van de opleggingsrechter dat de terbeschikkingstelling gemaximeerd is, bestaat thans geen ruimte voor herbeoordeling. De raadsman heeft het hof verzocht het oordeel van de opleggingsrechter omtrent de maximering in stand te laten. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de beslissing waarvan beroep te vernietigen en de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, zodat binnen dat jaar toegewerkt kan worden naar een vervolgbehandeling binnen het kader van de Wet Bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ).
Het standpunt van het openbaar ministerie
Uit de adviezen van de kliniek volgt dat een verlenging van de terbeschikkingstelling is aangewezen, daarbij gelet op de spelende problematiek en het thans nog aanwezige recidivegevaar. Het dilemma hierbij is of een termijn van vier jaar, zoals door de opleggingsrechter is bepaald, wel voldoende is voor het realiseren van de behandeling en resocialisatie. Een mogelijkheid is om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, zodat na dit jaar getoetst kan worden of doorstroming naar een BOPZ-kader na ommekomst van nog één jaar kan plaatsvinden. Mocht blijken dat de beveiliging van de maatschappij voortzetting van een strafrechtelijke maatregel vereist, dan kan na deze verlenging met een jaar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege overwogen worden.
Met verwijzing naar de indexdelicten heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat het oordeel van de opleggingsrechter dat de huidige terbeschikkingstelling gemaximeerd is, apert onjuist is. Daarnaast heeft de advocaat-generaal verwezen naar twee arresten van dit hof (P16/0472 van 20 april 2017 en P16/0278 van 22 september 2016) en aangevoerd dat het hof de mogelijkheid heeft het oordeel van de opleggingsrechter over de maximering te herbeoordelen.
Haar conclusie luidt dat de beslissing waarvan beroep wordt vernietigd, waarmee het hof kan terugkomen op het oordeel van de opleggingsrechter omtrent de maximering van de terbeschikkingstelling. Daarnaast heeft zij geconcludeerd de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar te verlengen. Subsidiair heeft de advocaat-generaal geconcludeerd, in het geval het hof het oordeel omtrent de maximering van de terbeschikkingstelling in stand laat, de beslissing waarvan beroep te vernietigen en de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar te verlengen, zodat na ommekomst van dit jaar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege kunnen worden beoordeeld.
Het oordeel van het hof
Gemaximeerde terbeschikkingstelling
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, thans van oordeel dat in het geval dat de rechter die de maatregel heeft opgelegd overeenkomstig artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering onder opgave van redenen heeft overwogen dat de maatregel niet is opgelegd terzake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaak voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, de verlengingsrechter niet meer de bevoegdheid heeft zich opnieuw over deze vraag uit te laten.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, omdat het hof tot een andere beslissing komt.
Indexdelict
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 24 september 2015 is de terbeschikkinggestelde ter zake van:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
poging tot zware mishandeling;
poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
mishandeling, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
mishandeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en
diefstal,
veroordeeld een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen en tot de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat terbeschikkingstelling tot een periode van vier jaar is gemaximeerd.
Stoornis en recidiverisico
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van ernstige verslavings-, psychiatrische- en persoonlijkheidsproblematiek en er is sprake van een verstandelijke beperking. De terbeschikkinggestelde lijdt aan schizofrenie en kampt voorts met een chronische vorm van paranoïdie. Daarnaast is bij de terbeschikkinggestelde sprake van antisociale persoonlijkheidskenmerken.
Het risico op gewelddadig gedrag wordt bij een intramuraal verblijf als laag ingeschat. Bij begeleid verlof wordt dit risico als laag tot matig ingeschat en bij onbegeleid verlof als matig tot hoog. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het risico op een terugval in gewelddadig gedrag ingeschat als hoog.
Verlenging
Gelet op de adviezen van de kliniek en gelet op het overige verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel vereist.
Het hof acht het van belang dat over een jaar het verloop van het verloftraject wordt geëvalueerd en zal om die reden de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar verlengen.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 28 november 2017 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. P.R. Wery en mr. R.R.H. Laurens als raadsheren,
en dr. A.J. Verheugt en dr. I. Troost als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Helmus als griffier,
en op 17 mei 2018 in het openbaar uitgesproken.
De raden en mr. R.R.H. Laurens zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.